De arbeidsparticipatie van vrouwen tussen de 45 en 65 jaar is in de afgelopen tien jaar fors toegenomen. Het is daarom niet vreemd dat er steeds meer aandacht is voor de impact van overgangsklachten op werk. Bedrijfsartsen hebben een belangrijke rol als het gaat om herkennen van overgangsklachten en het geven van advies.
Nederland telt ongeveer 1,8 miljoen werkende vrouwen van 45 jaar of ouder. Een omvangrijke groep werkenden, die in het algemeen ook te maken heeft met de overgang. Deze levensfase kan zoals bekend gepaard gaan met een scala aan vaak langdurige mentale en fysieke klachten. Veel van die klachten worden – ten onrechte – niet direct met de overgang in verband gebracht. Zoals klachten aan het houdings- en bewegingsapparaat. En omdat overgangssymptomen veel op burn-outklachten lijken, krijgen vrouwen in de overgang ook vaak een onjuiste diagnose.
Prof. dr. Karin Proper is chief science officer bij het RIVM en bijzonder hoogleraar Arbeid, Gezondheidsbevordering en Beleid aan het Amsterdam UMC. Van huis uit is ze bewegingswetenschapper met als specialisatie arbeid en gezondheid en epidemioloog. Ze coördineert onderzoek onder de werkende bevolking met extra aandacht voor groepen die mogelijk een verhoogd risico lopen: nachtwerkers, mantelzorgers, thuiswerkers en vrouwen in de overgangsleeftijd.
Michelle Clevis studeerde biomedische wetenschappen met specialisatie epidemiologie aan de Radboud Universiteit met als aandachtsgebied vrouwspecifieke onderwerpen. Ze is nu verbonden aan het RIVM en het Amsterdam UMC, waar ze promotieonderzoek doet naar het werkfunctioneren van vrouwen in de overgang.
Verminderd werkvermogen
Karin Proper verdiept zich al enige tijd in de impact van overgangsklachten op werk. Zo was ze een van de auteurs van het in 2022 verschenen RIVM-rapport ‘Overgang en werk’. Daarin werd antwoord gegeven op vragen als: Hoe vaak ervaren werkende vrouwen overgangsklachten? Welke klachten zijn dat? Worden deze klachten besproken op het werk? En wat is het verband tussen deze klachten en de inzetbaarheid op het werk? ‘Uit ons onderzoek bleek dat vrouwen die veel last hebben van overgangsklachten een verminderd werkvermogen hebben. Dat vertaalde zich niet alleen in meer ziekteverzuim en een hogere herstelbehoefte, maar in ook lagere productiviteit.’
Het onderzoek was grootschalig opgezet. Er werd gebruik gemaakt van de LifeLines-cohortstudie, een langlopende cohortstudie onder ruim 165.000 deelnemers uit Noord-Nederland. ‘We hebben een extra vragenlijst over overgangsklachten kunnen uitsturen naar ongeveer 35.000 vrouwen in de leeftijd tussen de 40 en 66 jaar. Daarvan hebben er 12.000 vrouwen met betaald werk gereageerd. Van die groep bleken ruim 8.000 werkende vrouwen in de overgang te zitten. En die hebben wij kunnen gebruiken voor de analyses naar overgangsklachten en de impact op het werk.’
Inventariseren
Het onderzoek had verschillende doelen, vertelt Proper. Enerzijds ging het om inventariseren van welke klachten hoe vaak voorkwamen en of die klachten ook op het werk besproken werden.
Anderzijds wilden de onderzoekers kijken welke verbanden er tussen overgangsklachten en inzetbaarheid op het werk bestaan. ‘Uit de resultaten, zagen we dat een op de vier werkende vrouwen met overgangsklachten (heel) vaak last heeft van slaapproblemen. Maar ook andere psychologische klachten, waaronder vermoeidheid en lusteloosheid, doen zich vaak voor. Ook zien we veel somatische klachten zoals spierpijn en gewrichtspijnen.’
‘Vrouwen met veel overgangsklachten zijn minder productief en vaker ontevreden over het werk’
En dan zijn er natuurlijk nog de voor de hand liggende klachten zoals opvliegers en nachtelijk zweten. Daarvan blijkt een op de vijf vrouwen uit het onderzoek veel last te hebben.
Over de relatie tussen overgangsklachten en de inzetbaarheid of het werkfunctioneren, zegt Proper: ‘Daar zien we sterke verbanden. Vrouwen die veel last hebben van overgang verzuimen twee keer zoveel als vrouwen die weinig last hebben van overgangsklachten. Ze hebben bovendien een vijf keer hogere herstelbehoefte, zijn minder productief en twee keer zo vaak ontevreden over het werk.’
Taboe
Een belangrijke bevinding is volgens Proper dat de overgang kennelijk nog steeds taboe-onderwerp is op het werk. ‘We zien in ons onderzoek dat meer dan de helft van de vrouwen met overgangsklachten die het werkfunctioneren beperken, dat niet op het werk bespreekt. En als het al besproken wordt op het werk, dan is dat vooral met collega’s en veel minder met leidinggevenden. Contact zoeken met een onafhankelijke persoon zoals een bedrijfsarts, komt helemaal weinig voor.’ Ze vindt echter dat juist de bedrijfsarts de aanwezen persoon is om vrouwen te ondersteunen en te begeleiden.
