Eerste beschrijving in 1838
De Ancylostoma duodenale werd voor het eerst beschreven door Angelo Dubini in 1838, toen hij bij de autopsie op een jonge Milanese vrouw een groot aantal onbekende wormen op de mucosa van de dunne darm vond.6 In 1847 konden de Duitse onderzoekers Pruner, Looss en Griesinger aantonen dat de anemische ziekte die daarvoor al gekend was als de chlorose van Egypte, veroorzaakt werd door de ankylostoma.7 In een eerste fase is er sprake van huidjeuk en erytheem ter hoogte van de ingangspoort. Bij passage in de long komen hoesten en kortademigheid voor (löfflersyndroom). Nadien domineren maagdarmsymptomen met epigastralgie en soms diarree. Ten slotte ontstaat er een forse anemie door bloedverlies, nadat de wormpjes zich vastgehecht hebben aan de mucosa van de dunne darm. Mettertijd ontstaat er vermoeidheid, bleekheid, tachycardie, syncope, hartdecompensatie en oedeem door proteïneverlies. Niet adequaat behandelde gevallen kunnen overlijden aan de gevolgen van de ziekte. De diagnose was en is nog steeds gebaseerd op de microscopische detectie van de specifieke wormeitjes in de feces. In 1875 toonden Perroncito, Bossolo en Pagliani aan dat de infectie in de Gotthardtunnel vooral opgelopen werd via huidcontact met larven.8, 9 De behandeling gebeurt nu met mebendazol (Vermox®) of albendazol, maar bij de mijnwormuitbraak in België bestond de behandeling uit een combinatie van ricinusolie, thymol en een etherextract van mannetjesvaren (Dryopteris filix-mas).9, 10
Steenkoolexploitatie in Wallonië
Sociale wetgeving
Het Ministerie van Industrie en Arbeid werd opgericht in 1895. Het was tevens het begin van de uitbouw van een mijninspectie met tientallen ingenieurs en een controleorgaan met ook enkele artsen. Een aparte medische arbeidsinspectie kwam er pas in 1919.
Sociale onrust
Medische voorzieningen in de mijn
Vanaf 1884 werden mijnzetels (hoofdgebouw van een mijn) verplicht om een medische dienst te hebben die instond voor de verzorging bij ongevallen. Mijnartsen waren op de eerste plaats curatieve artsen die ook instonden voor de medische zorg aan familie van de mijnwerkers. Ze waren ook betrokken bij keuringen om onder meer ziekten zoals tuberculose, buiktyfus, pokken, difterie en cholera op te sporen. Sanitaire voorzieningen in de mijn waren vóór 1885 vrijwel onbestaand bovengronds en zeker ondergronds. Toiletten, baden, douches, wastafels en werkkledij en schoeisel waren niet beschikbaar. De aanwezigheid van artsen bij de arbeidsinspectie groeide progressief vanaf het begin van de twintigste eeuw. Een voortrekker was de medisch arbeidsinspecteur dokter Desiré Glibert.14
Ankylostomiase in België
‘Pas na een negatief stoelgangonderzoek mochten ze terug aan het werk’
Na 1885 kwamen er nog nieuwe gevallen bij en werd werkverlet een belangrijk probleem. Ten slotte vroeg de Luikse ‘hulpkas’ aan microbioloog Ernest Malvoz van de universiteit van Luik om verder onderzoek te doen12.
Toen er in 1895 verschillende belangrijke clusters van ankylostomiase in de Luikse mijnexploitaties van Grâce-Berleur, Montegnée en Ans in 1898 voorkwamen, werd een provinciaal comité opgericht voor de studie van mijnwerkersanemie.17 Alle mijnwerkers van de concessies in Luik werden verplicht gescreend. Mijnwerkers waarbij wormeieren in de feces gedetecteerd waren, werden behandeld in een dispensarium op kosten van de mijndirecties. Pas na bewijs van een negatief stoelgangonderzoek mochten ze terug aan het werk. Nadien breidde men het onderzoek uit naar de mijnexploitaties in Charleroi en Mons. In samenwerking met de provincies, de staat, de mijndirecties en de medische diensten van de mijn werd de besmettingsgraad bij alle mijnwerkers tweejaarlijks nagegaan. Vervolgens werden ook technische aspecten zoals aantal mijnwerkers, temperatuur in de ondergrond, ventilatie, aanwezigheid van larven en water in de mijnbodem, en het al of niet beschikken over toiletten in de ondergrond geïnventariseerd.17
In 1896 werd de fecesmonsters onderzocht van 15 tot 25 procent van alle ondergrondse mijnwerkers in de verschillende mijnen van Luik, Charleroi en Mons. Vanaf 1902 werd dit uitgebreid naar alle 70.000 ondergrondse mijnwerkers van Wallonië. Zo werden in het Luikse bekken in totaal 26.000 mijnwerkers onderzocht waarvan er 6700 ankylostomiase hadden. Van de mijnwerkers met ankylostomiase waren er 729 te ziek om te werken. Per dag ziekteverlet kregen ze een uitkering.17 De afwezigheidsduur voor ziekte schommelde van één tot verschillende maanden. In de daaropvolgende jaren zijn alle mijnwerkers opnieuw gescreend. De mate dat mijnwerkers besmet waren varieerde in functie van jaartal en concessie. In 1902 waren in Luik 2 tot 95 procent van de mijnwerkers besmet. In Charleroi en Mons bleef dit onder de 13 procent.18, 19 Na behandeling, sanering en implementatie van de hygiënische maatregelen daalden de besmettingswaarden tot er in 1925 bijna geen nieuwe gevallen meer gevonden werden. Als uitschieters citeren we de cijfers voor de concessies Corbeau in Sart-au-Berleur en Bonnier en voor Péry in het plateau van Ans-Montegnée voor de periode 1902-1909 (tabel 1).17 In Corbeau waren initieel 92 procent van de onderzochte mijnwerkers positief.
