De (verzekerings)arts werkzaam bij UWV werkt binnen een juridische context. Daarbij wordt gestreefd naar rechtsgelijkheid en rechtszekerheid. Uit eerder onderzoek blijkt dat medische arbeidsongeschiktheidsbeoordelingen een grote mate van variabiliteit vertonen.1 Hierbij was er een hogere mate van overeenkomst bij gebruik van een gestandaardiseerd instrument. Bij vijf van de zes Nederlandse studies2-4,6-7 hierin opgenomen, is een redelijke tot goede mate van overeenkomst gevonden.
Dit onderzoek richt zich op de interdoktervariatie bij de beoordeling in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA-beoordeling) bij klanten die arbeidsongeschikt zijn gemeld wegens borstkanker. Dit onderzoek richt zich specifiek op borstkanker omdat het een afgebakende klantengroep betreft, er een verzekeringsgeneeskundig protocol Borstkanker8 beschikbaar is, het een veelvoorkomende aandoening is in Nederland en deze populatie een hoog risico heeft op het verliezen van betaald werk en het krijgen van een arbeidsongeschiktheidsuitkering tot één jaar na de diagnose. Doel van dit onderzoek is om de interdoktervariatie te onderzoeken wat betreft de duurbelastbaarheid. Dit omdat een verminderde duurbelastbaarheid regelmatig aangegeven wordt bij dit ziektebeeld en doorgaans het meest bepalend is voor de uiteindelijke uitkomst van de WIA-beoordeling. Om een mogelijke verklaring te vinden voor eventuele interdoktervariatie is tevens gekeken in hoeverre de mate van interdoktervariatie verschilt op basis van kenmerken van de artsen (geslacht, functiegroep en werkervaring) en zijn doorslaggevende factoren bij het bepalen van de duurbelastbaarheid onderzocht.
Onderzoeksopzet
Deelnemende (verzekerings)artsen vulden een vragenlijst in en gaven toestemming deze anoniem te gebruiken voor onderzoek. Met de vragenlijst werden de volgende gegevens verzameld:
-
Kenmerken van de deelnemer: geslacht, functie en werkervaring in de verzekeringsgeneeskunde.
-
Voor acht dezelfde casussen werd het aantal uren dat de klant belastbaar werd geacht aangegeven, zowel per dag als per week, vastgelegd in de functionele mogelijkhedenlijst (FML).
-
De meestdoorslaggevende factoren bij het bepalen van de duurbelastbaarheid.
Deelnemers
Tachtig (verzekerings)artsen werkzaam bij UWV Rotterdam, zijn per e-mail benaderd voor deelname. Exclusiecriterium was minder dan 3 maanden werkzaam zijn in de verzekeringsgeneeskunde. Dit omdat artsen bij UWV Rotterdam binnen 3 maanden dusdanig ingewerkt zijn dat zij zelfstandig spreekuren kunnen doen en weten hoe zij een FML moeten invullen. Zij hebben namelijk een e-learning hierover gevolgd en weten waar zij verzekeringsgeneeskundige protocollen en standaarden kunnen vinden. De casussen betreffen geanonimiseerde medische rapportages waarin anamnese, lichamelijk en psychisch onderzoek en informatie van derden zijn opgenomen. Deze casussen zijn gekozen op basis van mogelijke indicatiegebieden voor een verminderde duurbelastbaarheid uit de verzekeringsgeneeskundige standaard Duurbelastbaarheid in arbeid, het verzekeringsgeneeskundig protocol Borstkanker en jurisprudentie. In bijlage 1 is een beschrijving van de gebruikte casussen weergegeven.
Procedures en statistische analyses
In de analyse werden gemiddeld 8 uur en >8 uur per dag beschouwd als één categorie, evenals gemiddeld 40 uur en >40 uur per week. Bij meer dan 2 aangevinkte categorieën, is uitgegaan van de laagste categorie.
Per casus is het percentage overeenkomst in de duurbelastbaarheid berekend. De Fleiss’ kappa en bijbehorende 95 procent betrouwbaarheids- interval (95% BI) is berekend om de mate van interdoktervariatie te beoordelen. Hierbij vond ook vergelijking tussen groepen plaats, uitgesplitst naar functie (arts niet in opleiding tot specialist (anios), arts in opleiding tot specialist (aios), verzekeringsarts, geslacht (man, vrouw) en werkervaring in de verzekeringsgeneeskunde (3 maanden-10 jaar, >10 jaar). Ook vond analyse van ruwe data plaats, ter analyse van opvallende zaken wat betreft inhoudelijke aspecten van de casussen en de mate van overeenkomst in de duurbelastbaarheid.
