Tijdens de casuïstiekbespreking was het weer eens zo ver. Een felle discussie tussen collega's over de beoordeling van een urenbeperking bij een casus van een cliënt met moeilijk objectiveerbare klachten. ‘Niks objectiefs te vinden dus geen urenbeperking' versus ‘er is een heel consistent beeld van ervaren belemmeringen en een zeer beperkt dagverhaal en daarom een urenbeperking'.
Dit verschil in oordeel leidt al jaren tot aanzienlijke interdoktervariatie bij de beoordeling van de aanwezigheid van een urenbeperking (ik kan maar niet wennen aan het begrip beperkte duurbelastbaarheid). Dit schreeuwt om meer consensus binnen de beroepsgroep.
De beroepsgroep heeft getracht de consensusvorming te bevorderen met mediprudentie. Dit zijn door de beroepsgroep becommentarieerde casusbeschrijvingen over concrete, individuele situaties. Het gaat daarbij niet alleen over beoordelingen, maar ook bijvoorbeeld over de meerwaarde van hulponderzoeken, hoe om te gaan met het feit dat een behandelaar een andere mening heeft en de rol van de verzekeringsarts bij inadequaat participatiegedrag. Casussen worden aangedragen door casuïstiekgroepen en er zijn er al rond de 150.
Naar mijn mening een goed idee: zo’n mediprudentiecasus kan houvast bieden bij je eigen casus. Toch maak ik er zelden (omdat ik niet durf te zeggen ‘nooit’) gebruik van en ik hoor ook nooit collega’s die het gebruiken als argument voor hun oordeel. Reden daarvoor is dat ik bij de beoordeling van urenbeperkingen bij moeilijk objectiveerbare klachten geen antwoord krijg op mijn vraag. Ik zie geen vergelijkbare casus met het ‘juiste’ oordeel. Als er al wat staat dan bedenk ik dat dit het oordeel is van een beperkt aantal collega’s en dat anderen er weer anders over kunnen denken. Kortom: onvoldoende om mijn collega’s in de casuïstiekgroep mee om de oren te slaan en mijn oordeel kracht bij te zetten.
‘Dit schreeuwt om meer consensus binnen de beroepsgroep’
Waar ik behoefte aan heb is een gedegen ‘ankercasus’. Een voorbeeldcasus waarin wordt aangegeven wat het ‘juiste’ oordeel dient te zijn met de daarbij behorende argumentatie als houvast bij beoordelingen met kans op aanzienlijke interdoktervariatie. Ik denk dat hooguit een tiental voorbeeldcasussen voldoende is. Begin eens met de volgende cliënt: Diagnose: fibromyalgie; therapie: multidisciplinaire behandeling voortijdig afgebroken door toename klachten; consistent beeld van lichamelijke belemmeringen en aangewezen zijn op 2-3 uur slapen in de middag; opgevraagde medische informatie bevestigt dit. Laat vervolgens een commissie van ‘wijze dokters’ (dus niet alleen de zienswijze van een lokale casuïstiekgroep) de ‘juiste’ beoordeling geven met argumentatie daarbij.
Zo’n ankercasus heeft meer status omdat het breed gedragen wordt door de beroepsgroep en zou mij houvast geven bij de beoordeling. Ik kan het gebruiken om de discussie van de eerste alinea te vermijden en kan beargumenteren waarom ik eventueel afwijk van het oordeel in de ankercasus. Nu alleen nog even die voorbeeld-casussen opstellen en de ‘wijze dokters’ aanwijzen.
dr. Jerry Spanjer is verzekeringsarts, onderzoeker en docent bij UWV, Assen. Contact: j.spanjer@live.nl