In de mémoires van Peter van den Boogaard, bedrijfsarts bij de BGD Oostelijk Gelderland (1986), valt mijn oog op een typische anekdote:
‘Op zekere dag was de begrafenis van een collega-arts uit de streek. Ik stond bij het huis toen de kist naar buiten werd gedragen. Er waren vier dragers. Ineens zag ik dat het werknemers waren van een bedrijf van mij. Ik wist dat ze in de Ziektewet liepen, met rugklachten. Zij hadden mij ook gezien en hadden zo’n moeite om zich voor mij te verbergen, dat de kist bijna op de grond viel. De volgende dag waren ze alle vier weer aan het werk. En ik heb het er toen maar bij gelaten.
Later heb ik ze nog verschillende keren op mijn BGD-spreekuur gehad. Als er dan onenigheid dreigde over de datum van werkhervatting, dan zei ik: “Het was toch een mooie begrafenis bij die dokter, hè?” “Ja zeg dat wel”, zeiden ze dan. We hebben het altijd goed met elkaar kunnen vinden.‘
Na de Tweede Wereldoorlog zien we in Nederland de gestage opmars van de bedrijfsgeneeskundige diensten, kortweg BGD-en. Vooral grotere bedrijven sluiten zich aan, vooralsnog op basis van vrijwilligheid. Het ziekteverzuim is hoog in die naoorlogse jaren, en de industriële arbeid is zwaar en geestdodend. De bedrijven hebben hoge verwachtingen van de BGD-en. Men verwacht dat gekwalificeerde bedrijfsartsen beter in staat zijn het ziekteverzuim aan te pakken dan de traditionele controlerend geneesheren, van oudsher huisartsen die de Ziektewet er als neventaak bij doen. Bovendien kunnen de bedrijven ook voor hun keuringen bij de BGD-en terecht.
Wettelijke verplichting
Op 23 oktober 1958 neemt de Tweede Kamer met 66 tegen 53 stemmen een wet aan die het instellen van geneeskundige diensten in grote bedrijven op termijn verplicht zal stellen.
Een bedrijfsgeneeskundige dienst of BGD is ‘het apparaat dat met het geven van adviezen en het verstrekken van bedrijfsgeneeskundige zorg werkgevers en werknemers ten dienste staat’, zo lezen we in de werkgeversbrochure. De taken van een BGD worden opgesomd in de Wet op de Bedrijfsgeneeskundige Diensten, waarvan de laatste versie op 1 maart 1975 in werking treedt.
Een belangrijk principe van deze wet is dat de geleverde zorg aan iedere werknemer in een onderneming ten goede moet komen. Vanwege het bestaande tekort aan gekwalificeerde bedrijfsartsen is de verplichting tot het hebben van een BGD vooralsnog beperkt tot industriële ondernemingen die 750 of meer personen in dienst hebben; tot pigmentfabrieken waar loodhoudende pigmenten worden bereid, en tot loodaccufabrieken. Een verplichtstelling voor de sociale werkplaatsen wordt op korte termijn verwacht. Ondernemingen die niet onder de verplichting vallen kunnen zich vrijwillig aansluiten.
De wet onderscheidt twee typen BGD-en:
a. Enkelvoudige: verbonden aan één onderneming.
b. Gezamenlijke: verbonden aan een combinatie van ondernemingen.
Eén full-time bedrijfsarts wordt geacht 2000 tot 3000 werknemers te kunnen verzorgen. Is de BGD tevens belast met ziektewetcontrole of met ongevalsbehandeling dan ligt die grens lager.
Stichtings- of verenigingsvorm
BGD-en hebben bestuurlijk de stichtings- of verenigingsvorm. In geval van een vereniging is het bestuur meestal paritair samengesteld: gelijke aantallen werkgevers- en werknemersbestuursleden. BGD-en worden erkend door de minister van Sociale Zaken op advies van het College van Bijstand en Advies voor de Bedrijfsgeneeskunde. Daartoe moet de BGD aan enkele voorwaarden voldoen qua werkzaamheden, huisvesting, uitrusting en personeel. Voor een gezamenlijke BGD geldt dat de ondernemingen in elkaars nabijheid moeten liggen. Men spreekt dan ook wel van een regionale BGD. Aan het hoofd van een BGD moet een gekwalificeerde bedrijfsarts staan .
De bedrijfsartsen houden bij hun werk hun medische zelfstandigheid jegens de bestuurder van de ondernemingen waarvoor zij werken. Zij zijn ook verplicht tot geheimhouding van gegevens omtrent personen en omstandigheden die onder het beroepsgeheim vallen. De verantwoordelijkheid voor het treffen van maatregelen ligt bij de werkgever.
Ook de Ondernemingsraad heeft wettelijke bevoegdheden waar het de bedrijfsgezondheidszorg betreft. Het vertrouwen van de werknemers ziet men als een voorwaarde voor het succes van een BGD.
Een kostenschatting voor BGD-en anno 1974 komt uit op een range van 40 tot 90 gulden per werknemer per jaar.