Fleiss’ kappa kan gebruikt worden om waargenomen overeenkomst te beoordelen bij meerdere beoordelaars die meerdere ordinale data invullen en die de waargenomen overeenkomst beoordeelt ten opzichte van wat verwacht wordt als de deelnemers willekeurig zouden invullen.9 Fleiss’ kappa-waarden tussen 0.0 tot 0.2 duiden op een geringe overeenstemming, 0.21 tot 0.40 op een matige overeenstemming, 0.41 tot 0.60 op een redelijke overeenkomst, 0.61-0.80 op een goede overeenkomst en 0.81 tot 1.0 op een uitstekende, bijna perfecte overeenkomst9. De Fleiss’ kappa is berekend voor alle artsen en uitgesplitst naar functiegroep, geslacht en werkervaring. Hierbij is om te bepalen of verschillen tussen groepen significant zijn, gekeken naar of de Fleiss’ kappa valt binnen het 95% BI van de andere groepen.
Bijlage 1: Korte beschrijving van de gebruikte casussen.
De cursiefgedrukte tekst in de tabel geeft aan waarmee de casus zich vooral onderscheidt van andere casussen.
1
|
WIA einde wachttijd
Claimklachten: moeheid, concentratie, geheugen, neuropathie.
Behandeling: operatie, chemotherapie, tamoxifen.
Sociaal: weduwe.
Dagverhaal: normaal dag-nachtritme, dagverhaal met activiteiten, slaapt 2 uur overdag op slechte dag.
Visie werk: ongeschikt eigen werk i.v.m. moeheid en concentratie.
|
2
|
Zelfde klant als 1, herbeoordeling 5 jaar na eerste ziektedag.
Behandeling: operatie, chemotherapie, eerder tamoxifen (tamoxifen is nu gestopt).
Dagverhaal: slaapt in principe niet meer overdag.
Visie werk: bezig met vrijwilligerswerk. Zoekt werk met hulp van re-integratiebureau. Twijfelt of 20 uur/week werken teveel is. Verder onveranderd.
|
3
|
WIA einde wachttijd
Claimklachten: moeheid, concentratie, geheugen, armklachten, soms somber/angstig/piekeren maar positief ingesteld.
Behandeling: operatie, chemotherapie, volgt nu revalidatie 2x/week 1,5-2,5 uur/keer.
Sociaal: getrouwd, mantelzorger voor man.
Dagverhaal: normaal dag-nachtritme, dagverhaal met activiteiten, slaapt 2 uur overdag.
Visie werk: lukt niet i.v.m. moeheid, maar heeft inkomen uit werk nodig.
|
4
|
Zelfde casus als 3, alleen volgt klant nu geen revalidatietraject.
|
5
|
WIA einde wachttijd
Claimklachten: moeheid, slecht slapen, mentale klachten.
Behandeling: Operatie, radiotherapie, psycholoog 1x/2 weken.
Sociaal: woont met 2 volwassen kinderen.
Dagverhaal: geen duidelijk dag-nachtritme, in dagverhaal nauwelijks activiteiten, ligt veel op de bank.
Visie werk: kan niks, moet eerst beter worden.
|
6
|
Zelfde casus als 5, echter behandeling is alleen operatie.
|
7
|
Zelfde casus als 5, echter behandeling is alleen operatie en tamoxifen.
|
8
|
Zelfde casus als 5, echter behandeling is operatie, chemotherapie en radiotherapie.
|
Resultaten: 30 deelnemers
Van de 80 benaderde (verzekerings)artsen hebben 31 deelgenomen. Geen van de deelnemers voldeed aan het exclusiecriterium <3 maanden werkzaam bij UWV. Eén deelnemer had meerdere vragen niet beantwoord en werd geëxcludeerd, waarna 30 deelnemers overbleven. Van hen was 47 procent (n=14) man en 53 procent (n=16) vrouw. 47 procent (n=14) was verzekeringsarts, 23 procent (n=7) anios en 30 procent (n=9) aios. De werkervaring in de verzekeringsgeneeskunde was bij 70 procent (n=21) 3 maanden tot 10 jaar en bij 30 procent (n=9) >10 jaar.
