Werkenden die in het verleden met een kankerdiagnose werden geconfronteerd, kunnen te maken krijgen met late effecten van de behandelingen, zoals lichamelijke klachten, vermoeidheid of cognitieve problemen.
Ingrid Boelhouwer onderzocht in haar promotieonderzoek Werk na kanker in hoeverre deze late effecten samenhangen met het functioneren in werk.
Het ging daarbij om werkvermogen en burn-outklachten. Daarnaast werd de rol van sociale steun door collega’s, een ondersteunende leiderschapsstijl en autonomie in het werk onderzocht. Ingrid Boelhouwer promoveerde in september 2022 aan de Open Universiteit in Heerlen op haar proefschrift. Voor haar promotieonderzoek voerde Boelhouwer een longitudinale vragenlijststudie uit onder werkenden die twee tot tien jaar geleden de diagnose kanker kregen. Verder interviewde zij een grote groep leidinggevenden, humanresourcemanagers, bedrijfsartsen en andere professionals over hun ervaringen met de begeleiding van deze groep werkenden.
De meeste deelnemers waren werkenden in loondienst die met borstkanker waren geconfronteerd. Analyses in deze groep maakten duidelijk dat bij meer vermoeidheid en/of cognitieve klachten een lager werkvermogen werd gerapporteerd en hoger werd gescoord op burn-outklachten, ook negen maanden later. Lichamelijke klachten spelen hierbij een kleinere rol.
Men functioneert beter als men meer steun krijgt van leidinggevenden en collega’s. Essentieel daarbij is wél dat deze steun aanhoudt, anders verdwijnt de samenhang.
Uiteraard is het voor het ontvangen van steun nodig dat de klachten gedeeld worden. En dat vereist dus psychologische veiligheid op de werkvloer en binnen de organisatie. Een bedrijfsarts – en in het bijzonder de in oncologie gespecialiseerde bedrijfsarts (BACO, bedrijfsarts-consulent oncologie) – kan hierin een rol spelen.
Uit de studie blijkt eveneens dat autonomie in het werk gunstig is. Dat valt vooral op bij werkenden met meer cognitieve klachten, waarbij hogere autonomie samenhangt met een lager niveau aan burn-outklachten. Bij veel lichamelijke klachten is het belangrijk niet te weinig autonomie in het werk te hebben, maar ook niet te veel. Dat kan dan misschien zelfs belastend zijn. Omdat de situatie en klachtenpatronen per persoon verschillen, is altijd specifiek maatwerk vereist. Een open dialoog met de werkende is daarbij belangrijk.
Conclusie: steun en autonomie dragen bij aan beter werkvermogen
Een waardevol proefschrift met praktische aanbevelingen voor de praktijk. Steun van de leidinggevende en autonomie in werk dragen bij aan een beter werkvermogen. Op basis van dit onderzoek verdienen deze aanbevelingen een plek in de NVAB-richtlijn Kanker en werk.