Taken
De wet geeft een opsomming van de taken van een BGD. Onderstaande tien taken merkt de wetgever aan als essentieel:
a. Het verrichten van geneeskundig onderzoek bij indiensttreding.
b. Het verrichten van periodiek geneeskundig onderzoek van werknemers die in verband met de uitoefening van hun werkzaamheden aan bijzonder gevaar voor hun gezondheid blootstaan.
c. Het doen van aanbevelingen tot het voorkómen van beroepsziekten.
d. Het medewerken aan het voorkómen van ongevallen.
e. Het medewerken aan revalidatie.
f. Het medewerken aan het weren en bestrijden van schadelijke invloeden, waaraan de werknemer in verband met zijn arbeid kan zijn blootgesteld, zoals schadelijke dampen, gassen, stof, schadelijk of hinderlijk geluid of andere schadelijke of hinderlijke trillingen of schadelijke stralingen.
g. Het houden van toezicht op de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht, zoals temperatuur, vochtigheid, luchtbeweging, stof, verlichting, geluid en zindelijkheid.
h. Het houden van toezicht op schadelijke invloeden welke de werknemer door de aard van zijn arbeid, zijn werktijden, zijn arbeidsmilieu of het arbeidstempo kan ondervinden, zoals invloeden ten gevolge van ploegenarbeid, stukwerk of het automatiseren van het productieproces.
i. Het houden van een bedrijfsgeneeskundig spreekuur.
j. Het verlenen van eerste hulp bij ongevallen of ziekte, het doen van aanbevelingen tot het organiseren van de EHBO en tot het plaatsen van het aan de eerstehulppost verbonden personeel, alsmede het opleiden en instrueren van dit personeel.
Verzuimbegeleiding
In deze opsomming worden controle en begeleiding van verzuimende werknemers niet expliciet genoemd. Toch is dat in de praktijk wel degelijk een belangrijke taak van de BGD. De bedrijfsartsen beschouwen de verzuimbegeleiding als een onmisbare informatiebron inzake de arbeidsomstandigheden. Via het spreekuur hoor je immers wat er speelt in het bedrijf, en kom je knelpunten in het werk en in de organisatie op het spoor. Die kun je dan aan de orde stellen in het periodiek overleg met afdelingschefs en personeelsfunctionarissen. Men noemt dat ‘het sociaal-medisch overleg’.
BGBouw
In de periode 1975 – 1985 groeit het aantal gezamenlijke BGD-en gestaag. Een belangrijke stimulus voor deze groei zijn de activiteiten van de Bedrijfsgezondheidsdienst voor de Bouwnijverheid, kortweg BGBouw, opgericht in 1972. In feite bestaat BGBouw uit een klein centraal bureau met ongeveer tien medewerkers, en een netwerk van activiteiten die vooral door regionale BGD-en worden uitgevoerd. Men heeft de ambitie om elke bouwvakker binnen 20 kilometer van zijn woonadres toegang tot bedrijfsgezondheidszorg te bieden. Daarvoor moeten anno 1972 in grote delen van het land nog BGD-en worden opgericht. In 1975 sluit BGBouw de eerste dertien contracten met gezamenlijke BGD-en voor het leveren van zorg aan bouwbedrijven en bouwvakkers. Zo zorgt de bouwnijverheid met haar eigen BGBouw voor eigen werkgelegenheid: de BGD-en krijgen ruim betaald voor hun werk, en met die behoorlijk zekere inkomstenbron kunnen zij investeren in nieuwe gebouwen.
Een belangrijke activiteit van BGBouw zijn de beroepssurveys: een onderzoek naar werk en werkomstandigheden van een bouwberoep. Voor een kleine 40 beroepsgroepen acht men deze aanpak zinvol. Per survey worden twee bedrijfsartsen in opleiding geworven, die het onderzoek doen samen met hun bedrijfsverpleegkundigen en soms een arbeidshygiënist. Daarmee komt een schat aan kennis beschikbaar voor de bedrijfsgezondheidszorg, en tevens een rijke bron van mogelijkheden tot verbetering van arbeidsomstandigheden. Het is jammer dat BGBouw het niet tot zijn kerntaken rekent om ook oplossingen te ontwikkelen. Dat verandert als BGBouw in 1986 fuseert met Bureau Bouw Veilig en opgaat in de Stichting Arbouw. Arbouw krijgt wel de opdracht om verbeteringen in bouwbedrijven door te voeren.
Samenwerking
De gezamenlijke BGD-en worden door deze en andere ontwikkelingen gestimuleerd tot verdere samenwerking. In 1982 wordt de Federatie van Gezamenlijke Bedrijfsgezondheidsdiensten (FBGD) opgericht. Men streeft naar standaardisatie van de zorg en gezamenlijke instrumentontwikkeling. Standaardisatie wordt alom gezien als de belangrijkste voorwaarde voor kwaliteit van de zorg. De Groene Formulieren voor aanstellingsonderzoek en periodiek bedrijfsgezondheidkundig onderzoek (PBGO) dateren uit deze periode. In 1982 verschijnt ook het standaardwerk van bedrijfsarts Piet Jenniskens van de BGD West-Brabant: Modelleren van Bedrijfsgezondheidszorg. De landelijke dekking is medio jaren tachtig een feit. Elke Nederlandse plaats valt onder een gezamenlijke BGD. Deze dekking blijft bestaan tot 1994 [zie Luik: Een markt voor arbeid en gezondheid].
Verder lezen
• BGD Oostelijk Gelderland. Daor bun ie veur! 40 jaar gezondheidszorg voor Oost-Gelderse bedrijven. Doetinchem: Bedrijfsgezondheidsdienst Oostelijk Gelderland, 1986.
• VNO-NCW. Bedrijfsgeneeskundige Diensten. Brochure. Den Haag: Raad van Nederlandse Werkgeversverbonden, 1978.
• TNO. 40 jaar werken aan beter werk. Ernst van Koningsveld. Hoofddorp: TNO Arbeid, 2013.
• Yperen H van. Cor van Duivenbooden, dokter met bouwhelm. Harderwijk: Arbouw, 2011.
• Jenniskens P. Modelleren van bedrijfsgezondheidszorg. Breda: BGD West-Brabant, 1982.