Gekozen duurbelastbaarheid en mate van overeenstemming
In Tabel 1 is per casus weergegeven hoeveel artsen welke duurbelastbaarheid aangaven. De mate van overeenkomst in de duurbelastbaarheid in de casussen lag tussen de 37 en 73 procent. De Fleiss’ kappa berekend voor alle deelnemers is 0.17, 95% BI [0.12, 0.21]. Dit duidt op een geringe overeenstemming in de aangegeven belastbare uren.
Tabel 1: Aantal keer (%) aangegeven belastbare uren/week per casus en het overeenkomstpercentage tussen de 30 deelnemers.
1
|
0
|
(0%)
|
5
|
(17%)
|
20
|
(67%)
|
5
|
(17%)
|
67%
|
2
|
0
|
(0%)
|
3
|
(10%)
|
9
|
(30%)
|
18
|
(60%)
|
63%
|
3
|
7
|
(23%)
|
22
|
(73%)
|
1
|
(3%)
|
0
|
(0%)
|
73%
|
4
|
0
|
(0%)
|
12
|
(40%)
|
17
|
(57%)
|
1
|
(3%)
|
57%
|
5
|
2
|
(6%)
|
13
|
(43%)
|
8
|
(27%)
|
7
|
(23%)
|
43%
|
6
|
1
|
(3%)
|
10
|
(33%)
|
4
|
(13%)
|
15
|
(50%)
|
50%
|
7
|
1
|
(3%)
|
11
|
(37%)
|
10
|
(33%)
|
8
|
(27%)
|
37%
|
8
|
2
|
(6%)
|
21
|
(70%)
|
6
|
(20%)
|
1
|
(3%)
|
70%
|
De Fleiss’ kappa berekend voor groepen uitgesplitst naar geslacht, functiegroep of werkervaring (Tabel 2), liet een significant verschil zien tussen de groep aios en de groep verzekeringsartsen. Hierbij is onder aios sprake van een hogere overeenstemming met een Fleiss’ kappa van 0.25, 95% BI [0.17, 0.33] duidend op een matige overeenstemming ten opzichte van een Fleiss’ kappa onder verzekeringsartsen van 0.14, 95% BI [0.06, 0.22] duidend op een geringe overeenstemming. Tussen de overige groepen werden geen significante verschillen gevonden.
Tabel 2: Mate van overeenstemming (Fleiss’ kappa) in aangegeven belastbare uren per groep.
* Significant verschil.
Mannen (n=14)
|
0.12 [0.05, 0.20]
|
Gering
|
Vrouwen (n=16)
|
0.18 [0.12, 0.24]
|
Gering
|
Anios (n=7)
|
0.20 [0.08, 0.33]
|
Gering
|
Aios (n=9)
|
0.25 [0.17, 0.33]*
|
Matig
|
Verzekeringsartsen (n=14]
|
0.14 [0.06, 0.22]*
|
Gering
|
Werkervaring 3 mnd – 10 jaar (n=21)
|
0.18 [0.13, 0.22]
|
Gering
|
Werkervaring >10 jaar (n=9)
|
0.13 [0.00, 0.27]
|
Gering
|
Duurbelastbaarheid en behandeling
Voor 40 procent van de (verzekerings)artsen leek de doorgemaakte behandeling geen rol te spelen, want zij gaven exact dezelfde duurbelastbaarheid in de casussen die alleen verschilden qua behandeling (casus 5 t/m 8). Voor de overige 60 procent van de (verzekerings)artsen speelde behandeling wel een rol.
De hoogste mate van overeenkomst werd gevonden bij de combinatie van operatie en chemotherapie, waarbij minimaal 57 procent van de (verzekerings)artsen dezelfde duurbelastbaarheid aangaf (casus 1, 2, 3, 4 en 8). De hoogste duurbelastbaarheid werd aangegeven bij alleen behandeling door middel van operatie (casus 6), waarbij 50 procent (15 van 30) van de (verzekerings)artsen de klant 40 uur/week of meer belastbaar achtte. De laagste duurbelastbaarheid werd aangegeven bij de combinatie van operatie, radiotherapie en chemotherapie (casus 8), waarbij slechts één van de artsen de klant 40 uur/week of meer belastbaar achtte.
De meeste spreiding in duurbelastbaarheid was zichtbaar bij behandeling door middel van operatie en radiotherapie (43% overeenstemming in casus 5) of operatie en tamoxifen (37% overeenstemming in casus 7).
