De eerste versie van de Beschrijving Arbeidsbelastbaarheid & Re-integratie (BAR) is een feit. Bij de totstandkoming van BAR 1.0 was onder meer een expertgroep betrokken van twaalf bedrijfsartsen, arbeidsdeskundigen en verzekeringsartsen. Vier van hen (zie kader) geven hun mening over het geboekte resultaat en vertellen waarom doorontwikkeling nodig is om van de BAR een succes te maken.
De BAR moet leiden tot een uniform begrippenkader zodat bedrijfsartsen, verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen op eenzelfde manier de belastbaarheid en re-integratiemogelijkheden van uitgevallen werknemers beschrijven en interpreteren. Het instrument wordt ontwikkeld met subsidie van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid door Amsterdam UMC in samenwerking met de beroepsverenigingen van arbeidsdeskundigen, bedrijfsartsen en verzekeringsartsen (NVvA, NVAB en NVVG).
‘Als je mensen te snel afschrijft, doe je ze tekort‘
Communicatie
Volgens de opstellers van de BAR is er draagvlak voor overleg tussen bedrijfsartsen, verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Afstemming ervaren zij als belangrijk om de re-integratie optimaal te bevorderen. Het BAR-instrument biedt daarbij ondersteuning. In het instrument geeft de bedrijfsarts niet alleen de beperkingen weer, maar ook wat naar zijn of haar idee nog (net) wel haalbaar is en wat eventueel de voorwaarden zijn voor ander werk. Deze beschrijving helpt de werknemer en werkgever om de re-integratie verder vorm te geven in samenspraak met de arbeidsdeskundige. Ook voor de arbeidsdeskundige en de verzekeringsarts van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) is een duidelijke beschrijving van de belastbaarheid en de re-integratiemogelijkheden belangrijk. Op die manier kunnen zij bij een eventuele WIA-aanvraag goed interpreteren waarom ondanks alle geleverde inspanningen nog steeds geen (volledige) re-integratie heeft plaatsgevonden.
De opstellers van de BAR verwachten dat het BAR-instrument zal leiden tot betere onderlinge communicatie en daardoor een beter re-integratieresultaat voor werknemers- en werkgevers. In het verlengde daarvan kunnen ook onduidelijkheden over (mogelijke) loonsancties worden voorkomen. Die ontstaan immers vaak doordat bedrijfsartsen en verzekeringsartsen van mening verschillen over de mate van belastbaarheid en de kansen die zijn blijven liggen in het re-integratietraject.
Enthousiast
De vier expertgroepleden zijn enthousiast over het feit dat de eerste versie van BAR nu klaar is. Arbeidsdeskundige Esther Boswinkel denkt dat het een goed middel kan zijn om met elkaar te communiceren. Karin Vereschildt, arbeidsdeskundige in de private sector, vindt het een mooi instrument, vooral ook omdat het gekoppeld is aan de ICF (International classification of functioning, disability and health). Ook bedrijfsarts Petie Bezemer vindt dat een pluspunt omdat je er vanuit internationaal onderzoeksperspectief meer mee kunt. ‘De FML en inzetbaarheidsprofielen zijn wat dat betreft toch een beetje vreemde eenden in de bijt van de internationale wetenschapsliteratuur.’ Omdat het instrument op ICF is gebaseerd biedt het bovendien ook kansen om buiten het domein arbeid en gezondheid verbindingen te maken, bijvoorbeeld met onderzoekers en medische en paramedische professionals in de zorgsector, waar ICF al op grotere schaal wordt toegepast. In de toekomst is de ICF bijvoorbeeld te gebruiken als gezamenlijke taal bij de ontwikkeling van multidisciplinaire richtlijnen. Bezemer benadrukt wel dat de BAR vooral een praktisch middel moet zijn. ‘Het moet bruikbaar en begrijpelijk zijn voor arbeidsdeskundigen, bedrijfs- en verzekeringsartsen, maar ook voor werkgevers en werknemers.’
‘Wat ik goed vind is dat opnieuw naar de items van de FML is gekeken’, zegt Karin Vereschildt over BAR 1.0. ‘Er zijn items die in de praktijk niet meer gebruikt worden. Daarvan vind je ook geen vertaling meer terug in BAR. Ook zijn er items gebundeld. Als je bijvoorbeeld naar ‘Omgaan met stress’ kijkt, sluit dat nu veel beter aan bij wat we in de huidige tijd aan beperkingen voorbij zien komen.’
