TBV-online sprak onlangs met prof. Han Anema over zijn onderzoek naar vrouwspecifieke aandoeningen in relatie tot arbeid en verzuim. Anema signaleert in dit interview dat veel vrouwen na hun zwangerschap minder gaan werken of helemaal stoppen. Die keuze is mogelijk omdat Nederland ‘heel goede, riante regelingen kent voor vrouwen rond de zwangerschap’.
Dat is een groot goed natuurlijk, maar door deze loopbaankeuze krijgen vrouwen een achterstand op de arbeidsmarkt, merkt Anema op. Het is een van de factoren waardoor ze minder verdienen dan mannen. Omdat vrouwen vaak wat langer thuisblijven, worden werkgevers niet gestimuleerd om hun werk aan te passen. Dit vergroot de kans op onnodige uitval van vrouwen die wel starten na hun zwangerschapsverlof.
Er zijn ongetwijfeld factoren aan te wijzen die de keuzes rond werkhervatting na een bevalling beïnvloeden. Zo lijkt aannemelijk dat vrouwen die op grond van hun opleiding op een gunstige loopbaanontwikkeling rekenen, vaker blijven werken dan vrouwen die weinig perspectief zien. Behalve een financiële prikkel kan hierbij ook een verschil in arbeidsomstandigheden een rol spelen. Theoretisch geschoolden hebben in het algemeen zittend werk en een grotere autonomie dan praktisch geschoolden. Dat maakt het makkelijker om de draad weer op te pakken.
Wat zeggen de cijfers?
Het CBS formuleerde dit soort hypotheses en gebruikte gegevens over stellen die in 2005 of 2013 hun eerste kind kregen om ze te toetsen. Daarbij werd gelet op het inkomen 2 jaar voor en 2 jaar na de geboorte. In 2005 daalde het inkomen van 39 procent van de vrouwen in deze periode; een signaal dat ze minder waren gaan werken. In 2013 betrof dit nog maar 29 procent. Helemaal stoppen kwam weinig voor; dit betrof 7 procent van de vrouwen in 2005 en 4 procent in 2013. De meeste jonge moeders gingen niet terug in werkuren.
Uit een verdere analyse blijkt dat vrouwen die vooraf meer verdienen, vaker blijven werken na de geboorte van hun kind. Hoger opgeleide vrouwen doen dit vaker dan lager opgeleide. Vrouwen die (bijna) volledig werken, stoppen minder snel dan vrouwen met een kleine deeltijdbaan. Ook het gezinsinkomen doet ertoe; anders dan je misschien zou verwachten blijven jonge moeders vaker werken wanneer dit hoger is. Vooral vrouwen die hun partner als voornaamste kostwinner zien, gaan minder werken of stoppen helemaal waardoor hun financiële zelfstandigheid verder afneemt.
Inkomensonzekerheid
Uit deze gegevens blijkt dat de meeste vrouwen na hun zwangerschapsverlof weer aan de slag gaan en dat dit percentage tussen 2005 en 2013 verder toenam. Het CBS verklaart dit uit een grotere inkomensonzekerheid die jonge ouders ertoe dwingt om allebei te blijven werken. Bij de groep met de hoogste inkomens spelen ook de wens om een huis te kopen of de hypotheeklasten een rol.
Bestaansonzekerheid beïnvloedt ook het besluit om kinderen te krijgen. Stellen met een kinderwens durven dit pas wanneer beide partners een baan hebben, liefst met een vast contract, en daarmee voldoende verdienen. Financiële onzekerheid leidt tot uitstel van de kinderwens, zo blijkt uit het promotieonderzoek van Daniël van Wijk. Het is treurig dat je je in dit land te arm kunt voelen om een kind te krijgen.
Tot slot
Uit de CBS-studie kwam nog naar voren dat vrouwen die bij de overheid in dienst zijn, vaker weer gaan werken dan jonge moeders met een baan in het bedrijfsleven. Het is zaak te onderzoeken wat in de bedrijfscultuur of (toepassing van) regelingen rond zwangerschaps- en ouderschapsverlof bij overheidsinstanties dit positieve verschil verklaart. Daar kunnen we van leren.