Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Verslag minisymposium NSPOH november 2024

Flora van Hoorn
Sebastiaan Hoeffelman
Op 22 november 2024 vond een minisymposium plaats bij de NSPOH. Tien aios verzekerings- en bedrijfsgeneeskunde presenteerden de voorlopige resultaten van hun wetenschappelijke onderzoek dat zij uitvoerden ter afronding van hun opleiding. Het symposium werd gecoördineerd door Sophie van Till en Ellen Uiters. Als referenten waren prof. dr. Frederieke Schaafsma, bijzonder hoogleraar arbeids- en bedrijfsgeneeskunde aan het Amsterdam UMC en dr. Selwin Audhoe, onderzoekscoördinator van het Kenniscentrum Verzekeringsgeneeskunde (KCVG), aanwezig.
© SDI Productions / Getty Images / iStock

De aanhoudende tekorten aan verzekerings- en bedrijfsartsen en de uiteenlopende effecten hiervan, waaronder frequenter werken volgens taakdelegatie, kwam als thema bij meerdere presentaties aan de orde.

Werken in taakdelegatie bij UWV

De toenemende WIA-instroom en de tekorten aan artsen bij het UWV vormden voor enkele aios verzekeringsgeneeskunde een aanleiding voor onderzoek. Twee aios onderzochten in dit kader de ervaringen met taakdelegatie. Een enquêteonderzoek zocht antwoord op de vraag of aios bij de afdeling sociaal-medische oordeelsvorming (SMZ) van UWV zich voldoende ondersteund voelen door de actoren van de opleiding; de manager, de praktijkopleider en het opleidingsinstituut. Bij dit onderzoek gaf de meerderheid van de respondenten aan zich over het algemeen goed ondersteund te voelen door de praktijkopleider en zich bekwaam te voelen om met taakdelegatie te werken. Maar slechts een minderheid heeft formeel onderwijs gehad over taakdelegatie en slechts 5% geeft aan dat dit voldoende was. Verder blijken er volgens de aios voor het management en het opleidingsinstituut nog kansen te liggen ten aanzien van het verbeteren van de ondersteuning.

Ervaringen van sociaal-medisch verpleegkundigen

Een andere aios presenteerde onderzoek naar de ervaringen van sociaal-medisch verpleegkundigen die werken in taakdelegatie bij WIA-beoordelingen. De sociaal-medisch verpleegkundigen zijn positief over hun werk, vooral vanwege hun ruime spreekuurtijd, positieve reacties van klanten, goede arbeidsvoorwaarden en autonomie. Ook de samenwerking met artsen wordt zeer gewaardeerd. Voor verdere verbetering van de efficiëntie werden suggesties gedaan, zoals betrokkenheid van een medisch secretaresse bij dossiervoorbereiding, een uniformere werkwijze van artsen en inzet van kunstmatige intelligentie, zoals spraakherkenning tijdens gesprekken.

Motieven om praktijkopleider te worden

Vanwege het landelijke tekort aan verzekeringsartsen is één van de speerpunten van het UWV het structureel werven van artsen. Om deze artsen vervolgens door laten stromen naar de medische vervolgopleiding Verzekeringsgeneeskunde is echter voldoende begeleidingscapaciteit aan praktijkopleiders nodig. Daarom onderzocht een aios welke factoren van invloed zijn op de keuze van verzekeringsartsen bij UWV om al dan niet praktijkopleider te worden. De belangrijkste motieven om praktijkopleider te worden zijn: kennis willen overdragen, verantwoordelijkheidsgevoel en het zoeken van uitdaging. Redenen om deze rol niet te vervullen zijn onder andere: geen ruimte zien naast de reguliere werkzaamheden, wensen op privégebied, geen verantwoordelijkheid over een ander willen hebben en twijfel aan eigen competenties. Financiële vergoeding speelt geen rol, maar voldoende tijd wel. Door meer tijd vrij te maken, zowel privé als voor begeleiding, kunnen meer praktijkopleiders worden geworven en behouden.

Aanvragen uit Duitsland

Ook binnen de afdeling Bijzondere Zaken (BZ) van het UWV wordt gezocht naar manieren om de efficiëntie te vergroten vanwege oplopende achterstanden. In dit kader onderzocht een aios of Duitse beoordelingen bij aanvragen uit Duitsland konden worden overgenomen. Hij deed dat middels een kwantitatieve, retrospectieve pilotstudie van 150 dossiers. Uit het onderzoek bleek echter dat een positieve toekenning van een Duitse uitkering mogelijk een negatieve voorspeller is voor de toekenning van een Nederlandse uitkering. Het overnemen van de Duitse beoordelingen biedt derhalve geen oplossing. De aios pleit voor harmonisatie van richtlijnen binnen Noord-Europa om deze discrepanties te verminderen en de efficiëntie te bevorderen.

Leefstijl en preventie kregen een prominente plek tijdens het symposium.