Tabel 1: Aantal mijnwerkers met ankylostomiase tussen 1902 en 1909 in de vestigingen Corbeau en Péry (17).
Jaar
|
Besmette mijnwerkers Corbeau
|
---|---|
1902
|
92%
|
1906
|
48%
|
1909
|
6,3%
|
Jaar
|
Besmette mijnwerkers Péry
|
1902
|
40%
|
1906
|
9,3%
|
1909
|
8,4%
|
Infestatiegraden konden flink uiteenlopen. In de concessie Micheroux vond men in 1902 slechts 2,4 procent gevallen. In tabel 2 wordt een overzicht gegeven van de ankylostoma-onderzoeken in Luik per zone voor de periode 1902-1910. Opmerkelijk is de sterke afname vanaf 1904.
Tabel 2: Ankylostoma-gevallen (%, N) in Luik per mijngroep voor 1902 – 1910 (Bron: Comité provincial d’ enquête de Liège) (17).
Periode
|
Haute-Meuse (%, N)
|
Ans-Montegnée (%, N)
|
Basse-Meuse (%, N)
|
Plateau de Herve (%, N)
|
---|---|---|---|---|
1902
|
22,6% (2.504)
|
45% (3.080)
|
24,7% (1.306)
|
0,6% (28)
|
1904-1906
|
10,8% (1.214)
|
20,2% (1.147)
|
8,6% (456)
|
5,1% (225)
|
1908-1910
|
5,1% (493)
|
5,3% (301)
|
8,5% (451)
|
1,9% (84)
|
Sanering
In 1902 werd een provinciaal comité aangesteld waarin verschillende medische experten en mijnartsen werkten. Ze hadden een mandaat, een budget en hun advies moest opgevolgd worden. Het team legde zich toe op de inventarisatie van gegevens zoals het aantal mijnwerkers per concessie, het aantal zieken, de vaststelling van aanwezigheid van larven in de ondergrond, de temperatuur, de al of niet aanwezigheid van sanitaire voorzieningen. Maatregelen waren: verplichte screening van alle mijnwerkers, behandeling van degenen die een afwijkende test vertoonden, opname voor behandeling in dispensaria, uitkering van een financiële tegemoetkoming aan zieke mijnwerkers, sanering van de ondergrond, installatie van douches en toiletfaciliteiten, toezicht en opleggen van regelgeving. De bestaande medische mijndiensten werden ingeschakeld bij het onderzoek, de bemonstering, het toezicht op de implementatie van de saneringsmaatregelen en het naleven van de certificatieplicht. De wettelijke onderbouwing werd geleverd via publicatie van diverse koninklijke besluiten.
Bespreking
-
Omvang: In totaal liepen ongeveer 25.000 mijnwerkers tussen 1884 en 1910 ankylostomiase op. De diagnose was gebaseerd op de microscopisch bevestigde aanwezigheid van Ancylostoma duodenale in de stoelgang van mijnwerkers. Een financiële tegemoetkoming werd uitgekeerd aan 9000 mijnwerkers in de periode 1902-1910. Overlijdens werden niet afzonderlijk geregistreerd. Het gros van de ziektegevallen deed zich voor in de steenkoolconcessies van Luik waar ook de eerste gevallen werden vastgesteld. In Luik waren er steenkoolconcessies waarvan 92 procent van de onderzochte werknemers besmet waren. In Charleroi en Mons kwam men niet hoger dan 12,5 procent. Verschillende verklaringen zijn mogelijk zoals andere screeningsmomenten, verschillen in graad van besmetting van de ondergrond en het aanwerven van mijnwerkers die elders hun besmetting opliepen.