‘Verklaring voor het significante verschil kan zijn dat de kennis van aios zeer up-to-date is‘
Voor 17 procent van de (verzekerings)artsen maakte het voor de duurbelastbaarheid niet uit of de klant een revalidatietraject volgde. Zij gaven exact dezelfde duurbelastbaarheid in de casussen die alleen van elkaar verschilden in het wel of niet volgen van een revalidatietraject (casus 3 en 4). De overige 83 procent (verzekerings-) artsen achtte de klant bij het volgen van een revalidatietraject 10 uur/week minder belastbaar. Van hen gaf 60 procent aan dat de klant ook 2 uur/dag minder belastbaar was, terwijl 40 procent hetzelfde aantal uren/dag aangaf bij het wel of niet volgen van een revalidatietraject. De casus waarin een revalidatietraject werd gevolgd was de enige casus waarbij de aangegeven uren/week niet door alle (verzekerings)artsen het vijfvoudige van de uren/dag was aangegeven.
Herbeoordeling of dagverhaal
Twee casussen verschilden alleen van elkaar in die zin dat één ervan een herbeoordeling betrof van dezelfde klant 3 jaar na einde wachttijd (casus 1 en 2), waarbij het verhaal in grote lijnen hetzelfde was, behoudens dat zij niet meer overdag sliep (eerder nog 2 uur/dag) en dat zij gestopt was met tamoxifen. Voor 47 procent waren deze wijzigingen geen aanleiding om de duurbelastbaarheid te wijzigen. Voor 53 procent was er wel aanleiding de duurbelastbaarheid te wijzigen, waarbij 15 artsen vonden dat de klant bij de herbeoordeling meer uren belastbaar was terwijl één arts juist vond dat de klant minder uren belastbaar was.
Doorslaggevende factoren
Ten aanzien van de doorslaggevende factoren bij het bepalen van de duurbelastbaarheid was het de bedoeling de belangrijkste factoren in afnemende mate met scores 1, 2 en 3 aan te geven. Dit werd slechts door 60 procent van de (verzekerings)artsen gedaan. De overige (verzekerings)artsen (40%) noemden de 3 meest doorslaggevende factoren zonder hierbij een score aan te geven of benoemden er meer dan 3.
In afnemende volgorde zijn de meestgenoemde doorslaggevende factoren: behandeling, dagverhaal, standaard Duurbelastbaarheid in arbeid, claimklachten/geclaimde duurbelastbaarheid, verzekeringsgeneeskundig protocol Mammacarcinoom en algemene medische kennis. Overige factoren speelden een aanmerkelijk mindere rol (zie Tabel 3).
Tabel 3: Doorslaggevende factoren bij de keuze voor (de mate van) urenbeperking. De tweede kolom geeft het totaal aantal keer aan dat een doorslaggevende factor is aangegeven voor alle artsen. De laatste 4 kolommen geven de doorslaggevende factoren aan van de 18 artsen die 3 doorslaggevende factoren gaven en een score hadden aangegeven.
Behandeling
|
20
|
13
|
8
|
3
|
2
|
Dagverhaal
|
18
|
9
|
1
|
4
|
4
|
Standaard duurbelastbaarheid in arbeid
|
16
|
7
|
4
|
0
|
3
|
Claimklachten/geclaimde urenbeperking
|
14
|
9
|
2
|
2
|
5
|
Verzekeringsgeneeskundig protocol borstkanker
|
13
|
8
|
1
|
6
|
1
|
Algemene medische kennis
|
11
|
5
|
1
|
2
|
2
|
Landelijke richtlijn mammacarcinoom
|
3
|
1
|
0
|
1
|
0
|
Literatuur
|
2
|
1
|
0
|
0
|
1
|
Persoonlijke ervaringen/ervaringen van mensen uit nabije omgeving
|
2
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Jurisprudentie
|
1
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Anders, namelijk overwegen wat het werkelijke probleem is, is niet de duurbelastbaarheid, maar steeds de suboptimale situatie
|
1
|
1
|
1
|
0
|
0
|
Anders, namelijk copinggedrag
|
1
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Anders, namelijk presentatie op het spreekuur
|
1
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Anders, als ik geen urenbeperking geef, dan geeft bezwaar die wel, want daar is enkel het woord ‘kanker’ voldoende om levenslang een urenbeperking te krijgen/bepalen.
