Artrose van de handen komt meestal voor in de distale en proximale interfalangeale gewrichtjes van de vingers (de DIPs en PIPs) en het carpometacarpaal gewricht van de duim (CMC I-gewricht). Polsartrose komt nogal eens voor als laat gevolg van trauma(fracturen).
Patiënten met artrose ervaren pijn bij bewegen en met name bij kracht zetten (belasten). Daarbij is er vrijwel altijd een verminderde mobiliteit van de eerdergenoemde gewrichten. Deze klachten hebben gevolgen voor de uitvoering van dagelijkse bezigheden, werk en hobby’s en beïnvloeden het welbevinden en de participatie. Bij artrose van de vingers zien we vaak verminderde flexie in de PIP-gewrichten, waardoor er problemen ontstaan bij het vasthouden van cilinders met een kleine doorsnede, omdat de hand niet volledig meer kan sluiten. Bij polsartrose zien we nogal eens stijfheid, verminderde dorsaalflexie en afgenomen belastbaarheid. Door de verminderde mobiliteit en kracht ontstaan vaak pijn en een slechte grip met de duim bij het maken van een pincet- en sleutelgreep (zie
figuur 1a en 1b).
Door verminderde mobiliteit en kracht
ontstaan pijn en een slechte grip met de duim
Behandeling
In het Universitair Medisch Centrum Groningen ziet het handenteam regelmatig patiënten met hand- en polsartrose. De handtherapeut behandelt de patiënt individueel én in een kleine groep, de zogenaamde handartrosegroep. Bij de handartrosegroep zijn de revalidatiearts, psycholoog en een handtherapeut (ergotherapeut/fysiotherapeut met opleiding handtherapie) betrokken.
Omdat dit een groepsbehandeling is van 3-6 personen, leren patiënten van elkaars ervaringen. De betrokken zorgprofessionals geven in drie sessies van ongeveer 2 uur informatie over de diagnose en de mogelijkheden voor medicamenteuze, conservatieve en operatieve behandelmogelijkheden. De handtherapeut geeft een training over hoe de handen ingezet kunnen worden bij dagelijkse handelingen waarbij de kleine gewrichten zoveel mogelijk ontzien worden. Ook adviezen ten aanzien van belasting en belastbaarheid worden doorgenomen. De psycholoog behandelt het onderwerp ‘omgaan met chronische pijn’.
Individuele behandelingen van de handtherapeut betreffen onder meer het in kaart brengen van de ervaren beperkingen, het maken van ondersteunende of immobiliserende spalken, het geven van oefentherapie en het informeren en uitproberen van hulpmiddelen of aanpassingen.
Belastbaarheid voor werk kan in kaart worden gebracht met een functional capacity evaluation (FCE) gericht op de bovenste extremiteiten. De handtherapeut besteedt aandacht aan mogelijkheden voor werkhervatting. De revalidatiearts kan daarnaast verwijzen naar de arbeidsconsulent, adaptatietechnicus of instrumentmaker (als hulpmiddelen of aanpassingen nodig zijn op de werkplek).
Hulpmiddelen bij uitvoeren activiteiten
Hulpmiddelen die bijdragen tot het wél kunnen uitvoeren van diverse activiteiten bij handartrose, zijn terug te voeren op onderstaande principes:
-
het minder tot geen kracht hoeven uitoefenen op de gewrichten van vingers en duim;
-
het niet of beperkt gebruiken van de pincetgreep;
-
grotere handgrepen gebruiken in plaats van kleinere grepen;
-
het belasten van gewrichten in een betere/stabiele stand.
Hieronder geven we een overzicht van veelgebruikte hulpmiddelen bij beperkingen als gevolg van hand- en polsartrose:
2.Wringen: 2 doekjes gebruiken in plaats van 1 om wringen te vermijden: een natte en een droge doek.
3. Twee handen inzetten bij tillen van voorwerpen in plaats van één hand.
4. Doppenopeners: met dit hulpmiddel is minder kracht nodig door het gebruik van een groter moment (zie figuur 3).
5. Bliklipjesopeners: minder handkracht nodig door hefboomwerking (zie
figuur 4) .
6.Gehoekte greep voor stofzuiger/stok: de pols staat in een stabiele, rechte stand en de duim wordt minder belast.
7.Nagelschaartje op steun (zie figuur 5): geen pincetgreep, je kunt kracht zetten met de hele hand.
8. Veer-/lusschaar (figuur 6): kracht met de hele hand in plaats van kracht vanuit CMC I.
9. Antislip (zie figuur 7): Het gebruiken van antislipmateriaal geeft een heel goede grip, waardoor voorwerpen niet meer schuiven of wegglijden en er veel minder handkracht nodig is voor het openen van bijvoorbeeld potjes (let ook op de antislip ónder de pot). Naast antislipmateriaal is een allesopener ook een goed alternatief voor het openen van potten met grotere deksels.
10. Verdikkers: met behulp van verdikkers kan een goede grip met de hele hand worden verkregen, de gewrichten hoeven minder ver te flecteren en er is beter kracht te leveren (zie figuur 8a en 8b). In huiselijke zin ook zeer praktisch bij vasthouden van bestek.
11. Potopener vacuüm (jarkey) (zie figuur 9): met gebruikmaking van de hele hand kan het vacuüm worden opgeheven.
12. Sleutelhulp: grip met de hele hand in plaats van de duim en wijsvinger.
13. Dunschiller (met breed handvat): grip met de hele hand.
14. Knopenhaak: Hele hand gebruiken in plaats van de vingers.
Tot besluit: verwijs naar handtherapeut of handenteam
We beschreven in dit artikel op beknopte wijze wat een handenteam kan betekenen voor mensen met hand- of polsartrose en met name welke hulpmiddelen daarbij ingezet kunnen worden. Slechts een selectie van de hulpmiddelen hebben we hier kunnen beschrijven.
Aan bedrijfsartsen willen we meegeven dat het de moeite waard is om mensen die beperkingen ervaren door hand- of polsartrose te verwijzen naar een handtherapeut of handenteam, want deze professionals kunnen veelal iets betekenen voor deze patiëntengroep.