Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Veertig jaar Arbeid en Gezondheid (1)

Dr André Weel
Jurjen Breedijk
Piet Kroon
In mei 1978 vond te Nijmegen het Congres Arbeid en Gezondheid plaats. Het was het jubileumcongres bij gelegenheid van het vijfde lustrum van de Medische Faculteitsvereniging Nijmegen. De studenten die het congres organiseerden lieten zich leiden door uitgesproken linkse politieke en economische uitgangspunten. Deze laten zich als volgt kort typeren. Op de arbeidsmarkt verkoopt de arbeider zijn arbeidskracht. De koper krijgt de volledige beschikking over die arbeidskracht. De koper wil meer uit die arbeidskracht halen dan wat hij bij de koop ervoor heeft betaald. Dit streven naar winst leidt tot uitbuiting van arbeiders. Door zijn arbeidskracht af te staan doet de arbeider gedurende zijn werktijd ook afstand van zijn menselijke rechten. De arbeider moet genoegen nemen met ongezond werk en slechte werkomstandigheden. Dat is de prijs die hij moet betalen.
Inmiddels zijn we ruim veertig jaar verder. Een terugblik op het Congres 1978 en een evaluatie van de sindsdien verstreken veertig jaar lijken op zijn plaats. Wie nu de van een dieprode omslag voorziene congresklappers1 uit 1978 leest, beseft hoeveel er in die tijdsspanne is veranderd. De rol van arbeid in een mensenleven wordt niet meer uitsluitend als schadelijk gezien. Het gevaar voor uitbuiting, ziekte en dood is teruggedrongen, maar niet weggenomen. Hoe is het met de zorg voor gezond en veilig werken gesteld? Wat valt op als we de situatie voor wat betreft die zorg in de periode 1973-1983 (het decennium rond het congresjaar) vergelijken met de zorg van nu? Wat kan een terugblik ons leren?

Deze overwegingen leiden tot een tweeledige vraagstelling:

1.

Welke thema’s inzake arbeid en gezondheid waren destijds aan de orde?

2.

Wat zijn de ontwikkelingen over de afgelopen veertig jaar? Vinden we deze ontwikkelingen terug in de dagelijkse praktijk en in de beleidsvoornemens van de overheid, zoals die onder meer tot uitdrukking komen in Arbovisie 2040 ?
In dit eerste artikel bespreken we de uitkomst van het in oktober 2019 gehouden Witness Seminar en de daarvoor toegepaste methodiek. Aan de hand daarvan beantwoorden we de eerste vraag. De tweede vraag, alsmede de conclusies, aanbevelingen en betreffende literatuurverwijzingen komen in het tweede artikel in TBV 6/7 aan de orde.

Methode

In dit eerste artikel inventariseren we de thema’s en ontwikkelingen die in de periode 1973-1983 actueel waren binnen het domein Arbeid en Gezondheid. Wij hebben daartoe twee typen van bronnen ter beschikking; het witness seminar 2019, en de vakliteratuur over de zorg voor gezond en veilig werken uit de periode 1973-1983.
Allereerst introduceren wij een binnen ons vak nieuwe methode van historisch onderzoek: het Witness seminar. Dit is een speciale vorm van oral history: een vorm van wetenschappelijk onderzoek naar het verleden door het systematisch verzamelen en vastleggen van individuele herinneringen van personen aan een gebeurtenis of tijds- periode. Bij een witness seminar discussiëren professionals uit één vakgebied met elkaar over een van te voren vastgesteld onderwerp uit een afgesproken tijdsperiode. Het doel van een witness seminar is vooral om het verleden te kleuren, door feiten en ontwikkelingen uit dat verleden vast te leggen.

De witness seminars binnen de medische historiografie ontstonden begin negentiger jaren van de vorige eeuw in Londen bij The Wellcome Institute for the History of Medicine. Daar werd de Wellcome Trust’s History of Twentieth Century Medicine Group opgericht. Vanaf 1993 werden met regelmaat witness seminars gehouden over een scala van onderwerpen uit de medische geschiedenis.2,3 Tot 2017 verschenen in totaal 63 verslagen van seminars in boekvorm. Alle verslagen zijn toegankelijk via het internet via de zoekterm Wellcome Witness Volumes. Deze Londense seminars zijn een tijdrovende en kostbare aangelegenheid. Wij kozen voor een minder ambitieuze benadering, en zochten daartoe samenwerking met het Trefpunt Medische Geschiedenis Nederland (TMGN) op Urk, dat al ervaring had met witness seminars over diverse medisch-specialistische onderwerpen. De basisprincipes van een witness seminar bij het TMGN zijn de volgende:

