De volgende onderwerpen passeerden de revue:
Alcoholafhankelijkheid en de belastbaarheidsbeoordeling
Een aios richtte zich op een veelvoorkomend probleem in de praktijk van zowel de verzekerings- als de bedrijfsarts: cliënten met een alcoholverslaving. Hoe kom je bij deze cliënten tot een goede beoordeling van de belastbaarheid? Het onderzoek betrof een inventarisatie van de ervaringen van verzekeringsartsen middels interviews, afgenomen bij acht artsen werkzaam bij UWV Regio Noord-Holland Noord. De meerderheid van deze artsen ervoer geen problemen bij het bespreekbaar maken van verslavingsproblematiek. Wat betreft het komen tot een beoordeling van de belastbaarheid waren de ervaringen wisselend. Artsen gaven aan dat de complexiteit van factoren die vaak een rol spelen bij alcoholproblematiek, zoals psychische comorbiditeit, de psychosociale situatie en de onvoorspelbaarheid van het beloop de inschatting lastig maken. Anderzijds lijkt de aanwezigheid van psychische comorbiditeit de onderbouwing van de belastbaarheid ook weer te vergemakkelijken. Enkele artsen gaven aan behoefte te hebben aan actualisering van de vakkennis op het thema. Tevens hadden artsen behoefte aan meer medische informatie vanuit de curatieve sector om de beoordeling beter voorbereid te kunnen uitvoeren.
Ervaringen met verzuimbegeleiding op afstand
De coronapandemie heeft een flink beroep gedaan op onze mate van flexibiliteit en creativiteit. De meeste bedrijven en instanties moesten omschakelen van fysiek werken op locatie naar digitaal werken op afstand, zo ook de Arbodiensten. In hoeverre de kwaliteit en effectiviteit van begeleiden op afstand verschilt van de begeleiding die fysiek op locatie plaatsvindt is nog niet bekend. Een van de aios heeft een kwalitatieve inventarisatie gedaan naar de ervaringen van (bedrijfs)artsen en arboverpleegkundigen met verzuimbegeleiding op afstand via telefonisch contact. Wat waren bevorderende en belemmerende factoren en wat zijn aanbevelingen om verzuimbegeleiding op afstand in de toekomst verder te optimaliseren? De ervaringen zijn wisselend, maar overwegend positief. Werken op afstand wordt gezien als een waardevolle aanvullende werkwijze. Verdere optimalisatie is te bereiken door naast telefonisch contact beeldbellen te faciliteren en meer invloed toe te kennen aan het medische team als het gaat om de besluitvorming welke consulten fysiek moeten plaats vinden. Aandachtspunt bij het werken op afstand is het onderling contact met collega’s. Het ontbreken hiervan bij thuiswerken werd door het merendeel van de ondervraagden als een gemis benoemd.
Beoordeling specifieke rugklachten via telefonisch consult
Ook verzekeringsartsen waren tijdens de covid-19 pandemie genoodzaakt een aanzienlijk deel van hun consulten telefonisch uit te voeren, ook bij cliënten met lichamelijke klachten. Belastbaarheid moest daarbij worden beoordeeld zonder de mogelijkheid van observatie en lichamelijk onderzoek. Het is interessant om te weten of een beoordeling middels een telefonisch consult leidt tot een andere beoordeling van de belastbaarheid dan een beoordeling middels een fysiek consult. Middels een retrospectief cohortonderzoek heeft een aios verzekeringsgeneeskunde dit onderzocht voor de beoordeling van cliënten met specifieke rugklachten. Met behulp van CEC-data zijn twee aselecte steekproeven gevormd; 100 dossiers met een beoordeling op basis van een fysiek spreekuur in de periode voor de pandemie en 100 op basis van een telefonisch consult tijdens de pandemie. De totale FML scores toonden geen significante verschillen voor beide groepen. Mogelijk speelt het feit dat het om een specifieke diagnose gaat, die bijvoorbeeld beter onderbouwd kan worden op basis van gegevens van de behandelaar, hierbij een rol. Verder onderzoek moet uitwijzen of bij meer aspecifieke diagnoses de wijze van consultvoering wel verschil maakt.