Vervolgonderzoek
Nu de eerste versie van BAR afgeleverd is aan de drie beroepsgroepen, gaat de volgende fase van start. Amsterdam UMC gaat samen met het lectoraat Arbeidsdeskundigheid en het UMCG de komende vier jaar samen met de beroepsgroepen onderzoeken of het gebruik van het BAR-instrument in de praktijk bijdraagt aan een betere communicatie en samenwerking tussen professionals binnen de Wet verbetering poortwachter. Het gaat onder meer om effectmeting, onderbouwing van de resultaten en om bijsturen en aanscherpen: waar kan de BAR verbeterd worden om gebruik in de praktijk te bevorderen? De vier expertgroepleden hebben wel ideeën over de richting. Want hoewel ze blij zijn met BAR 1.0 zien ze ook ruimte voor verbetering.
Zo plaatst verzekeringsarts Jerry Spanjer een kanttekening bij het feit dat de ICF als basis is gebruikt. ‘De ICF geeft weliswaar veel extra bagage, maar het risico bestaat dat daardoor de begripsomschrijvingen en toelichtingen veel te uitgebreid worden. Ik weet vanuit de praktijk dat toelichtingen niet gelezen worden en dat je die ook vaak niet nodig hebt.’ Hem lijkt het daarom beter om de zaken wat eenvoudiger te houden. Althans, minder vatbaar voor interpretaties. ‘Je moet geen opleiding hoeven te volgen om met de BAR te kunnen werken. Dat draagt niet bij aan een snelle en brede invoering van het instrument.’
Eenduidig
Esther Boswinkel deelt die zorg. ‘Het gaat om eenduidige interpretatie. En daar moet nog wel het een en ander gebeuren. Maar ook de voorbeelden die gebruikt worden zijn wat mij betreft niet altijd even helder.’ In haar werk als arbeidsdeskundige is het belangrijk om te weten wat de bedrijfsarts exact bedoelt, en daar moet wat haar betreft in de BAR ook nog extra aandacht aan besteed worden. Er moet meer gradatie worden aangebracht in de items. Petie Bezemer daarover: ‘Bij de praktijktesten bleek bijvoorbeeld dat eenduidig invullen, ook tussen collega’s uit dezelfde beroepsgroep, best complex was. We moesten regelmatig bakkeleien over waar de accenten kwamen te liggen.’
‘We moeten voorkomen dat de BAR een papieren tijger wordt‘
Gradering
BAR stimuleert het werken met voorbeelden en dat vinden de expertgroepleden ook niet zonder risico. Jerry Spanjer: ‘Voorbeelden zijn multiinterpretabel. Tillen op een kinderdagverblijf. Hoe zwaar is dat dan? Ook wordt cliënten gevraagd om voorbeelden uit hun werk te geven. Maar wat als iemand al een jaar niet meer heeft gewerkt? Dan zijn er geen actuele voorbeelden meer en komen er alleen maar oude verhalen. Je kunt meer bereiken als je een duidelijker gradatie aanbrengt en daarmee preciezer kunt aangeven wat de uitgevallen werknemer op dit moment wel of niet kan.’ Esther Boswinkel vult aan: ‘Vragen om een voorbeeld kan heel mooi zijn, maar een toelichting staat er vaak niet bij. Als er staat dat iemand de tuin kan doen, wil ik wel weten hoe groot die tuin dan is en wat er allemaal in staat. De arbeidsdeskundige heeft daar waarschijnlijk een ander beeld bij dan de bedrijfsarts, die de klant al meerdere keren gezien heeft en weet dat die tuin drie vierkante meter groot is.’
Petie Bezemer onderschrijft dat voorbeelden lastig zijn, maar ze vindt ze wel praktisch bruikbaar in de spreekkamer. ‘Er zijn immers best veel mensen die nog wel degelijk werken aan het eind van het eerste jaar. Maar los daarvan is een betere gradatie inderdaad superbelangrijk om de stand van zaken goed weer te geven.’
Blokkerende beperkingen
Alle vier de expertgroepleden zijn het er ook met elkaar over eens dat gradatie essentieel is om te voorkomen dat de uitgevallen werknemer te snel wordt afgeschreven voor werk. Jerry Spanjer: ‘Herinneren is een heel gevaarlijke. Als je ‘problemen met herinneren’ aankruist is dat bij UWV een blokkerende beperking. Of ‘Lage tijdsdruk’ en ‘Begeleiding nodig’. Het wordt vaak snel ingevuld, maar de arbeidsdeskundige kan daardoor vervolgens moeilijk functies duiden. Ook die items leiden dan snel tot een blokkerende beperking. En wat sowieso altijd problemen geeft is de urenbeperking. Dat wordt door de bedrijfsarts altijd anders geïnterpreteerd dan door de verzekeringsarts. De bedrijfsarts kijkt doorgaans naar eigen werk, weegt de privébelasting mee en kijkt of het in de praktijk lukt. De verzekeringsarts kijkt breder en heeft een meer theoretische kijk op de zaak. Dat verschil wordt nu nog niet goed weergegeven in de BAR.’
