Hoe ben je in het vak van bedrijfsarts terechtgekomen?
‘Dat was eigenlijk een toevalstreffer. Ik was huisarts, maar twijfelde of ik daar echt mijn carrière van wilde maken. Parttime werken was toen nog echt not done, maar dat wilde ik wel en inhoudelijk was het werk ook niet helemaal wat ik voor ogen had. Dus toen de kans voorbijkwam om een praktijk over te nemen, besloot ik dat niet te doen. Ik heb nog wel een tijd in de praktijk gewerkt en ben ondertussen rechten gaan studeren, waar ook een afstudeerrichting Organisatie en Management was. Dat vond ik interessant. Op een netwerkborrel liet ik aan veel mensen weten dat ik op zoek was naar werk in de sociale geneeskunde. Een week later had ik een baan, via een verpleegkundige die een arbodienst wilde oprichten. Die is er nooit gekomen, maar dat waren mijn eerste stappen in de bedrijfsgeneeskunde. Later ben ik overgestapt naar een interne arbodienst om de opleiding te kunnen doen.’
Welke specialisaties heb je binnen het vak?
‘Ik weet vanwege mijn opleiding veel van de juridische kant van het werk. Na mijn eerste twee banen ben ik verder gaan solliciteren en uiteindelijk bij een kleine arbodienst in Maastricht terechtgekomen, waar ik tot mijn pensionering heb gewerkt. Vandaaruit ben ik extra activiteiten gaan doen, onder andere voor de NVAB. Ik werd lid van een commissie die ook de bedrijfsgezondheidkundige dagen organiseerde. Zo ontmoette ik Kees van Vliet en samen kwamen we erachter dat er geen commissie was voor de juridische kant van ons vak. Die Commissie Wet- en Regelgeving (CWR) is uiteindelijk opgericht, ik ben daar vanaf het eerste moment tot vandaag bij betrokken.’
Wat houdt de taak in?
‘Omdat ik ook een juridische opleiding heb, was de CWR een logische keuze. We hebben als commissie veel gedaan om regelgeving te vertalen in leidraden voor mensen die werken in de sociale geneeskunde. Zo heb ik heb voor de NVAB, samen met Carel Hulshof, de leidraad verplichte medische keuringen tijdens dienstverband gemaakt.
De CWR geeft ook gevraagd en ongevraagd advies aan het bestuur van de NVAB. Via de vraagbaak krijgen we veel vragen binnen die we beantwoorden. Momenteel gaan veel vragen over taakdelegatie. Hoe we dat in dat praktijk moeten vormgeven. We gaan nooit in op persoonlijke of specifieke omstandigheden, maar geven uitleg over de regelgeving.
Buiten de NVAB heb ik ook nog negen jaar in de klachtencommissie aanstellingskeuringen (CKA) gezeten en ben ik lid van het regionaal tuchtcollege (RTC).’
Waarom zet je je in voor de vereniging?
‘Mijn wereldje werd wat klein vond ik, vooral toen ik nog bij de interne arbodienst werkte waar ik mijn carrière begon. Dus zocht ik een andere baan, maar wilde ook nevenactiviteiten gaan doen, de breedte opzoeken. Routine is een doodsteek, je wilt toch plezier in je werk houden en uitgedaagd worden. Je komt uit je eigen kringetje en kijkt op een andere manier naar je vak. Dat maakt het aantrekkelijker.’
Hoe beïnvloeden al die rollen elkaar?
‘Vooral positief. Je netwerk is groter, je krijgt andere input en het verruimt je blik. Ik gebruik mijn kennis van de praktijk ook om regelgeving te vertalen naar het werkveld. Het is fijn om te kunnen kijken wat wel en niet werkt, met andere collega’s dan de mensen die je iedere dag ziet.’
Waarom is het belangrijk voor het hele werkveld dat mensen dit soort taken doen?
‘Deels om wat ik net zei, het houdt de bedrijfsartsen zelf scherp. Maar het werkveld heeft ook jonge mensen nodig die de uitdagingen in het organiseren van ons werk handen en voeten geven. Enerzijds om werknemers te beschermen tegen wild west-taferelen, maar primair om de bedrijfsartsen zelf tools te geven om hun werk op verantwoorde wijze te doen. Zo is er ooit een Zembla-uitzending geweest over allerlei misstanden bij verzuimbureaus, die telefonistes zieke werknemers lieten benaderen, met nauwelijks tussenkomst van een bedrijfsarts en weinig waarborg voor de privacy. Er is wel wat veranderd na die uitzending, maar er zijn nog steeds cowboys.’
‘Met de NVAB kunnen we voorlichting geven en standpunten of leidraden maken. De vereniging is geen toezichthouder, al wordt dat soms wel verwacht. Maar het kan wel een spreekbuis zijn naar bedrijfsgeneeskundige organisaties of organisaties buiten het werkveld. Ook kan het bedrijfsartsen informeren, bijvoorbeeld over contracten. En de vereniging kan ervoor zorgen dat bedrijfsartsen samen een vuist maken en invloed uitoefenen, zodat we bijvoorbeeld meer aan preventie kunnen gaan doen. We kunnen de wereld misschien niet veranderen, maar wel invloed uitoefenen en zorgen dat iedereen op de hoogte is.’