Langdurig in de WIA op basis van GBM
Wat zijn de kenmerken van cliënten met langdurig verzuim en een WIA-uitkering op grond van “Geen Benutbare Mogelijkheden” (GBM)? Meer inzicht in mogelijke risicofactoren en/of kenmerken zou kunnen bijdragen aan een gerichter aanbod van het UWV aan deze groep (bijvoorbeeld eerder herbeoordelen, aanbod interventies) en daarmee bijdragen aan de WIA-uitstroom en een efficiëntere inzet van de beperkt beschikbare capaciteit. Een retrospectief cohortonderzoek is uitgevoerd waarbij cliënten zijn meegenomen aan wie in 2014 op basis van GBM een WIA is toegekend. Vervolgens zijn de kenmerken van de groep cliënten die ten tijde van de follow up (5 jaar later) nog een WIA ontvingen vergeleken met de groep cliënten die in de tussentijd is uitgestroomd. In totaal werden 4.170 personen in dit onderzoek meegenomen. De uitkomsten laten zien dat een hogere leeftijd, ziekte/gebrek van psychische aard en/of een ernstige psychiatrische stoornis (EPS) geassocieerd zijn met langdurige arbeidsongeschiktheid bij mensen met een WIA op basis van GBM. Verder onderzoek is nodig om te bepalen of eerder oproepen dan wel nauwgezetter monitoren van deze groep, ook daadwerkelijk zou resulteren in een snellere uitstroom.
Handelingsverlegenheid bedrijfsarts bij werknemers met autisme
Een volgend onderzoek betrof de handelingsverlegenheid die bedrijfsartsen ervaren bij de begeleiding van werknemers met een autisme-spectrum-stoornis (ASS). De arbeidsparticipatie bij mensen met ASS is laag (circa 25-30%) en goede re-integratie-begeleiding is dus van belang, maar uit eerder onderzoek bleek dat bedrijfsartsen zich onvoldoende bekwaam voelen om werknemers met ASS te begeleiden. Met een dwarsdoorsnede onderzoek middels een vragenlijst is deze handelingsverlegenheid verder onderzocht; welke factoren spelen hierbij een rol, welke behoeftes leven er en welke ervaring is er met ondersteunde instrumenten voor de bedrijfsarts als de Groslijst voor arbo-dienstverleners? In totaal 61 respondenten hebben de vragenlijst volledig ingevuld, waarvan het merendeel bedrijfsartsen in opleiding betrof. Interventiemogelijkheden als inzet van een jobcoach, en verwijzing naar de specialistische GGZ zijn bij het merendeel van de respondenten bekend, maar 20% geeft aan onvoldoende interventiemogelijkheden te kennen. Voor het duiden van de beperkingen geven instrumenten als de IZP/FML/Bar volgens de helft van de respondenten onvoldoende mogelijkheden. De ondersteunende instrumenten voor de bedrijfsarts zijn nauwelijks bekend.
Aantrekkelijkheid van het vakgebied bedrijfsgeneeskunde
De opleiding bedrijfsgeneeskunde kent een beperkte populariteit onder geneeskundestudenten. Terwijl een verhoging van de instroom hard nodig is om de huidige en aankomende tekorten te compenseren. Wat maakt dat geneeskundestudenten al dan niet overwegen om voor dit vak te kiezen? En hoe tevreden zijn bedrijfsartsen (in opleiding) over hun werk? Een bedrijfsarts heeft dit onderzocht middels een vragenlijstonderzoek, waarbij zowel geneeskundestudenten als bedrijfsartsen (in opleiding) zijn benaderd. Het merendeel van de geneeskundestudenten geeft aan geen goed beeld van het vakgebied te hebben, en vindt dat het meer aandacht zou moeten krijgen in het curriculum. Hoewel veel studenten geen toekomst voor zichzelf zien als bedrijfsarts, blijken bij navraag de inhoudelijke aspecten van het vak hen wel aan te spreken. Opvallend is dat van de artsen die wél de keuze hebben gemaakt voor de bedrijfsgeneeskunde, ruim 90% het werk erg leuk vindt. Er is nog een aanzienlijke verbetering mogelijk ten aanzien van de bekendheid van de bedrijfsgeneeskunde onder geneeskundestudenten, waarbij het juist ook vanuit de inhoud en middels voorbeeldfiguren ‘gepromoot’ kan worden.
Priya Govindarajan, aios Verzekeringsgeneeskunde NSPOH en Angarath van der Zee – van den Berg, docent/coördinator onderzoeksscholing NSPOH
Correspondentie en bij interesse in de onderzoeken: onderzoek@nspoh.nl