Beschut werk is voor mensen die niet in een reguliere baan kunnen werken. Wat het precies inhoudt en voor wie het is bedoeld, is niet bij iedereen goed bekend. Sommigen denken zelfs dat beschut werk en sociale werkbedrijven niet meer bestaan. In dit artikel geven wij daar helderheld over.
Betaald werk is een belangrijke voorwaarde voor bestaanszekerheid. Het biedt inkomen, draagt bij aan zingeving en structuur in het leven en het zorgt voor ontwikkelingskansen en een (sociaal) netwerk. Tenminste, die potentie heeft werk als er sprake is van waardevol werk,(noot a) voldoende zekerheid en goed werkgeverschap. Dat is in de huidige arbeidsmarkt niet altijd vanzelfsprekend. Voor mensen met een arbeidsbeperking kan het vinden van goed en passend betaald werk een extra uitdaging zijn, omdat zij soms aanpassingen nodig hebben aan de werkplek, werktijden en taken en/of extra begeleiding nodig hebben om te kunnen werken. Dat vraagt, naast deskundige begeleiding en advies, om werkgevers die daarvoor open staan en bereid zijn die aanpassingen te realiseren. Ondanks beleid en maatregelen van de overheid om dit te bevorderen, blijft de arbeidsparticipatie van mensen met een beperking achter bij die van de totale beroepsbevolking (circa 50% tegen 82,2%).1
Voor mensen die méér aanpassingen en/of begeleiding nodig hebben dan we van een reguliere werkgever kunnen verwachten heeft de overheid bedacht om betaald werk aan te bieden in een aangepaste omgeving: beschut werk. Door subsidiëring van beschut werk kunnen de noodzakelijke aanpassingen en deskundige begeleiding beter en gemakkelijker georganiseerd worden dan in het bedrijfsleven mogelijk is.
Historie beschut werk
Beschut werk bestaat ongeveer 100 jaar en is ontstaan uit maatschappelijke en christelijke initiatieven. Na de oorlog (1949) werden veel initiatieven gebundeld in de Gemeentelijke Sociale Werkvoorzieningsregeling (GSW-regeling). In de opbouw van de welvaartstaat werd in 1969 een landelijke regeling voor sociale werkgelegenheid van kracht: de Wet sociale werkvoorziening (Wsw). Nadat in de loop van de jaren het aantal plekken en daarmee de kosten toenamen, zijn de criteria voor de toegang aangescherpt totdat in 2015 de toegang tot de Wet sociale werkvoorziening volledig werd afgesloten. Het kabinet ambieerde één regeling waar meerdere groepen een beroep op konden doen: bijstandsgerechtigden, met of zonder arbeidsbeperking, Wajong-gerechtigden en de Wsw-doelgroep.
De Participatiewet, die voor onder meer de Wsw in de plaats kwam, legt de verantwoordelijkheid voor (arbeids)participatie bij de gemeenten. Het doel van de Participatiewet is om zoveel mogelijk mensen met een ondersteuningsbehoefte aan betaald werk te helpen bij een reguliere werkgever.
Om te zorgen dat er meer plekken bij reguliere werkgevers beschikbaar komen voor mensen met een arbeidsbeperking maakte de overheid afspraken met de werkgevers en werknemers in Nederland. Dat is de banenafspraak over 125.000 extra banen in 2026.2 Voor mensen die ondanks deze afspraak niet bij reguliere werkgevers terecht kunnen vanwege de benodigde mate van aanpassingen en begeleiding, zit in de Participatiewet de (wettelijke) voorziening beschut werk. Beschut werk kan eenvoudig inpakwerk of werk in het groenonderhoud zijn, maar ook werk in de catering of hoogwaardig productiewerk, zoals printplaten maken.
Gemeenten moeten voldoende beschutwerkplekken creëren voor mensen in de Participatiewet die dat nodig hebben. Als richtlijn stelt de Rijksoverheid een streefaantal per gemeente en verstrekt hiervoor afzonderlijke financiering aan gemeenten. Uiteindelijk moeten in 2048 in Nederland 30.300 beschutwerkplekken beschikbaar zijn tegen een gemiddeld dienstverband van 31 uur per week. Dit aantal is gebaseerd op het aandeel Wsw-medewerkers (circa een derde) van de 100.000 Wsw-medewerkers dat bij het afsluiten van de Wsw in een beschutte omgeving aan de slag was.