  • Tijdens een seminar wordt getracht inzicht te krijgen in de medische geschiedenis door middel van het registreren van herinneringen en de kritische bespreking van het historisch beeld betreffende een periode die de deelnemers bewust hebben meegemaakt.
  • Het aantal deelnemers (witnesses) is beperkt. Daardoor komt tijd vrij om aan de hand van van tevoren afgesproken onderwerpen herinneringen op te halen.
  • Het gaat om de uitwisseling van gedachten en herinneringen. Daarbij kan het van nut zijn om van tevoren aantekeningen te maken. Immers het geheugen is niet altijd betrouwbaar wanneer het gaat om feiten uit het verdere verleden.
  • Een Expert in the Field kiest de deelnemers aan het seminar. In overleg met deze expert wordt de bijeenkomst inhoudelijk voorbereid.
  • De discussie staat onder leiding van een gespreksleider-ondervrager. Deze ondervraagt alle witnesses eerst afzonderlijk, waarna er in groepsverband wordt gediscussieerd.

Op 31 oktober 2019 vond in het TMGN het witness seminar Veertig jaar Arbeid en Gezondheid plaats, onder auspicien van de Vereniging ELMA.4 Er waren negen witnesses aanwezig en twintig andere belangstellenden uit het domein arbeid en gezondheid. Onder de witnesses en belangstellenden bevonden zich enkele organisatoren van het congres in 1978. In de bijlage bij dit artikel vindt u de namen van de witnesses met hun professionele activiteiten in de periode 1973-1983. Jurjen Breedijk, Piet Kroon en André Weel fungeerden als Expert in the Field. André Weel trad op als voorzitter van het witness seminar; Hans Dam was gespreksleider-ondervrager. Piet Kroon en Jurjen Breedijk waren de observatoren en noteerden thema’s en trends in de discussies. Elke ronde omvatte individuele ondervragingen en een groepsdiscussie. Het gehele seminar van vier uur werd audiovisueel geregistreerd. De originele opnames worden bewaard in het TMGN. Een transcript is voor belangstellenden beschikbaar.