Volgens Petie Bezemer blijft het lastig dat BAR niet aansluit op het CBBS. ‘Het CBBS wordt ingevuld conform de beperkingen uit de FML. Ik zie vrijwel dagelijks mensen met belemmeringen in hun geheugen, zonder dat dat per se langdurig of duurzaam blokkerend is voor werk. Datzelfde geldt voor concentratie en tijdsdruk. Er moet dus een vertaalslag komen zodat je ook bij UWV verder kunt. Als je mensen te snel afschrijft doe je ze tekort. Zeker mensen met psychische aandoeningen of een fysieke aandoening waardoor het geheugen even wat minder is.’
Essentiële succesfactoren voor de toekomst
Wat zijn nu de essentiële succesfactoren voor een breed gedragen BAR? Wat moet er de komende vier jaren in de doorontwikkeling gebeuren? Esther Boswinkel: ‘We hebben nog niet echt geoefend met het instrument. Dat wordt de komend tijd heel belangrijk. Wat doet het? Doet het waar het voor bedoeld is? Verder gaat het om een grote hoeveelheid informatie dus ik denk ook dat digitalisering een belangrijke voorwaarde is om het werkbaar te maken. Dat je dus alleen de gegevens krijgt die je als arbeidsdeskundige nodig hebt en geen overbodige informatie.’
Karin Vereschildt: ‘Bij het door ontwikkelen moeten eenduidige interpretatie en gradatie extra aandacht krijgen. Verder denk ik – net als Esther al zegt – dat we in de praktijk veel casuïstiek moeten gaan doen om te kijken of iedereen het op dezelfde manier invult en interpreteert. Daar staat of valt het mee. Anders voegt het niets toe aan al die andere instrumenten die ik in de praktijk tegenkom.’ Jerry Spanjer stelt dat de belangrijkste communicatieproblemen tussen verzekeringsartsen en bedrijfsartsen rond drie zaken draaien: onterechte urenbeperkingen, blokkerende beperkingen en ‘geen benutbare mogelijkheden’. ‘Daar moet dus de focus op liggen. Je lost dat op door in BAR geen blokkerende beperkingen op te nemen en goed duidelijk te maken wat je met de urenbeperking bedoelt en wanneer iemand geen benutbare mogelijkheden heeft. Verder is mijn aanbeveling: houd het compact en breng gradatie in zodat de arbeidsdeskundige precies weet hoe erg de situatie is.’
‘Het risico bestaat dat begripsomschrijvingen veel te uitgebreid worden’
Petie Bezemer wil voorkomen dat BAR verwordt tot de zoveelste afvinklijst. ‘Als we elkaar willen vinden in dit instrument, moeten we ervoor zorgen dat het voor alle partijen, inclusief werkgever en werknemer, duidelijk en eenduidig is. Zo voorkom je dat het een papieren tijger wordt.’
Conclusie: goed startpunt voor de komende jaren
De expertgroepleden concluderen dat BAR 1.0 een goed startpunt is. Vanaf hier kan het de komende jaren op basis van onderzoek en praktijkervaring aangescherpt en bijgesteld worden. Alle vier de experts hebben er er vertrouwen in dat BAR zich op deze manier zal ontwikkelen tot een goed en praktisch inzetbaar instrument. Daarbij benadrukt Jerry Spanjer nogmaals dat het succes niet alleen in het instrument zelf zit, maar vooral in de toepassing ervan. ‘Het vraagt om discipline, feedback en overleg.’
Discussiepartners BAR-expertgroep
De vier deelnemers aan de discussie waren allen lid van de expertgroep die bij de ontwikkeling van BAR 1.0 betrokken was:
Karin Vereschildt-van der Spek was tot 1 september 2021 werkzaam als arbeidsdeskundige bij UWV, nu werkt ze in diezelfde functie bij KLM Health Services.
Petie Bezemer werkte sinds 1999 als bedrijfsarts bij onder meer General Electric en ArboUnie. Sinds 2008 is ze als zelfstandig bedrijfsarts actief, sinds 2016 in de maatschap Bruijz Bedrijfsartsen.
Esther Boswinkel werkte als UWV-arbeidsdeskundige tot januari 2020 in de uitvoering. Nu is ze beleidsadviseur/arbeidsdeskundige bij het Centraal Expertise Centrum (CEC) van UWV (zij volgde in de BAR-expertgroep Paul Schaap op).
Jerry Spanjer werkt al dertig jaar als verzekeringsarts bij UWV. Een belangrijk aandachtspunt in al die jaren is voor hem de samenwerking met bedrijfsartsen.