Ik vind werken in de zomervakantie altijd heerlijk. De ziekmeldingen zitten in een dip, het is rustiger op de weg en er zijn momenten dat je je afvraagt of Outlook nog werkt omdat het zo stil is in je inbox. Ook deze zomer. Ik was er echt aan toe. Maar het was totaal niet wat ik had gehoopt.
Onderbezetting met supervisie, zieke collega’s, een nieuwe grote klant, overnames, een nieuwe collega inwerken… Veel vanuit huis, veel telefonisch of via het scherm. Of in een, zelfs voor de zomer, te leeg kantoor. De zomer is voorbij. Het wordt alweer vroeger donker. En ik ben toe aan vakantie. Maar het is nog even niet zover. Er is nog een pak werk waar ik doorheen moet, alleen, vanuit mijn kamer.
Ik zit op het werk. Schuif virtueel werk van links naar rechts op mijn bureau, mij afvragende waar ik mee moet beginnen. Gedachteloos klik ik door mijn volle agenda op weg naar de vakantie. Nog even volhouden. Ik neem een slok uit het kartonnen bekertje naast mij om mij vervolgens te realiseren dat het leeg is. Mijn batterij is leeg, maar mijn hoofd is vol.
Na meer dan een jaar veelal thuis en telefonisch te werken, zit ik weer op kantoor. Maar het voelt anders. We werken verdeeld over de week thuis en verdeeld over het pand. Ieder in zijn eigen afgesloten kamer met de deur dicht en het raam open. Soms ongemakkelijk uiteen wijkend in de gang als we elkaar per ongeluk tegenkomen.
Een pop-upje in mijn scherm. Tijd voor intervisie, eerder een moment van achterover hangen, maar nu ik voorzitter ben moet ik er met mijn hoofd bij zijn. Mijn hoofd is nog steeds vol en mijn batterij leeg. In mijn scherm verschijnen vierkantjes met hoofden van mensen. Een deel zit nog te typen en kijkt de andere kant op. Ik neem nog een slok uit mijn lege bekertje en schraap mijn keel. Ik sta toch niet meer op mute?
Voorheen was dit een moment van elkaar weer zien, discussiëren en lachen. Nu zit iedereen in zijn eigen kamer in een gebouw, in een eigen hokje in mijn scherm. Een collega maakt een grap, ik ook. We praten tegelijk. Iedereen lacht. Ik kijk naar de hokjes in het scherm. Het doet mij denken aan de intro van De Muppets. Om wie zouden ze nu lachen? Iemand stelt een vraag. Iedereen is stil. Bang om door elkaar te praten. Dan begint iedereen tegelijk. Digitale vingers gaan de lucht in.
Ik kijk naar het scherm. Alles wordt wazig. Ik probeer mij te herpakken, waar waren we gebleven. Ik moet samenvatten, beurten uitdelen. Ik ben het overzicht kwijt. Zie mijzelf rechts onder in beeld, tranen rollen over mijn wangen. Alleen in mijn kamer, al mijn collega’s op het scherm. Ik voel mij alleen, maar ook bekeken. Wat ben ik hier klaar mee.
Nu moet ik op mute, ik wil weg van het scherm, weg van mijn eigen gezicht. Maar het voelt alsof ik niet weg mag. Dan vliegt de deur van mijn kamer open. Mijn collega komt binnen, zonder iets te vragen slaat ze haar armen om mij heen. Het is goed. Wat heb ik dit gemist.