Resultaten

Witness seminar

In de eerste ronde stelt de gespreksleider drie thema’s aan de orde: bedrijfssluitingen, arbeidsongeschiktheid en gastarbeiders. De startthema’s voor de beide gespreksronden zijn tevoren door de Experts in the Field geselecteerd uit de actualiteit van destijds, zoals die uit de congresklappers van 1978 naar voren komt, en dienen als gangmakers voor de discussie.
Bedrijfssluiting werd destijds beschouwd als één van de risicofactoren voor de gezondheid.
Arbeidsongeschiktheid was een belangrijk thema; arbeid werd gezien als een verzameling van risicofactoren voor gezondheidsschade, waardoor mensen arbeidsongeschikt konden worden. De witnesses constateerden dat het in de jaren zeventig vooral ging over risicofactoren: in het bedrijf, maar ook in het milieu en in de wijk. De Nijmeegse Aktiegroep Medicijnen beschouwde arbeid als een bedreiging met veeleisende bazen en vies werk. Als bedrijfsarts moest je de mensen daartegen beschermen. In linkse kringen bestond er een uitgesproken wantrouwen tegen bedrijfsartsen. Als je bedrijfsarts werd, ging je dan niet meewerken aan de reparatie van arbeidskrachten in dienst van het kapitaal? Het curriculum van de bedrijfsartsopleidingen was gericht op de arbeidsrisico’s. Bij de CORVU in Amsterdam en de SGBO in Nijmegen ging het vooral over belastende factoren in de arbeid.
Gastarbeiders werden destijds beschouwd als een tijdelijk fenomeen. Terugblikkend op de afgelopen veertig jaar constateren sommige witnesses dat een veel belangrijker demografische verandering in de arbeidswereld de feminisering is geweest: het sterk toegenomen aandeel van vrouwelijke werknemers.
Andere thema’s die in de eerste ronde aan bod kwamen waren: de huisarts die zich niet met het werk bemoeide, behalve in de zelfverkozen rol van controledokter; de enorme groei van de werkloosheid; de homoseksualiteit, toen nog een ziekte en zelfs een reden voor afkeuring. Er was een duidelijke hiërarchie, niet alleen binnen de bedrijven, maar überhaupt in de maatschappij. Er bestonden aanzienlijke statusverschillen tussen werkgevers/leidinggevenden en werknemers.
In de tweede ronde stelt de gespreksleider wederom drie thema’s aan de orde: standaardisatie, kennis van de werkplek en de samenwerking met de ondernemingsraad.
Diverse witnesses onderstreepten de grote voordelen die het heeft om preventie en reïntegratie te combineren. Als je als bedrijfsarts de werkvloer op ging won je heel makkelijk het vertrouwen van de werknemers. Dat kwam later van pas bij de verzuimbegeleiding. Sommige bedrijfsartsen probeerden de werkplekgegevens te koppelen aan de gezondheidsgegevens. Expositiegegevens werden door de bedrijfsleiding echter beschouwd als bedrijfsgeheimen. Dat was lastig bij dossieroverdracht, als een werknemer van werkgever veranderde. Witnesses maakten melding van de gevoelde behoefte aan een persoonlijk levensloopdossier voor iedere werknemer, dat deze zelf zou moeten beheren.
Bedrijven waren destijds meestal op vrijwillige basis aangesloten bij een bedrijfsgezondheidsdienst (BGD). Een wettelijke verplichting tot aansluiting was er pas bij 750 of meer werknemers met industriële of stuwadoorsarbeid, of bij speciale risico’s zoals loodverwerking.
In de beroepsgroep was er een uitgesproken streven naar standaardisatie. Elke BGD zou van elke werknemer en werkplek dezelfde gegevens moeten verzamelen, en ook op dezelfde manier, zodat die gegevens vergelijkbaar zouden zijn. Standaardisatie werd gezien als een voorwaarde voor en de weg bij uitstek naar een betere kwaliteit van zorg. Standaardisatie kwam in de praktijk vooral neer op het gebruik van vragenlijsten (‘groene formulieren’) en de verwerking daarvan tot groepsgegevens.
Standaardisatie, werkplekdeskundigheid en samenwerking met de ondernemingsraad (OR) komen mooi bij elkaar in wat destijds PBGO heette: periodiek bedrijfsgezondheidkundig onderzoek. De term PBGO betrof het algemene periodieke werknemersonderzoek, waarbij de nadruk lag op de inventarisatie van gezondheids- en werkgerelateerde klachten. Dit onderzoek werd met name voor werknemers in de bouwnijverheid systematisch uitgevoerd. Interne diensten maakten zelden gebruik van het PBGO. Ze hadden het eigenlijk niet nodig, melden witnesses, omdat ze via het verzuimspreekuur al voldoende informatie over individuen en groepen ter beschikking hadden. Grote bedrijven als PTT, Philips en Hoogovens hadden hun eigen systemen en formulieren en bleven buiten het landelijk streven naar standaardisatie.
De samenwerking met de ondernemingsraad (OR) werd enerzijds als ongemakkelijk gezien, anderzijds als vanzelfsprekend. De bedrijfsarts zat al snel in een subcommissie Arbeid & Gezondheid. De OR kwam met veel vragen en wilde inspraak bij de voordracht van een nieuwe bedrijfsarts. Tegenwoordig lijkt de OR minder actief. De vraag wordt gesteld welke bedrijfsartseninterventie de meeste gezonde arbeidsjaren oplevert. Is dat het spreekuur, de verzuimbegeleiding, het werkplekonderzoek, of het periodiek onderzoek? Wettelijke maatregelen of verbodsregels blijken verreweg het meest effectief te zijn.
De sociaal-economische ongelijkheid was er toen ook al. Er bestonden grote verschillen in gezondheid en levensverwachting tussen inkomens- en functiegroepen. Maatschappelijke factoren die ziekmakend zijn werden onvoldoende aangepakt.
Humanisering van de arbeid was destijds een populair thema. Het leek een nieuwe stroming: besteed niet alleen aandacht aan de geschiktheid van de mens voor het werk, maar óók aan het geschikt maken van dat werk voor de mens. Dat betrof niet alleen de fysieke, maar ook de psychologische werkkenmerken. Welke eisen mag je aan goede arbeid, aan een goede werkplek stellen? Er wordt tegenwoordig veel gepraat over duurzaamheid. Maar, zo vragen witnesses zich af, wat gebeurde er aan de werkkant om dat werk zelf echt duurzaam, dus prettig te maken voor mensen? Een antwoord op die vraag kwam vanuit de ergonomie, die toen sterk in opkomst was.

