Ziek zijn is niet leuk. Maar als je toch ziek bent, moet je er maar het beste van maken. Je kunt er zelfs profijt van trekken. Elk nadeel heb z'n voordeel! Sommige patiënten zijn daar heel goed in. Hun ziekte levert hun zoveel voordeel op dat ze soms niet meer beter willen worden. Dat heet ziektewinst.
Primaire ziektewinst is de bevrediging die iemand aan zijn ziekte ontleent. Je voelt je lekker tussen de klamme lakens. Vroeger noemden we dat een neurose: bevrediging vinden in het symptoom, in de ziekte zelf. De vlucht in de winstziekte wordt ingegeven door een – beoogde – profijtelijke verandering in de betrekkingen met de omgeving. Het ziek-zijn kan een uitweg bieden in een conflict. Zo kan een kind blijven klagen om extra aandacht te krijgen van zijn moeder. Of om zijn ouders aan elkaar te binden door hun zorgenkind te zijn. Soms is het masochisme. Kijk mij eens lijden. Ook dat kan een soort voldoening geven. Het prijsgeven van een winstziekte is niet zo makkelijk. Je moet dan je schijnwereld verlaten en de realiteit onder ogen zien.
Is zo’n winstziekte nu simulatie of malingering? Zeker niet! Bij primaire ziektewinst is geen sprake van bewuste misleiding. Dat is wel vaak zo bij secundaire ziektewinst. Daar is de ‘patiënt’ welbewust uit op zijn eigen voordeel. Om dat voordeel te behalen of te behouden moet je symptomen veinzen (in hedendaags Nederlands: faken).
De secundaire winst is bijvoorbeeld de extra aandacht en verzorging die een zieke krijgt. Vaak is het een materieel voordeel in de vorm van een uitkering. Daar hebben we dat ouderwetse, maar mooie woord renteneurose voor. Vaak zijn het ook immateriële voordelen. Iets vervelends niet te hoeven doen of te ondergaan. Ik denk aan vrijstelling van arbeid, (vroeger) van dienstplicht, van verhoor, van detentie. Liever in het ziekenhuis dan in de gevangenis.
De Franse toneelschrijver Molière (1622-1673) brengt deze theorie tot leven in zijn laatste komedie Le Malade Imaginaire. In zijn tijd richtte hij zijn pijlen niet alleen op dikdoeners, schijngeleerden en overdreven bewonderaars van kunst en wetenschap, maar ook op dokters en patiënten. Lodewijk XIV kon hem wel waarderen en steunde zijn toneelgezelschap.
In De Ingebeelde Zieke maken we kennis met Monsieur Argan, een zeurderige, ziekelijke man. Een hypochonder. Welke ziekte hem nu precies kwelt, blijft een vraag. Het verhaal is simpel. Argan heeft darmproblemen en koestert de gedachte dat hij ernstig ziek is. Hij schakelt voortdurend dokters in. Vervolgens klaagt hij steen en been over de hoge doktersrekeningen. Hij wil een dokter op wie hij dag en nacht een beroep op kan doen. Om gratis medische verzorging te krijgen, probeert hij zijn dochter Angélique uit te huwelijken aan een bijna afgestudeerde arts, de zoon van zijn eigen dokter. “Word geneesheer en je krijgt mijn dochter!”, zo probeert Argan deze onaantrekkelijke student te paaien. Dat is niet naar de zin van Angélique, want zij heeft haar zinnen op een andere, veel knappere jongeman gezet. Angélique houdt namelijk van Cléante.
Intussen ondergaat Argan de verzorging van zijn dienstmeid Toinette. Hij wordt bedrogen door zijn vrouw Béline. Die zit achter zijn geld aan. Toinette en Béralde, de broer van Argan, laten Argan doen alsof hij dood is, terwijl Béline net de kamer binnenkomt. Als Béline daardoor niet zo bedroefd is als je mocht verwachten, begrijpt Argan dat zij hem heeft bedrogen. Hij krijgt van haar niet de liefde die hij had verwacht. Zijn wereld stort in elkaar.
Later haalt Argan dezelfde truc nog eens uit. Hij speelt dat hij sterft. Als Angélique daar heftig verdriet van heeft, mag zij van Argan trouwen met haar Cléante. Een mooi staaltje van tertiaire ziektewinst: voordeel voor een ander dan de zieke zelf.
De première van De Ingebeelde Zieke vond plaats in 1673. De rol van Argan werd gespeeld door Molière zelf. Het werd tevens Molières laatste voorstelling. Tijdens de vierde opvoering op 17 februari 1673 werd Molière plotseling onwel. Dat bleek geen toneelspel te zijn. Evenmin was er sprake van inbeelding. De toneelschrijver werd naar huis gebracht. Daar vroeg hij om een stuk Parmezaanse kaas. Het mocht niet baten. Molière stierf nog diezelfde avond.