|
1
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Discussie en conclusie
Er is een grote mate van interdoktervariatie in de duurbelastbaarheid bij WIA-beoordelingen van klanten die arbeidsongeschikt zijn gemeld wegens borstkanker. De overeenkomst in duurbelastbaarheid varieerde afhankelijk van de casus tussen de 37 en 73 procent. De Fleiss’ kappa is 0.17, 95% [0.12, 0.21] duidend op een geringe overeenkomst. Opvallende bevinding bij analyse op basis van geslacht, functiegroep of werkervaring, was een significant betere overeenkomst onder aios ten opzichte van verzekeringsartsen, terwijl overige verschillen tussen de onderzochte groepen niet significant waren. Belangrijkste factoren bij aangeven van de duurbelastbaarheid waren behandeling, dagverhaal, standaard Duurbelasting in arbeid, claimklachten, verzekeringsgeneeskundig protocol Borstkanker en algemene medische kennis. Aangaande de inhoudelijke aspecten van de casussen, blijkt geen duidelijke overeenstemming ten aanzien van de invloed op de duurbelastbaarheid van gevolgde behandeling, het wel of niet volgen van een revalidatietraject, het dagverhaal en het soort WIA-beoordeling. Wel is het aangegeven aantal uren/week vrijwel altijd het vijfvoudige van het aantal uren/dag, behalve als de klant een revalidatietraject volgt. Mogelijke verklaring voor het opvallende significante verschil in interdoktervariatie tussen aios en verzekeringsartsen is dat de kennis van aios zeer up-to-date is omdat ze nog midden in hun opleiding zitten, wat in lijn zou zijn met eerder onderzoek waarbij werd gevonden dat de interdoktervariatie minder groot was na een training.6
Een andere mogelijke verklaring is dat meer contact met collega’s vereist is voor hun opleiding. Immers elke rapportage wordt gecontrasigneerd en er is regelmatig contact met andere aios en docenten van de opleiding. Hierdoor worden aios regelmatig gedwongen om hun visie te heroverwegen en na te denken over de visie van andere (verzekerings)artsen, ook ten aanzien van de duurbelastbaarheid. Hierdoor zullen zij eerder geneigd zijn een standpunt over de duurbelastbaarheid in te nemen dat meer in lijn ligt met andere (verzekerings)artsen dan wanneer zij de door hen opgestelde rapportages met niemand hoeven te overleggen.
Sterke punten van dit onderzoek zijn dat alle deelnemers dezelfde casussen beoordeelden, zoals ook in eerder onderzoek naar interdoktervariatie is gebeurd.2,3,5,6,7 De casussen zijn waarheidsgetrouw en gebaseerd op rapportages van klanten die daadwerkelijk gezien zijn voor de WIA-beoordeling. Bij de keuze van casusschetsen zijn bevindingen uit verzekeringsgeneeskundige standaarden en protocollen en jurisprudentie meegenomen.
Een beperking van dit onderzoek is dat de vraag over doorslaggevende factoren door veel deelnemers niet goed beantwoord was, waardoor niet goed te analyseren valt in hoeverre de voor de artsen meest doorslaggevende factoren invloed hadden op de aangegeven duurbelastbaarheid. Een andere beperking is dat het effect van het dagverhaal of een herbeoordeling niet goed beoordeeld kon worden omdat er geen casussen waren die alleen verschilden in het dagverhaal of alleen het feit dat het ging om herbeoordeling. Beperking van de Fleiss’ kappa is dat deze kijkt naar de overeenkomst in de keuze voor één bepaalde categorie, maar niet meeweegt hoeveel deelnemers die een andere duurbelastbaarheid aangaven hier vanaf zitten. In de praktijk is echter een verschil van 10 uur/week al dusdanig groot dat dit vaak al een verschil maakt tussen wel of geen WIA-uitkering. In feite zou je dus een uitstekende overeenkomst willen hebben. Het is dan ook de vraag of de duurbelastbaarheid überhaupt wel een goede maat is in een verzekeringsgeneeskundige beoordeling omdat nu een verschil op één enkel FML-item waarbij veel interdoktervariatie is, al zo bepalend is voor de uiteindelijke uitkomst van de WIA-beoordeling.
Nader onderzoek naar de oorzaak van significant minder grote interdoktervariatie bij aios ten opzichte van verzekeringsartsen kan zinvol zijn en zou een sleutel kunnen zijn tot het verminderen van de interdoktervariatie. Vervolgonderzoek kan zich richten op het in kaart brengen van verschillen tussen aios en verzekeringsartsen ten aanzien van factoren van invloed op het bepalen van de duurbelastbaarheid en op het inzichtelijk maken of deze factoren voor verzekeringsartsen in de loop van hun carrière zijn veranderd en indien dit het geval is, wat hiertoe aanleiding is geweest.