Interventies tijdens de ziektewet

Een aios keek naar interventies die kunnen worden ingezet tijdens de Ziektewet, specifiek de Intensieve Persoonlijke Training (IPT). Bij dit traject, dat wordt ingezet na een gesprek met arts of verpleegkundige, wordt een persoonlijk plan gemaakt. Voorbeelden van zo’n plan zijn de inzet van fysiotherapie, psychologische begeleiding, maatschappelijk werk of een korte cursus. Het traject duurt 12 weken en de cliënt heeft daarbij een coach voor begeleiding en motivatie. De opzet was een retrospectief cohortonderzoek met een onderzoeksperiode van 3,5 jaar. Gemiddeld blijken cliënten die meedoen aan deze interventie 69 dagen minder lang in de Ziektewet te zitten, een significant verschil met de controlegroep. Een belangrijke kanttekening is dat het om een observationeel onderzoek ging. Het was niet duidelijk waarom de cliënten uit de controlegroep geen interventie hadden ondergaan. Het is mogelijk dat de gematchte groep niet representatief was voor de gehele populatie.

Preventie van ziekte

Leefstijl en preventie kregen een prominente plek tijdens het symposium. Veel chronische aandoeningen worden mede bepaald door leefstijlfactoren. Bij oudere werknemers is zelfs zo’n 70% van het langdurig verzuim hiermee verbonden. Een aios bedrijfsgeneeskunde deed derhalve een kwalitatieve studie naar het gebruik van het voor veel artsen nog onbekende leefstijlroer.

Op het moment dat een werknemer uitvalt is deze zich bewuster van de eigen gezondheid en de invloed van leefstijl op de klachten. Deze verhoogde ontvankelijkheid biedt de bedrijfsarts een kans om leefstijlfactoren bespreekbaar te maken. De meeste deelnemers in het onderzoek zien de bedrijfsarts als een geschikte persoon om leefstijl te bespreken, vooral omdat werk en gezondheid vaak met elkaar verweven zijn. Uit het onderzoek blijken timing, persoonlijke regie en praktische adviezen een centrale rol te spelen in het optimaliseren van deze gesprekken. In het kader van preventie, werd ook aandacht besteed aan de rol van werk als oorzaak voor ziekte. Specifiek klachten van surmenage bij werknemers in het onderwijs werden hierbij bekeken. Bedrijfsartsen blijken significant minder vaak werk als etiologische factor te beschrijven bij surmenage, dan bij een corona-infectie.

Intimidatie op de werkvloer

Een andere aios voerde kwalitatief onderzoek uit, waarbij semigestructureerde interviews werden afgenomen, om zo een beter beeld te krijgen van de ervaringen van a(n)ios en bedrijfsartsen met intimidatie. Intimidatie komt vaak voor en kan vanuit zowel werknemers als werkgevers heftige vormen aannemen. De intimidatie van werknemers varieerde van verbale bedreigingen, gewelddadige uitingen en agressieve lichaamstaal tot zelfs dreiging met een wapen. Vanuit de werkgever manifesteerde intimidatie zich in beïnvloeding, manipulatie en het onder druk zetten van de werkrelatie, bijvoorbeeld door te dreigen de samenwerking stop te zetten. Dit onderzoek toont het belang aan van trainingen gericht op agressiebeheersing en het bespreekbaar maken van intimidatie op de werkvloer.

Samen beslissen

De overige presentaties gingen over de beperkte rol die samen beslissen (arts en cliënt) zou kunnen hebben in de spreekkamer van het UWV. Actieve betrokkenheid van de werknemer bij het eigen proces wordt namelijk genoemd als één van de bevorderende factoren bij arbeidsparticipatie. Hiervoor werd kwalitatief onderzoek verricht onder verzekeringsartsen. In de ziektewet worden positieve effecten verwacht om re-integratie te bereiken samen met de cliënt. Ingeschat wordt dat samen beslissen het werk van de (verzekerings)arts leuker en uitdagender maakt. Het vergt andere vaardigheden en inspanning om de cliënt mee te krijgen. Indien het toch niet lukt om samen tot een besluit te komen, kan alsnog worden teruggevallen op de wet- en regelgeving. De WIA zou zich door de aard van de beoordeling hier niet goed voor lenen.

Burn-out onder aios

Ook werd gekeken naar burn-out-gerelateerde klachten onder aios verzekeringsgeneeskunde; deze komen gelukkig relatief weinig voor. Het ging om kwalitatief onderzoek middels de Burn out Assessment Tool (BAT), uitgezet onder aios verzekeringsgeneeskunde. Factoren binnenin de instituutsopleiding die volgens de aios van belang werden geacht voor het ontwikkelen van burn-out-gerelateerde klachten zijn: actieve bespreking van mentale klachten tijdens het jaarlijks tripartietgesprek, begeleiding vanuit de praktijkopleider, goede samenwerking tussen de aios en de praktijkopleider, meer aandacht voor verminderde motivatie en vastlopen in de opleiding, curriculum inhoudelijk voldoende laten aansluiten met de praktijk, en meer aandacht voor mentale klachten bij aios tijdens het curriculum. Aanbevolen wordt om de belangrijkste factoren op te nemen in de planning voor het instituutsonderwijs.

Sebastiaan Hoeffelman, aios bedrijfsgeneeskunde bij de NSPOH.
Flora van Hoorn, aios verzekeringsgeneeskunde bij de NSPOH.
Noot: Bij interesse in een van de onderzoeken kunt u contact opnemen met Angarath van der Zee – van den Berg, coördinator en opleider Onderzoeksscholing NSPOH, a.vanderzee@nspoh.nl.

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen
account, maak dan hieronder een account aan.
Lees ook de spelregels.