De verzekeringsarts laat in zijn rapportage blijken wat diens in- en expliciete verzekeringsgeneeskundige overwegingen, vragen, onderzoeksactiviteiten, bevindingen en conclusies zijn. In het licht van de verzekeringsgeneeskundige overwegingen moeten de conclusies logisch uit de bevindingen, de bevindingen logisch uit de onderzoeksactiviteiten en de onderzoeksactiviteiten logisch uit de vragen voortkomen.
Het lezerspubliek van een rapportage kan in de breedte behoorlijk aanzwellen, waarbij te denken valt aan: de klant in strikte zin, de arbeidsdeskundige (‘afgeleide’ rapportage), de kwaliteitscontroleur, de adviseur verzekeringsarts, de collega verzekeringsarts, de verzekeringsarts bezwaar en beroep, de gemachtigde, de medewerker bezwaar, de medewerker beroep, de rechter en als het tegenzit de tuchtrechter.
Angstcultuur
Naar gelang de reden van lezen is er positieve en negatieve feedback te ontwaren. Hiervan kan de verzekeringsarts leren. Helaas gebeurt dit niet altijd. Sommige negatieve feedback, met name die van de rechter en nog veel meer die van de tuchtrechter, kan een verzekeringsarts dusdanig treffen dat leren niet meer aan de orde is. Het gevaar is dat de verzekeringsarts besluit om voortaan alles dicht te timmeren met behulp van bezwaar en beroep- en tuchtrechterbestendige rapportages die zich vooral kenmerken door het ruime aantal woorden. Hierbij aangemoedigd door collegae met wie hij de negatieve feedback heeft gedeeld. Ook deze collegae ontwikkelen herbelevingen van zaken die hen nauwelijks zijn overkomen, maar wel onder de groep verzekeringsartsen rondwaren. Zo ontstaat zonder dat er expliciet op wordt gestuurd een angstcultuur waar niemand op zit te wachten.
In die angstcultuur wordt de klant in strikte zin langzamerhand de tegenstander van de verzekeringsarts. ‘(Tucht)rechter-proof’ gemaakte rapportages, met eindeloze lappen tekst, zich herhalende tekstfragmenten, uitgebreide weergave van ingewonnen informatie en vakjargon drukken de klant de hoek in en ontnemen hem de adem. Een tactiek die leidt tot een gerust gevoel bij de verzekeringsarts, want ‘hij die schrijft die blijft’. Maar is dit wel zo? Laat je je onzekerheden in de gevalsbehandeling niet juist merken door herhalingen? Neem je niet je toevlucht tot een veelheid aan woorden, juist omdat je geen woorden meer kan geven aan je oordeel? Ben je wel in staat om een professioneel oordeel te geven over de gevolgen van de ziekte op het functioneren van de klant? Gaat het typen van woorden je makkelijker af dan verdieping in de casus?
Ik denk dat een verzekeringsarts in eerste instantie een arts is die arts wil blijven. Een arts die in contact wil staan met een klant. Een arts die in de eerste plaats een professioneel oordeel wil geven over de impact van een ziekte op het functioneren van een klant en dit oordeel in begrijpelijke en duidelijke termen wil uitleggen aan de klant.
Het oordeel wordt voor de klant niet duidelijker door stukken tekst een aantal keren te herhalen, een oordeel wordt voor de klant niet duidelijker door vaktermen te gebruiken, een oordeel wordt niet duidelijker door hele stukken tekst over te nemen uit de ingewonnen informatie, of door tig kantjes tekst te produceren. Ja, een oordeel wordt voor de klant niet duidelijker door vooral op safe te spelen
Duidelijke taal
Een oordeel wordt wel duidelijker door de essentiële informatie in begrijpelijke termen zo vroeg mogelijk in het beoordelingsproces met de klant te bespreken en dit in de rapportage inhoudelijk te herhalen. Uitleg over in hoeverre gezondheidsklachten leiden tot de aard en ernst van de beperkingen en waarom de verzekeringsarts dit zo vindt kan daarom het beste zowel tijdens het beoordelingsgesprek als in de rapportage in soortgelijke begrijpelijke bewoordingen worden besproken.
Bij een duidelijk oordeel passen alleen die gegevens die ook daadwerkelijk bijdragen aan dat oordeel. Dat maakt het voor de klant makkelijker om het eens of oneens te zijn met het oordeel. In geval van oneens zijn misschien niet zo leuk voor de verzekeringsarts, maar dat is directer (en minder pijnlijk) dan als de feedback van de tuchtrechter moet komen.
‘Rechter-proof’ rapporteren? Begrijpelijk, maar klantgericht informeren waarbij de klant de rapportage wordt ‘ingetrokken’ lijkt slimmer en houdt het lezerspubliek smal. Rapporteer over de met de klant gedeelde essentiële informatie waarop je je oordeel baseert. Een bijkomend voordeel is hierbij dat duidelijkheid voor de klant, duidelijkheid voor de (tucht)rechter betekent. Als het dan tot een (tucht)rechtszaak komt zal de casus zich niet meer op basis van onduidelijkheid tegen je keren. Als het al zover komt, want de klant zal zijn kansen voor zijn gelijk ook beter kunnen inschatten.
Dat er met duidelijkheid nog veel kan worden gewonnen mag blijken uit het aanzienlijke aantal intrekkingen in bezwaar. Duidelijkheid die in bezwaar wordt geboden aan de telefoon en niet met een groot aantal woorden in een tekst. Bij een intrekking komt er geen rapportage aan te pas.
En… realiseer je vooral dat het bij ‘rechter-proof’ niet om woorden, maar om houding gaat.
Frans Slebus is verzekeringsarts bij UWV Bezwaar en beroep en instituutsopleider bij de SGBO
Contact: frans.slebus@uwv.nl
Mooie prikkelende column, Frans.
Maar het is wellicht niet alleen ‘rechterproof’ willen zijn die een rol speelt in defensief/uitgebreider rapporteren? Ook vanuit bezwaar is er soms een appel op bezwaarproof rapporteren, maar dit is wellicht een afgeleide van rechterproof. De toegenomen claimcultuur speelt zeker ook een rol. En als laatste wil ik hier de toegenomen complexiteit van de problematiek noemen. Maar dit is geen uitputtende opsomming wat mij betreft. Goed om met elkaar de discussie aan te gaan hoe we hier een kentering kunnen bewerkstelligen. Wie volgt?