Er zijn geen belangenconflicten.
Dankwoord en referenties
Met dank aan de deelnemende artsen bij UWV Rotterdam en alle anderen die hun enthousiasme over dit onderzoek lieten blijken.
1. Barth J, de Boer WE, Busse JW, Hoving JL, Kedzia S, Couban R, Fischer K, von Allmen DY, Spanjer J, Kunz R. Inter-rater agreement in evaluation of disability: systematic review of reproducibility studies. BMJ. 2017; 356: j14
2. Spanjer J, Krol B, Popping R, Groothoff JW, Brouwer S. Disability assessment interview: the role of detailed information on functioning in addition to medical history-taking. J Rehabil Med 2009;41:267-72.
3. Spanjer J, Krol B, Brouwer S, Groothoff JW. Inter-rater reliability in disability assessment based on a semi-structured interview report. Disabil Rehabil 2008;30:1885-90.
4. Spanjer J, Krol B, Brouwer S, Popping R, Groothoff JW, van der Klink JJ. Reliability and validity of the Disability Assessment Structured Interview (DASI): a tool for assessing functional limitations in claimants. J Occup Rehabil 2010;20:33-40.
5. De Kort WL, Uiterweer HW, van Dijk FJ. Agreement on medical fitness for a job. Scand J Work Environ Health 1992;18:246-51.
6. Schellart AJ, Zwerver F, Anema JR, Van der Beek AJ. The influence of applying insurance medicine guidelines for depression on disability assessments. BMC Res Notes 2013;6:225
7. Slebus FG, Kuijer PP, Willems JH, Frings-Dresen MH, Sluiter JK. Work ability assessment in prolonged depressive illness. Occup Med (Lond) 2010;60:307-9.
8. Verzekeringsgeneeskundig protocol Borstkanker. Gezondheidsraad, Den Haag, 15 maart 2007, Nr. 2007/05
9. Landis JR, Koch GG The measurement of observer agreement for categorical data. Biometrics 1977 Mar;33(1):159-74.
Samenvatting
Doel: Onderzoeken van de interdoktervariatie in de duurbelastbaarheid bij WIA-beoordeling van klanten arbeidsongeschikt wegens borstkanker.
Methoden: Dertig (verzekerings)artsen gaven de duurbelastbaarheid in de FML aan voor 8 dezelfde papieren casussen en hun belangrijkste doorslaggevende factoren hierbij. De interdoktervariatie werd beoordeeld met de Fleiss’ kappa en afzonderlijk berekend naar functiegroep, geslacht en werkervaring.
Resultaten: Het overeenkomstpercentage varieerde van 37 tot 73 procent. De Fleiss’ kappa voor de aangegeven uren/week was 0.17, 95 procent BI [0.12, 0.21], duidend op een geringe overeenstemming. Analyse op basis van geslacht, functiegroep of werkervaring, liet een significant betere overeenkomst zien onder aios ten opzichte van verzekeringsartsen. Meest genoemde doorslaggevende factoren bij het bepalen van de duurbelastbaarheid waren behandeling, dagverhaal, standaard duurbelasting in arbeid, claimklachten, verzekeringsgeneeskundig protocol borstkanker en algemene medische kennis.
Conclusie: Er is een grote mate van interdoktervariatie in de duurbelastbaarheid bij WIA-beoordelingen van klanten arbeidsongeschikt wegens borstkanker, waarbij minder interdoktervariatie onder aios ten opzichte van verzekeringsartsen.
Aandachtspunten:
-
Er is een grote mate van interdoktervariatie in de urenbeperking bij WIA-beoordelingen van klanten arbeidsongeschikt gemeld wegens borstkanker.
-
De overeenkomst in urenbeperking varieerde afhankelijk van de casus tussen de 37 en 73 procent.
-
Analyse op basis van geslacht, functiegroep of werkervaring, liet een significant betere overeenkomst zien onder aios ten opzichte van verzekeringsartsen.
-
Meest genoemde doorslaggevende factoren bij de urenbeperking waren in afnemende volgorde: behandeling, dagverhaal, standaard duurbelasting in arbeid, claimklachten, verzekeringsgeneeskundig protocol borstkanker en algemene medische kennis.