De incidentie in België van erythema migrans in het kader van de ziekte van Lyme-borreliose (LB) bedroeg 9,8 diagnoses per 10.000 inwoners in 2015 en neemt nog toe.
Boswachters, natuur- en terreinwerkers zijn hoogrisicoberoepsgroepen want zij werken in het tekenseizoen van maart tot oktober. Preventiemogelijkheden worden niet steeds toegepast. De onderzoeksvraag luidde: wat zijn de factoren die het al dan niet toepassen van preventieve maatregelen beïnvloeden?
Methode
Op basis van een systematische literatuurstudie werd de Vragenlijst over de ziekte van lyme voor VLM medewerkers (pag. 44) opgesteld en getest bij 16 boswachters. Vervolgens werd een cross-sectionele retrospectieve studie uitgevoerd bij 130 Nederlandstalige terreinwerkers van de Vlaamse Landmaatschappij in april-juni 2017. Deelname gebeurde via voluntary response sampling. Via multivariate regressieanalyse werden de determinanten geïdentificeerd die de motivatie voor preventiegedrag aanstuurden.
Resultaten
66/130 beantwoordden de vragenlijst (51%), waarbij de geografische spreiding voldoende gelijkmatig verdeeld was over deover de 5 Vlaamse provincies en Brussel. Het responspercentage strookte met de verwachtingen binnen vragenlijstonderzoek. 37% meldde tekenbeten in 2016 en 9% (n=6) werd ooit behandeld voor Lyme-borreliose. Op basis van deze vraag werd het risico voor Lyme-borreliose berekend. De gebruikte incidentie ratio (IR) voor Lyme-borreliose in de totale populatie in West- Europa was gebaseerd op de studie van Robert Sykes met een IR van 22.05 per 100.000 personenjaren. Het risico op Lyme-borreliose was 28,9 keer hoger dan bij de algemene bevolking (Relatief Risico = 28,9; 95% BI 18,8-44) en werd grotendeels veroorzaakt door beroepsmatige blootstelling (ziekte attributief risico 96,4%). 77% was zich bewust van een hoger beroepsrisico en 92% had geen specifieke training omtrent preventieve maatregelen ontvangen.
Het zich bewust zijn van werken in hoogrisicogebied, leidde significant vaker tot het rapporteren van tekenbeten (p = 0,018; OR = 4,8; 95% BI 1,3 – 17,5). Tabel 1 omvat de resultaten van de ordinale regressie. De sterkste determinant voor het niét gebruiken van preventieve maatregelen was het zich niet bewust zijn van werken in hoogrisicogebied (p = 0,043; OR = 0,36 (95% BI 0,13 – 0,97)). Vanuit de logistische regressievergelijking werd de waarschijnlijkheid berekend voor dagelijkse lichaamscontrole op tekenbeten. Mannen én vrouwen vanaf 40 jaar die zich bewust waren van het werken in risicogebied maar een lage beroepsanciënniteit (≤ 14 jaar) hadden, vertoonden de laagste waarschijnlijkheid met respectievelijk 32% en 51%.
Tabel 1 Ordinale regressie met uitkomst ‘gecombineerde beschermende kleding + lichaamscontrole + gebruik van repellent DEET’. OR = Odds Ratio; BI = betrouwbaarheidsinterval; p = p-waarde, significant p ≤ 0,05
|
Univariaat
|
Multivariaat
|
|
n
|
ß
|
OR
(ruw)
|
95% BI
|
p
|
n
|
OR
(gecorrigeerd)
|
95% BI
|
p
|
Geslacht (0=M; 1=V)
|
66
|
-0,34
|
0,71
|
0,28-1,79
|
0,47
|
|
|
|
|
Leeftijd (0= <39 jr ; 1= ≥40 jr)
|
66
|
0,04
|
1,04
|
0,43-2,50
|
0,93
|
|
|
|
|
Anciënniteit (0= <14jr; 1= ≥ 15jr)
|
66
|
-0,28
|
0,76
|
0,32-1,81
|
0,53
|
|
|
|
|
Tekenbeten in 2016 (0=geen; 1=ja)
|
65
|
-1,0
|
0,37
|
0,14-0,93
|
0,035
|
64
|
0,51
|
0,19-1,37
|
0,18
|
Riscobewust (0=neen; 1=ja)
|
65
|
-1,3
|
0,28
|
0,11-0,71
|
0,008
|
64
|
0,36
|
0,13-0,97
|
0,043
|
Discussie
Risicobewustzijn blijkt de belangrijkste gedragsdeterminant voor het toepassen van beschermmaatregelen.
Paradoxaal blijkt dat werknemers die zich bewust zijn van werken in hoogrisicogebieden en meer preventiemaatregelen toepassen, meer tekenbeten meldden. Hoe meer preventie hoe meer tekenbeten! Een grotere alertheid voor het gevaar bewerkstelligt dus een aanpassing van het preventiegedrag. Uitgebreider onderzoek is nodig, rekening houdend met mogelijke informatie-en selectiebias.
Implicaties voor de Belgische bedrijfsarts
Bedrijfsartsen hebben een belangrijke rol te spelen bij het identificeren en motiveren van werknemers voor de naleving van preventieve maatregelen, zeker voor de ziekte van Lyme. Preventieprogramma’s moeten zich richten op het verbeteren van de risicoperceptie en -beoordeling en het versterken van de preventiemotivatie voor het toepassen van beschermend gedrag (lichaamscontrole, dragen van beschermende kleding, aanbrengen van insectenwerende middelen, gebruik van tekenpincet). Ook informatieverstrekking over vroegtijdige symptomen van Lyme-borreliose verdient aandacht. Bovendien moet bijzondere aandacht (bijvoorbeeld via opleiding) gaan naar personen vanaf 40 jaar en/of met een lagere beroepsanciënniteit.
Referenties
Rogers RW. A protection motivation theory of fear appeals and attitude change. Journal of Psychology 1975;91: 93-114 doi:10.1080/00223980.1975.9915803
Sykes RA, Makiello P. An estimate of Lyme-borreliosis incidence in Western Europe. J Public Health (Oxf) 2017 Mar 1;39(1):74-81. doi: 10.1093/pubmed/fdw017