Figuur 1: Ervaren van beperkingen bij dagelijkse activiteiten (inclusief werk) door overgangsklachten onder 7.425 vrouwen. Bron: RIVM-factsheet Werken tijdens de overgang.
‘Het is van belang dat werkgevers en werknemers bewust zijn van de impact van overgangsklachten op het werk. Hier ligt een belangrijke rol voor de bedrijfsarts. Ze moeten de klachten herkennen en vervolgens ondersteuning en advisering bieden. Niet alleen aan de werknemer met overgangsklachten, maar zeker ook aan de leidinggevende en de werkgever. Het gaat om herkennen, erkennen en adviseren.’
Het consortium brengt de nadeligegevolgen van de overgang beter in kaart
MenoPause Consortium
Gelukkig zijn er voor bedrijfs- en verzekeringsartsen inmiddels de nodige kennisbronnen om uit te putten. Zo heeft de NVAB een speciale themapagina ‘Overgang en werk’ op haar website (nvab-online.nl/thema/overgang-en-werk) en verschijnt dit voorjaar de vernieuwde NVAB-richtlijn Overgang en werk.
De NVAB is ook een van de betrokken partijen bij het MenoPause Consortium (menopauseconsortium.org). Binnen dit consortium werken artsen, onderzoekers, leefstijldeskundigen, vrouwen in de overgang en andere belanghebbenden samen om de nadelige gevolgen van de overgang beter in kaart te brengen en strategieën te ontwikkelen om deze nadelige gevolgen te voorkomen.
Het onderzoek is verdeeld in de thema’s ‘Slaap & Mentale Gezondheid’, ‘Lichamelijke Gezondheid’ en ‘Werken’. Aan dat laatste thema is Proper als senior onderzoeker verbonden. ‘In dat werkpakket onderzoeken we welke factoren van invloed zijn op het werkfunctioneren van vrouwen in de overgang en is een van onze doelen om een interventie te ontwikkelen en te evalueren die werkende vrouwen in de overgangsleeftijd in het werk ondersteunt.’
Promotieonderzoek: ontwikkelen van interventie
Voor het consortium gaat PhD-kandidaat Michelle Clevis in het kader van haar promotieonderzoek aan de slag met het ontwikkelen van deze interventie.
Over de onderzoeksvragen zegt ze: ‘We willen vooral meer inzicht krijgen in wat nu de risicofactoren of juist de beschermende factoren zijn voor verminderd werkfunctioneren tijdens deze levensfase. Je kunt dan denken aan leefstijl, maar ook aan werkomstandigheden. Wat is bijvoorbeeld de invloed van regelmogelijkheden op het werk of de ervaren sociale steun van leidinggevenden of collega’s? Verder willen we ook graag meer inzicht krijgen in wat de ondersteuningsbehoeften zijn van vrouwen in de overgang op het werk. Die willen we via interviews met werkende vrouwen in de overgang in kaart brengen.’
‘Ruim de helft van in functioneren beperkte vrouwen bespreekt overgangsklachten niet op het werk’
Alle opgedane informatie moet uiteindelijk leiden tot een integrale interventie die de duurzame inzetbaarheid van vrouwen in de overgang vergroot. ‘Met integraal bedoelen we dan dat de interventie zowel gericht is op individueel als organisatieniveau.’
Om de interventie te kunnen ontwikkelen is het belangrijk dat bedrijven meewerken. Zie de oproep onderaan. Clevis: ‘We willen bijvoorbeeld focusgroepen met leidinggevenden, hr-medewerkers of arboprofessionals samenstellen om achter de succes- en faalfactoren te komen.’ Ook zijn bedrijven nodig die de interventie te zijner tijd als pilot willen implementeren. ‘Want we willen uiteraard ook kijken of de ontwikkelde interventie effectief is in het verbeteren van het werkfunctioneren van de vrouwen.’ De focusgroepen en interventiestudie zullen plaatsvinden in 2025/2026.
Alert blijven
Clevis heeft vier jaar de tijd voor haar promotieonderzoek. Het consortium zelf heeft een looptijd van acht jaar. Voor de eerste onderzoeksresultaten moeten we dus nog even geduld hebben. Tot die tijd hopen Proper en Clevis dat bedrijfsartsen in toenemende mate alert zijn op de mogelijke impact van overgangsklachten op het werk. ‘Bedrijfsartsen moeten daar ook echt hun adviserende en signalerende rol in pakken’, aldus Proper. Belangrijk in dat licht is dat het taboe op de overgang verdwijnt. ‘Dat vraagt een open, veilige cultuur op het werk zodat het voor de werknemer gemakkelijker wordt om de overgang bespreekbaar te maken. Daarin heeft iedereen een rol: de werknemer, de leidinggevende en de bedrijfsarts.’
Hoop op meer handvatten en strategieën
Waar hopen de onderzoekers over vier tot vijf jaar te staan? Proper en Clevis verwachten in elk geval meer kennis te hebben over de impact van overgangsklachten en de onderliggende mechanismen. ‘Maar we hopen vooral ook dat we tegen die tijd meer handvatten en strategieën hebben die bijdragen aan de inzetbaarheid van werkende vrouwen met overgangsklachten.’
Meedoen aan interventiestudie?
Bedrijven die geïnteresseerd zijn om deel te nemen aan de interventiestudie kunnen contact opnemen: michelle.clevis@rivm.nl.