Wie zouden er meer gezondheidswinst ervaren wanneer ze met pensioen zijn, praktisch opgeleide werkenden met een lage sociaaleconomische positie of juist hun leeftijdsgenoten met een hoge sociaaleconomische positie zoals u en ik? Ik zou denken dat dit de eerstgenoemde groep is. Die groep is al jong begonnen met werken, doet vaak fysiek werk dat met de jaren steeds zwaarder valt, onder arbeidsomstandigheden die niet altijd florissant zijn. Kan toch niet anders dan dat juist deze mensen beter af zijn als ze kunnen stoppen met werken?
Mentale gezondheid en gezondheidsgedrag
Maar dat ligt toch anders, ontdekte Rosanne Schaap in een literatuurreview dat deel uitmaakt van haar proefschrift.
Ze vond 22 studies waarin de gevolgen van stoppen met werken zijn vergeleken tussen groepen met een lage dan wel hoge sociaaleconomische positie. In 13 studies worden verschillen gevonden. Anders dan ik had verwacht zijn juist de werkenden met een hogere sociaaleconomische positie beter af na (pre)pensioen. Het gaat daarbij vooral om verschillen in mentale gezondheid en gezondheidsgedrag.
Schaap verklaart dit als volgt. Vooral theoretisch opgeleiden ervaren hoge mentale eisen in hun werk. Die vallen weg wanneer ze stoppen met werken. Voor praktisch opgeleiden ligt dit anders. Ze waren al geen grootverdieners en na hun pensioendatum komt er nog minder binnen. Dat kan tot financiële zorgen en psychische klachten leiden. De verschillen in mentale gezondheid worden zo dus groter.
Dat geldt ook voor gezondheidsgedrag. Daarbij is vooral gelet op lichaamsbeweging. Werknemers met fysiek belastend werk bewegen minder in hun vrije tijd dan theoretisch opgeleiden die vooral zittend werk doen. Na hun pensioen veranderen mensen die fysiek werk deden hun bewegingspatroon nauwelijks. Theoretisch opgeleiden vinden dan juist tijd om wat vaker te doen waar ze al plezier aan beleven. Ze wandelen langer met hun hond en kunnen nu ook door de week naar de sportclub.
Grip op gezondheid
Waarschijnlijk vinden veel praktisch opgeleiden het prettig dat ze kunnen stoppen met werken maar het komt hun gezondheid niet ten goede. Sterker nog, bestaande gezondheidsverschillen in relatie tot sociaaleconomische positie nemen toe.
Deze bevinding was voor Schaap aanleiding om een gezondheidsinterventie te ontwikkelen om voortijdig stoppen met werken door praktisch opgeleiden te voorkomen. Het gaat om een methodiek om kwetsbare werkenden te helpen bij het identificeren van problemen op het werk en thuis die hun gezondheid bedreigen. Een volgende stap is het versterken van zelfregie bij het oplossen ervan. Schaap beschrijft in haar proefschrift hoe ze dit aanpakte, maar ook waarom het moeilijk bleek om de interventie ‘Grip op gezondheid’ te implementeren.
Verwerven van gezondheidsvaardigheden
Als ik – kort voor pensioendatum – naar mijn eigen werkzaamheden kijk, dan valt me op dat ik daarin veel vaardigheden heb kunnen verwerven en versterken die bijdragen aan mijn grip op gezondheid. Mijn werkdagen bestaan voor een ruim deel uit het analyseren van problemen en het bedenken van oplossingen daarvoor. Voor veel theoretisch opgeleiden geldt hetzelfde. Je leert bovendien omgaan met autonomie. Dat betekent veertig jaar oefenen in verschillende facetten van zelfregie. Zou dat niet meer impact hebben dan een eenmalige korte interventie?
Wil je de verschillen met praktisch opgeleiden verkleinen, dan kun je dus misschien beter inzetten op programma’s waarin werkgevers worden gestimuleerd om de taakvolwassenheid en autonomie van al hun medewerkers zoveel mogelijk te bevorderen, juist ook bij de groep met een lage sociaaleconomische positie.
Werkgevers voelen zich niet verantwoordelijk voor problemen van werknemers in het privédomein, zo blijkt uit het promotieonderzoek van Schaap. Hetzelfde geldt voor hun gezondheid na stoppen met werken, stel ik me voor. Een interventie zoals ‘Grip op gezondheid’ krijgt daarom weinig steun. Maar interventies waarin werknemers leren om zelfstandiger te werken en meer verantwoordelijkheid te nemen, hebben een herkenbaar profijt voor de organisatie. Dat dit vermoedelijk ook tot meer gezondheidsvaardigheden en zelfzorg leidt is mooi meegenomen.
Joost van der Gulden is bedrijfsarts en lid van de kernredactie van TBV.
Contact: joost.vandergulden@radboudumc.nl