Uiteindelijk moeten in 2048 ruim 30.000 plekken voor beschut werk beschikbaar zijn
Wat is het verschil tussen de oude sociale werkvoorziening en beschut werk?
Beschut werk onder de Wsw en de voorziening beschut werk in de Participatiewet zijn niet hetzelfde. Tot 2015 werkten Wsw-medewerkers óf via detachering vanuit een SW-bedrijf bij reguliere bedrijven óf beschut binnen de muren van een SW-bedrijf, dan wel via ‘werken op locatie’ in bijvoorbeeld groen- en schoonmaakploegen. Van deze ‘oude groep’ werken nu nog circa 55.000 personen in of via sociaal-werkbedrijven.(noot b) Desondanks leeft vaak het beeld, soms ook bij professionals in het veld, dat in 2015 de sociale werkvoorziening is afgesloten en dat de sociaal-werkbedrijven gedoemd zijn tot een sterfhuisconstructie. Dat beeld klopt niet. Behalve dat er nog een grote groep Wsw’ers aan het werk is, vindt er vanuit de Participatiewet ook nieuwe instroom plaats van mensen die aangewezen zijn op beschut werk, een leerwerk- of andere trajecten richting werk. De term beschut werk is sinds 2015 voorbehouden aan de wettelijke voorziening zoals vastgelegd in artikel 10b. Hoeveel en welke groepen mensen worden doorverwezen naar een sociaal-werkbedrijf wordt sinds 2015 bepaald door de gemeenten. De nadruk ligt nu ook meer op uitstroom, waar mogelijk, naar regulier werk. Ontwikkeling van medewerkers is een kerntaak geworden en in lijn daarmee noemen werkbedrijven zich tegenwoordig daarom vaak ook werkontwikkelbedrijven. Hierbij wordt uitgegaan van leren op de werkvloer (praktijkleren met praktijkverklaringen), van loopbaanroutes en wordt samengewerkt met het mbo en sectoren in de arbeidsmarkt.
Medewerkers die buiten hun schuld ontslag krijgen mogen terug naar het eerdere werk
Nieuwe cao draagt bij aan bestaans- en werkzekerheid
Voor mensen met een arbeidsbeperking die nu in dienst komen van een gemeente of gemeentelijk werkbedrijf is er sinds 2021 de cao Aan de slag. Deze cao biedt medewerkers een goede basis voor financiële zekerheid. De cao ondersteunt bovendien de uitstroomgedachte (‘springplank-cao’) door medewerkers die de stap wagen naar een dienstverband bij een reguliere werkgever, een terugkeergarantie te geven. Mocht de overstap onverhoopt niet slagen, dan kan een medewerker die buiten zijn of haar schuld wordt ontslagen door de reguliere werkgever, binnen 24 maanden terug naar zijn of haar eerdere werkgever. Dit is een belangrijke afspraak om de inkomens- en werkzekerheid van een kwetsbare groep burgers te borgen.
Wat is de stand van zaken?
In het begin waren veel gemeenten voorzichtig met het creëren van beschutwerkplekken en bleven ze achter bij de streefgetallen voor de gemeenten (zie grafiek). De laatste jaren gaat het beter. In het eerste kwartaal van 2024 waren er 9.659 personen aan het werk in beschut werk.
Om in aanmerking te komen voor beschut werk, dient UWV voor de betreffende persoon een positief advies beschut werk af te geven. De grafiek laat zien dat, afgaande op het aantal verstrekte positieve adviezen, de behoefte aan beschut werk groter is dan het aantal plekken en de doelstelling. Het feit dat de rijksbijdrage die gemeenten ontvangen voor beschut werk ontoereikend is 3, vormt voor gemeenten geen prikkel om extra in te zetten op het invullen van beschutte plekken.