Analyse

(1) Welke thema’s inzake arbeid en gezondheid waren destijds aan de orde?
Het witness seminar heeft negen onderwerpen opgeleverd die veertig jaar geleden actueel of belangrijk waren, dan wel de aandacht vroegen. Hierna benoemen wij deze onderwerpen.
1. Arbeid als risico voor de gezondheid Destijds was de gangbare opvatting van professionals dat ‘arbeid’ een verzamelnaam was voor risico’s voor de gezondheid. Die opvatting kwam ook tot uitdrukking in het curriculum van de bedrijfsartsenopleiding. Dit standpunt lijkt nu helemaal achterhaald. De slogan ‘werken is gezond’ is misschien eenzijdig, maar geeft wel een visie aan die veel professionals tegenwoordig koesteren.
2. Bedrijfssluiting Bedrijfssluiting werd destijds beschouwd als een gezondheidsrisico voor de werknemers.
3. De positie van de werknemersvertegenwoordiging De werknemersvertegenwoordiging dan wel de OR was destijds proactief, riep de bedrijfsarts ter verantwoording, drong aan op regelmatig overleg, en wilde ook inspraak bij de aanstelling van een nieuwe bedrijfsarts.
4. Standaardisatie De standaardformulieren hadden destijds een uniformerend effect op het handelen van de Nederlandse bedrijfsarts. Een formulier bevatte een opsomming van de vragen die men aan de cliënt diende te stellen, of van de onderzoeken die men bij hem diende te verrichten. Ze fungeerden als checklists. Door de automatisering kon men met die standaardformulieren al in de jaren tachtig groepsgegevens over bedrijven, functies en afdelingen genereren. Die groepsgegevens bleken van waarde voor de bedrijfsadvisering. De Bedrijfsgezondheidsdienst voor de Bouw (BGBouw) speelde hierbij een voortrekkersrol.

5. Periodiek, of preventief onderzoek? Het PBGO was een standaardonderzoek, met een vaste set vragen naar gezondheid en werkbeleving, en standaardbiometrie. Hoewel preventief van opzet (want alle werknemers werden ervoor uitgenodigd), bleef de P toch staan voor periodiek. Daarmee hoopte men de continuïteit van de relatie tussen bedrijf en zorgverlener te bevorderen.

https://static-content.springer.com/image/art%3A10.1007%2Fs12498-021-1366-6/MediaObjects/12498_2021_1366_Fig2_HTML.jpg
© Gina Sanders
6. Gegevensopslag en dossiervorming In de jaren zeventig zagen vele idealen rond bedrijfsgezondheidszorg het licht. Daartoe behoren het ideaal van een persoonlijk levensloopdossier, dat een werknemer gedurende zijn hele arbeidsleven zou moeten volgen, ook bij verandering van werkgever of beroep. Burger presenteerde in 1978 in zijn afscheidsrede5 het ideaal van een afdelingsarchief, waarin expositiegegevens per werkplek in de loop van de tijd worden opgeslagen, zodat hierop teruggegrepen kan worden bij (veel) later optredende gezondheidseffecten. Een blootstellingslogboek.
7. De kwaliteit van de arbeid Welzijn in de arbeid en Humanisering van de arbeid waren veelgebezigde termen in de late jaren zeventig en de vroege jaren tachtig. De oorspronkelijke tekst van de arbowet noemde ‘gezondheid, veiligheid en welzijn in de arbeid’ in één adem, als beschrijving van het brede zorgterrein.
8. Sociaal-economische gezondheidsverschillen Sociaal-economische gezondheidsverschillen waren er in de jaren zeventig ook al. Opleiding, beroep en inkomen waren toen al met elkaar samenhangende indicatoren van iemands sociale status. Die status was op zichzelf weer een voorspeller van de kwaliteit van de beroepsarbeid, de werknemersgezondheid en de levensverwachting.
9. De onafhankelijkheid van de bedrijfsarts De professionele onafhankelijkheid van de bedrijfsarts in de gezamenlijke BGD leek redelijk goed gewaarborgd. BGD-en waren stichtingen of verenigingen met een paritair bestuur van werkgevers en werknemers. De directie van de BGD fungeerde als schakel tussen de bedrijfsarts en het klantbedrijf, en daarmee als buffer bij spanningen en conflicten. De bedrijfsarts was geen ‘contractpartij’, de directie was dat wel.

Literatuur

1.

Medische Faculteitsvereniging Nijmegen. Congresklappers Arbeid en Gezondheid. Nijmegen: MFV, 1978.

4.

De Vereniging ELMA verzamelt en bewaart historische bronnen met name op het terrein van de arbeids- en bedrijfsgeneeskunde, in samenwerking met het Trefpunt Medische Geschiedenis Nederland. Zie www.​elma.​nu

5.

Burger GCE. Van fabrieksarts tot gezondheidscentrum. Rede uitgesproken tijdens de Bedrijfsgeneeskundige Dagen 1978. Tijdschr Soc Geneesk 1978; 56: 633-652.

