Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

De Ziektewet: een moeilijke bevalling

André Weel
Jurjen Breedijk
Het vakgebied Arbeid en Gezondheid kent een lange en rijke geschiedenis. André Weel en Jurjen Breedijk, beide bedrijfsarts en curator bij het Trefpunt Medische Geschiedenis Nederland op Urk, werken aan een Canon waarin deze geschiedenis in enkele tientallen bijdragen wordt samengevat. Deze teksten worden te zijner tijd gebundeld in een boek (de Canon voor Arbeid en Gezondheid), maar verschijnen daarvoor al op TBV-online.

Ergens tussen stapels oude paperassen vind ik een vergeelde oproepkaart voor de Ziektewet.

De voorzijde vermeldt de afzender: de bedrijfsvereniging Sociaal Fonds Bouwnijverheid (SFB). Voorts zien we naam en adres van de controlerend geneeskundige, alsmede de spreekuurtijd waarbinnen de zieke werknemer zich moet melden. De arts in kwestie is dr. J.H. Sypkens Smit (1903-2001), huisarts te Hattem, controlerend geneesheer voor het SFB, maar ook en vooral een zeer verdienstelijk man voor de Nederlandse medische geschiedenis, met op dat gebied een lange lijst van publicaties.

Op de achterzijde lezen we de regels waar de verzuimende bouwvakker zich aan moet houden, op straffe van verlies van ziekengeld.

Aanvullende voorziening

We hebben hier te maken met de uitvoering van de Ziektewet. Een sociale verzekeringswet die de loondoorbetaling aan zieke werknemers regelt. Aan het begin van de twintigste eeuw is dat bepaald geen vanzelfsprekendheid. Weliswaar is er de Ongevallenwet, maar die is alleen van toepassing bij verzuim door ongevalsletsel (later ook verzuim door een beroepsziekte). Andere, niet in de arbeid gelegen oorzaken voor ziekteverzuim dekt de Ongevallenwet niet. Er is behoefte aan een aanvullende voorziening! Die is er uiteindelijk gekomen in de vorm van de Ziektewet.

De Ziektewet is het sluitstuk van een reeks sociale verzekeringswetten, waarvan de Ongevallenwet van 1901 de eerste is. Zelden is de draagtijd van een wet zo lang geweest. Nadat de Ziektewet in eerste aanleg, ingediend door minister Talma, in 1913 door het Nederlandse parlement is aangenomen, duurt het nog tot 1930 voordat de wet feitelijk van kracht wordt. Waarom heeft dat zoveel tijd gekost?

In de periode tot 1930 vinden er schier eindeloze discussies plaats over steeds dezelfde onderwerpen: de werkingssfeer (op wie heeft de wet betrekking?), de voorwaarden waaronder tot uitkering wordt overgegaan, de hoogte en de duur van de uitkering, wie het gaat betalen (de Staat of de werkgevers?) en wie de controles gaat organiseren. De Staat en de werkgevers staan steeds tegenover elkaar. De werkgevers kiezen stelling vóór particulier initiatief, en tegen overheidsinterventie. Bovendien zien de werkgevers de vakbonden aanvankelijk niet als serieuze onderhandelingspartners.

Abraham Kuyper 1837-1920

Bedrijfsverenigingen

Minister-president Abraham Kuyper (kabinet-Kuyper, 1901-1905) komt de eer toe om als eerste (in 1902) met een wetsvoorstel te komen voor verzekering tegen de gevolgen van ziekte. Hij ergert zich aan de vele klachten over de wijze waarop tot dan toe een uitkering wordt toegekend, áls die al wordt toegekend. De geringe deelname van werkgevers aan particuliere verzekeringen en het gebrek aan voldoende reserves bij de bestaande fondsen zijn hem een doorn in het oog. Zijn voorstel wordt niet in behandeling genomen, en dat geldt ook voor vele wetsvoorstellen van latere kabinetten. Door de Eerste Wereldoorlog en de financiële crisis van eind jaren twintig loopt de wetgeving nog meer vertraging op.