Waar worden beschutte werkplekken gecreëerd?
Gemeenten zijn vrij in de wijze waarop zij de beschutwerkplekken creëren. Het leeuwendeel van het ‘nieuwe’ beschut werk wordt uitgevoerd door de sociaal werkbedrijven, waar ook nog de ‘oude Wsw-doelgroep’ werkt, omdat daar de ruimte en kennis aanwezig is om de benodigde aanpassingen en begeleiding te verzorgen. Enkele gemeenten hebben ervoor gekozen om na 2015 een eigen variant van sociale werkgelegenheid te ontwikkelen. In incidentele gevallen maken gemeenten gebruik van de mogelijkheid om met reguliere werkgevers afspraken te maken over de inrichting van beschut werk. Soms gebeurt dat vanuit een beleidskeuze, maar veelal doordat een concrete kans zich voordoet omdat een werkgever en/of werkzoekende daarom vraagt.4
Wat is route naar beschut werk en rol van sociaalwerkbedrijven?
Als er een vermoeden is dat iemand aangewezen is op beschut werk moet een gemeente bij UWV om een Advies Indicatie Beschut Werk vragen. Dat kan gebeuren op verzoek van een werkzoekende/werkende of een werkgever, maar ook op initiatief van de gemeenten zelf of van een onderwijsinstelling. De persoon om wie het gaat kan ook rechtstreeks bij UWV om een advies beschut werk vragen. Bij een positief advies is de gemeente verplicht een beschutwerkplek te realiseren. Veelal vraagt de gemeente aan het sociaal-werkbedrijf om te onderzoeken welke werkomgeving en werksoort het beste bij een persoon past. Hierbij gaat het niet alleen om de (medische) beperkingen, de ondersteuningsvraag en een juiste match van belastbaarheid en belasting, maar ook om iemands voorkeuren, kwaliteiten en soft skills. De best passende plek kan een plek binnen een sociaal- werkbedrijf zijn, maar vaak ook een individuele of groepsdetachering bij een reguliere werkgever. Veelal komen deze personen dan in dienst van het sociaal-werkbedrijf onder de cao Aan de Slag. Behalve het zorgen voor passend werk, verzorgt het sociaal-werkbedrijf ook de begeleiding op de werkplek en ondersteunt het de ontwikkeling van een medewerker om duurzaam op de arbeidsmarkt mee te kunnen blijven doen. Daarbij is er ook aandacht voor het ontwikkelen van basisvaardigheden zoals taal, rekenen, digitale vaardigheden en omgaan met geld om zo goed mogelijk mee te kunnen doen in de snel veranderende samenleving. De realisatie van deze ambities kan per regio verschillen en is mede afhankelijk van de opdracht die de verantwoordelijke gemeenten aan de werkbedrijven geven.5
Het doel is uitstroom naar regulier werk, maar dat is niet voor iedereen haalbaar
Uitdagingen bij vinden en behouden van passend werk
Hoewel het doel van de Participatiewet uitstroom naar regulier werk is en de nieuwe cao daar ook op is gericht, is dat niet voor iedereen haalbaar. We zien ook dat mensen juist een beweging de andere kant op maken. Voor sommige medewerkers met een beperking gaat het ouder worden gepaard met een sterke afname van hun belastbaarheid en werkvermogen. Dan kan een moment ontstaan dat zelfs beschut werk niet meer passend is en een persoon beter past in arbeidsmatige dagbesteding. De overgang van betaald werk (met salaris en pensioen) naar arbeidsmatige dagbesteding (met uitkering en aanvullend pensioen naast de AOW) blijkt in de praktijk niet eenvoudig en tot onzekerheden te leiden. Andersom, van dagbesteding naar beschut werk, kan ook voor onzekerheid zorgen, bijvoorbeeld over het verlies van rechten. Om ervoor te zorgen dat dit soort (financiële en wettelijke) schotten de meest passende vorm van participatie niet belemmeren, heeft de overheid het project Simpel Switchen(noot c) in de Participatieketen in het leven geroepen.6
Mogelijke rol bedrijfs- of verzekeringsarts bij verwijzing
Beschut werk wordt veelal ingezet voor mensen die geen (actuele) arbeidsrelatie hebben. Het gaat dan om mensen voor wie de gemeente of UWV een re-integratieverantwoordelijkheid heeft, zoals:
-
Bijstandsgerechtigden
-
Niet-uitkeringsgerechtigden
-
Personen met een uitkering op grond van de WW, Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, Wajong, Wia, ZW, Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen.