-
Indijking: De belangrijkste maatregelen waren de verplichte screening van de feces, de verplichte behandeling en het plaatsen van mobiele toiletten in de ondergrond. Ook de invoering van een certificatieplicht was belangrijk. Directies en de overheid waren erg gemotiveerd omdat ze vreesden dat de steenkoolexploitatie in gevaar kwam tenzij er geïnvesteerd werd in sanering en preventie. De stakingen, het opkomen voor de verbetering van de werkomstandigheden en de beginnende organisatie van de arbeiders trokken de aandacht.
-
Arbeidsgeneeskunde: Bij de aanpak van de epidemie hanteerden de Belgische wetenschappers de preventietechnieken die van toepassing zijn in de huidige arbeidsgeneeskunde: opsporen van ziektegevallen met gevalideerde technieken, in kaart brengen van de werkplek op basis van metingen, en saneren. Het medische onderzoek werd uitgevoerd door clinici en microbiologen, maar in feite ging het ook om een arbeidsgeneeskundig onderzoek. Lang voor er sprake was van specifieke arbeidsgeneeskundige diensten werd er aan wetenschappelijke arbeidsgeneeskunde gedaan. Belgische onderzoekers zoals Glibert, Firquet, Masius, Malvoz en anderen hebben een belangrijke rol gespeeld in het onderzoek van de Belgische ankylostomiase. Dit alles kon gebeuren omdat er verschillende elementen samenkwamen: de inzet vanwege wetenschappers die een deel van hun motivatie haalden uit sociale motieven en de strijd voor betere werkomstandigheden, professionalisering van medisch toezicht en bekommernis van de mijneigenaars en wetgeving door de overheid.
Conclusie
Referenties
1. Ankylostomiasis. Beschikbaar op: . Geraadpleegd op 11 september 2023.
2. Brooker S, Bundy D. Soil transmitted Helminths. Manson’s Tropical diseases. Eds. Coock G, Zumla A. 22 Ed. Saunders Elsevier. 2009. p.1526-30.
3. Fedris. Lijst beroepsziekten. Beschikbaar op: fedris.be/sites/default/files/assets/NL/Medische_documentatie_BZ/Lijsten/lijst_beroepsziekten_nfd_01-12-2022.pdf. Geraadpleegd op 11 september 2023.
4. Bugnion E. On the epidemic caused by Ankylostomum among the workmen in the St. Gotthard Tunnel. Brit Med J. 1881; 1,1054: 382.
5. Peduzzi R, Piffaretti JC. Ancylostoma duodenale and the Saint Gothard anaemia. Brit Med J. 1983; 287 :1942-1945.
6. Dubini A. Nuovo verme intestinale umano. An univ di med Milano. 1843;106: 5-13.
7. Briançon L. Historique et répartition géographique. In: Ankylostomiase. Etude générale. Paris: Maloine.1905. p. 9-36.
8. Calmette A, Breton M. Histoire et distribution géographique de l’ankylostomiase. In: Ankylostomiase anémie des mineurs. Paris: Masson. 1905. p.3-14.
9. Perroncito E. Observations helminthologiques et recherches expérimentales sur la maladie des ouvriers du Saint Gothard. Séances académiques Sci. 1880;90:1373-1375.
10. Belgisch centrum voor farmacotherapeutische informatie 2023. Beschikbaar op bcfi.be.
11. Michotte PL. L’industrie belge du charbon. Annales de géographie. 1929: 47-66.
12. Vande Vijver G. Etude ankylostomiase. Bulletin trimestriel de ASBl patrimoine industriel de la Wallonie – Bruxelles. 2007:67-68.
13. Barbu C. Les maladies des mineurs en Belgique 1830-1927. Analyse de L’ HOES. 2016:1-5.
14. Glibert D. Mémoire l’hygiène de l’industrie minière. Congrès international de Milan. Annales des mines de Belgique. 1906: 289-313.
15. Firket C. Note sur plusieurs cas d’ankylostomiase en Belgique. Archives de biologie de Van Beneden. 1884:581-610.
16. Masius M, Francotte F. L’ankylostome duodénale dans le bassin de Liège. Bulletin de l’ académie royale de Belgique. 1885; XIX : 27,49,180,194.
17. Ministère de l’industrie et du travail. Rapport I et II du comité d’enquête sur l’ ankylostomiase dans les charbonnages de la province de Liège. Extrait des annales des mines de Belgique. Bruxelles.1902.
18. Ministère de l’ industrie et du travail. Comité d’ enquête sur l’ ancylostomiase (bassin de Charleroi -Mons). 1905:454-511.
19. Libert J. L’ankylostomiase. Annales des mines de Belgique. 1919:1303-1311.
▶ Koen De Schrijver is gasthoogleraar arbeidsgeneeskunde, Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen, Antwerpen. Contact: koen.deschrijver@uantwerpen.be
▶ Karel Van Damme is arbeidsarts en voorzitter van de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het Werk, Brussel