De ‘proeve’ van werkgeversvertegenwoordiger Posthuma en werknemersvertegenwoordiger Kupers uit 1921 legt de basis voor een uitweg. De ziekengeldverzekering wordt in deze proeve onttrokken aan ambtelijke bemoeienis en in handen gelegd van de direct belanghebbenden: werkgevers en werknemers. Door vertegenwoordigers van beide geledingen bestuurde bedrijfsverenigingen (zoals het SFB) moeten zorgen voor de uitvoering. Het ziekengeld wordt vastgesteld op 80 procent van het loon. De uitkering gaat in na twee wachtdagen. De kosten worden door de werkgevers gedragen. Uiteindelijk lukt het minister Jan Rudolph Slotemaker de Bruïne om de Ziektewet in 1929 door de beide Kamers der Staten-Generaal aangenomen te krijgen. De wet treedt op 1 maart 1930 in werking. De bedrijfsverenigingen contracteren op grote schaal huisartsen die zij als ‘controlerend geneesheer’ aanstellen voor hun werknemerspopulaties.

Risque social

De Ziektewet vormt, met de Invaliditeitswet, een keerpunt in de Nederlandse sociale-verzekeringswetgeving. Bij de Ongevallenwet is het principe steeds geweest dat de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid in de verrichte arbeid moet liggen. Men noemt dat het risque professionnel. Bij de Ziektewet, en alle latere sociale verzekeringswetten, inclusief de WAO en de WIA, doet die oorzaak er niet meer toe. Arbeidsongeschiktheid is nu ook verzekerd voor mensen zonder baan. Het is een risque social. Met het einde van de Ongevallenwet in 1966 is in Nederland het principe van het risque professionnel verdwenen. Het risque social is als enige overgebleven. Daarmee neemt Nederland in Europa een uitzonderingspositie in.

In nog een ander opzicht is de Ziektewet een keerpunt. De Ziektewet keert alleen ziekengeld uit; niet de kosten van medisch onderzoek en behandeling. De Ongevallenwet voorziet wel in behandeling en revalidatie. Met de Ziektewet wordt de scheiding van behandeling en controle, ook financieel, een realiteit in Nederland.

Arbodiensten

Vanwege de opheffing van de bedrijfsverenigingen, en de verplichtstelling van de Arbo-dienstverlening in 1994, is de Ziektewet geprivatiseerd. Het aantal werknemers dat vanaf 1994 door arbodiensten wordt gezien, neemt daarmee spectaculair toe. Het pakket dat aan de gecontracteerde bedrijven wordt geleverd, is in veel gevallen vooral gericht op individuele verzuimbegeleiding en claimbeoordeling. Het omvat in elk geval datgene wat de voormalige bedrijfsverenigingen de aangesloten bedrijven boden in het kader van de Ziektewet.

De ‘doelgroep’ van de Ziektewet is door de invoering van de Wet Uitbreiding Loondoorbetaling bij Ziekte (WULBZ) in 1999 aanzienlijk verkleind. Als regel betaalt nu de werkgever twee jaar lang minimaal 70% van het loon door. De Ziektewet bestaat evenwel nog steeds, nu als zogenaamd vangnet voor loondoorbetaling voor bepaalde categorieën, zoals mensen zonder baan en zwangeren.

Verder lezen

1. Lieburg MJ van. In memoriam dr. J.H. Sypkens Smit (1903-2001). Gewina 2001; 24: 185-187.
2. AWVN. Een slepende kwestie. De Ziektewet. https://www.awvn.nl/app/uploads/2019/09/GEHEUGEN-VAN-DE-POLDER-HOOFDSTUK-10-ZIEKTEWET-1.pdf
3. Boer WEL de, Houwaart ES [red]. Geschiktheid gewogen. Claimbeoordeling en arbeidsongeschiktheid in Nederland 1901-2005. Leiden: TNO Kwaliteit van Leven, 2006.
4. Hoeven JA van der. De controlerend geneesheer. Leiden: Stafleu, 1960.

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen
account, maak dan hieronder een account aan.
Lees ook de spelregels.