Negen witnesses met functies en professionele activiteiten 1973-1983

Jaap Bruins Slot
Was wetenschappelijk medewerker bij de Universiteit Utrecht: van 1972 tot 1976 bij de vakgroep analytische chemie, en van 1976 tot 1979 bij farmacie. Studeerde van 1973 tot 1980 geneeskunde in Utrecht. Was van 1980 tot 1984 bedrijfsarts in opleiding bij de BGD van de Districtsgezondheidsdienst Zwolle. (Was vanaf maart 1984 directeur-bedrijfsarts van de BGD Zwolle e.o.)
Frank van Dijk
Was medisch student tot 1976; daarnaast ook bestuurlijk actief en in de MFAS (medische studentenbeweging, o.a. in de werkgroep Arbeidsgeneeskunde). Na het afstuderen was hij een jaar huisarts (1976-1977), vervolgens 9 jaar (1977-1986) parttime bedrijfsarts in Amsterdam (Stork Apparatenbouw en Draka kabelfabriek, en werkzaam voor de bouw) in dienst van de stichting BGD Amsterdam e.o. Van 1978 tot 1983 was hij parttime in dienst van het Coronel Laboratorium voor promotie-onderzoek op het onderwerp extra-auditieve effecten van lawaai in de industrie.
Jacco Groenen
Was student filosofie en geneeskunde, actief in de Aktiegroep Medicijnen, en één jaar voorzitter van de Medische Faculteits Vereniging Nijmegen. Gaf les in anatomie en fysiologie aan verpleegkundigen in opleiding in het St. Anna Ziekenhuis te Oss.
Cees Helms
Was vanaf 1979 tot 1984 bedrijfsarts en hoofd Bedrijfsgeneeskundige Dienst bij Scheepswerf Wilton Fijenoord (RSV). Richtte samen met Jaap Doeglas (psycholoog Philips Medische Dienst) in 1983 de Nederlandse tak van de ICOMH op.
Kees Hertog
Studeerde geneeskunde te Gent (België), later te Nijmegen, en voltooide daar ook zijn artsopleiding. Was destijds actief in de ‘Doctoraal Werkgroep Geneeskunde’ (GVO-activiteiten, ondersteuning vakbondsactiviteiten) en deed met Th. Senden onderzoek naar asbestblootstelling in Twente.
Carel Hulshof
Studeerde tot 1978 geneeskunde aan de K.U. Nijmegen en was daar vanaf 1971 lid van de Aktiegroep Medicijnen. Hield in mei 1978 de inleiding ‘de relatie arbeid-gezondheid en hoe de gezondheidszorg als maatschappelijke institutie daarop inspeelt’ op het congres Arbeid en Gezondheid t.g.v. het 5e lustrum van de MFV Nijmegen. Was van 1979 tot 1982 bedrijfsarts in opleiding bij de BGD regio Nijmegen; startte in 1983 als toegevoegd wetenschappelijk onderzoeker naar de gezondheidseffecten van trillingen bij het Coronel Laboratorium in Amsterdam.
Gert van der Laan
Was in 1973 chirurg in opleiding en werd in 1975 slachtoffer van een beroepsziekte (hepatitis B) door een prikaccident. Was van 1976 tot 1980 wetenschappelijk medewerker aan het Coronel Laboratorium (onderzoek naar de betekenis van de arbeidsanamnese), en aansluitend praktiserend bedrijfsarts. Startte in 1983 als cursusleider bij de Amsterdamse bedrijfsartsenopleiding CORVU.
Paul Smits
Was van 1970 tot en met 1978 medisch student in Nijmegen en lid van de Aktiegroep Medicijnen. Van begin 1979 tot begin 1980 was hij bedrijfsarts in opleiding bij de Gezamenlijke arbodienst van ’s Hertogenbosch e.o. Van 1980 tot 1987 werkte hij bij de gezamenlijke arbodienst van ’s Gravenhage e.o.
Marten van Til
Van 1973 tot 1976 studeerde hij geneeskunde aan de VU. Daarna deed hij, ook bij de VU, de huisartsenopleiding. Van 1977 tot 1979 werkte hij als waarnemend huisarts en als assistent van een zelfstandig verzekeringsarts in de regio Utrecht. Vanaf april 1979 was hij in dienst van de VU. Vanaf 1980 deed hij bij de CORVU het eerste jaar van de opleiding tot sociaal geneeskundige, en vanaf 1981 de vervolgopleiding bedrijfsgeneeskunde in Nijmegen tot 1983. Als bedrijfsarts in opleiding werkte hij bij de VU en het VU-ziekenhuis.

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen
account, maak dan hieronder een account aan.
Lees ook de spelregels.