In de gevallen dat het gaat om een persoon met een arbeidsongeschiktheidsuitkering van UWV kan de verzekeringsarts van UWV een rol spelen. Bedrijfsartsen hebben in de praktijk niet vaak te maken met beschut werk. Wel is het goed om te weten dat er een voorziening bestaat voor werknemers en werkzoekenden die verdergaande aanpassing en intensieve begeleiding nodig hebben. Voor werknemers die vanwege ziekte of een niet aangeboren beperking niet meer hun oude werk kunnen uitvoeren, kan in individuele gevallen, na of in het kader van het tweede spoor van de Wet Verbetering Poortwachter, beschut werk een passende oplossing zijn. Als bedrijfs- of verzekeringsartsen dat met de werknemer willen verkennen, kunnen ze contact opnemen met de woongemeente van betrokkene. Raadpleeg daarvoor de criteria die UWV bij de beoordeling hanteert in artikel 3 Besluit advisering beschut werk.7
Als de aanvraag beschut werk doorgezet wordt, komt de arbeidsdeskundige van de divisie Sociaal-medische zaken (SMZ) van UWV in beeld. De arbeidsdeskundige beoordeelt of iemand voor beschut werk in aanmerking komt. De verzekeringsarts heeft geen standaardrol in de beoordeling. Alleen bij twijfel over de aard van de beperkingen van een kandidaat, of als er sterke aanwijzingen zijn dat de kandidaat geen arbeidsvermogen heeft, wordt de verzekeringsarts ingezet. Dit is een bewuste insteek omdat de overheid met de Participatiewet vooral wil kijken naar de mogelijkheden van mensen om (weer) aan het werk te komen en te blijven.
Tegenwoordig zien we ook steeds meer integrale beoordelingen bij UWV via een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen.8 UWV kijkt dan, breder dan alleen beschut werk, wat het best passende arbeidsparticipatieinstrument is (beschut werk, banenafspraakbaan of Wajong-uitkering). Zie ook het artikel ‘Vergeet de Participatiewet niet’ dat start op de pagina hiernaast.
Noten
a. De Wetenschappelijk Raad voor Regeringsbeleid (WRR 2020) formuleert in haar rapport ‘Het betere werk. De nieuwe maatschappelijke opdracht’ drie condities voor goed werk: grip op geld, (zekerheid inkomen); grip op het werk (autonomie en verbondenheid) en grip op het leven (goede werk-privé-balans).
b. Iedereen die eind 2014 in Wsw-verband werkte mag dat tot aan het pensioen blijven doen. Vanwege de afsluiting per 2015 neemt de huidige Wsw-populatie elk jaar in omvang af maar is momenteel nog steeds over deze plaatsingstypen verdeeld.
c. Het meerjarig programma Simpel Switchen bracht de afgelopen jaren in kaart wat ervoor nodig is om de overgangen tussen uitkering en (betaald) werk – en vice versa – te versoepelen. Het programma ging dit jaar de vervolgfase in op basis van het Programmaplan Simpel Switchen 2024-2027 (zie divosa.nl).
Meer info over beschut en ander gesubsidieerd werk
Bedrijfs- en verzekeringsartsen die meer willen weten over de opties en voorwaarden van beschut en ander gesubsidieerd werk verwijzen we naar onderstaande documenten:
|
▶ Bruno Fermin is senior adviseur bij CAOP en fondsmanager SBCM, A&O fonds SW, Den Haag. Contact: b.fermin@caop.nl
▶ Heleen Heinsbroek is senior beleidsadviseur Wetgeving en Nieuwe Doelgroepen bij Cedris, Utrecht