‘Niet dichtbij komen hoor. Je weet wat ik heb gezegd.’ Glimlachend kijk ik naar de jongen die voor onze haag ongeduldig op en neer springt. Terwijl de buurvrouw haar zoontje vermanend toe blijft spreken, tik ik onhandig de voetbal over de afscheiding. ‘Kun jij wel voetballen?’ ‘Nee, niet goed’, zeg ik eerlijk. Snel draait hij zich om en holt achter de bal aan. Zonder te kijken loopt hij de straat op. Geen woonerfauto’s, dit keer. Corona heeft de buurt stiller gemaakt. ‘Mama, mama, buurman kan niet voetballen. Ikke wel, zie dan.’ De bal scheert rakelings langs haar hoofd en bonst hard tegen de garagedeur. Schuldbewust kijkt de kleine man naar mij. Met mijn liefste stap ik in de auto voor de langdurig uitgestelde behandeling. Mama en mini-Messi zwaaien ons uit. Voor het eerst na drie maanden zijn we weer samen op pad. Het is zomer en de geplande zorg is gedeeltelijk opgestart.
‘Señor, u moet operación. Pronto, si. Mucho inflamación op foto. Anesthesia local. Uw médico especialista zei: medicación anticoagulante niet stoppen. Dificil, si. Dus, operación por una colega experto. Maar riesgos. U weet riesgos anticoagulación, si señor?‘
De bezorgde chirurge in opleiding kijkt mij vragend aan. Vastbesloten knik ik. Señor klinkt goed. Haar uitleg was, ondanks het taalverschil, duidelijk geweest. In verband met mijn slechte risicoprofiel en toenemende klachten, had de huisartspraktijk vaak bij het ziekenhuis aangedrongen op een snelle behandeling.
Na de ingreep en vol plaatselijke verdoving schuifel ik traag door de lange gangen van de kliniek. Bleke mondkapjes, fleurige hoofdbedekkingen en infusen op wieltjes. Ik voel mij pech- en geluksvogel tegelijk. Thuisgekomen kan ik niet meer praten of slikken en val weg. Mijn liefste slaat alarm bij de huisartsenpost.
‘Ik voel mij pech- en geluksvogel tegelijk’
‘Zijliggend’ op onze grote zitbank kom ik langzaam bij. Kalm meet de spoedarts weer de bloeddruk. Vanwege mijn breinincidentengeschiedenis, naast verschillende andere aandoeningen, vraagt zij tactvol aan liefste of ik voor de ingreep wel verstaanbaar kon praten. ‘Oh ja, normaal genoeg praatjes. Medische achtergrond hè’, hoor ik gespannen naast mij zeggen. Zacht grommend schrijf ik een paar krabbeltjes. Fronsend leest de arts mijn hanenpoten. ‘Nou, mooi is dat. Doet-ie ook nog aan schriftelijke diagnoses’, moppert liefste opgelucht. Na het vertrek van de spoedarts belt het ziekenhuis opnieuw. Terwijl de ongeruste ‘colega experto’ van liefste te horen krijgt dat het nu duidelijk beter gaat, sabbel ik beduusd aan een waterijsje.
Een week later open ik de mailenquête van het ziekenhuis. Hoe ik de wachttijd, bejegening en behandeling beoordeel en of ik nog verbetersuggesties heb. Starend naar mijn onvolledige diagnosekrabbels voor de spoedarts, pak ik de uitslagen erbij van mijn DNA-medicatiepaspoort. Net vorige maand ontvangen van het gespecialiseerde laboratorium, met uitleg over langzaam afbreken van enkele van mijn medicijnen. ‘Señor estúpido‘, denk ik geschrokken. Gevaarlijke cocktail, die ene pil mixen met een ‘vol plaatselijke verdoving’. Over het langzaam afbreken bij mij van dat pilletje niets gezegd aan de ‘colega experto‘ en de bezorgde Spaanse chirurge. En het bewuste medicijn niet gestopt, hoewel dat voor korte tijd veilig had gekund. ‘Señor‘ dacht dat de ‘operación‘ wel kon, qua medicatie. Bang om nog langer te moeten wachten op de ‘pronto‘ behandeling. Schuldbewust vul ik de enquête in. Afgezien van de lange wachttijd is mijn hoge cijfer voor het ziekenhuis verdiend. ‘Si, señor silencioso‘, denk ik, bijna letterlijk. Even geen medische praatjes meer.
Tjalling Hon, bedrijfsarts niet-praktiserend
‘Farmacogenetica is het onderzoek van DNA om in te schatten hoe snel geneesmiddelen worden afgebroken door het lichaam. De uitslag van dit onderzoek wordt ook wel farmacogenetisch of DNA-medicatiepaspoort genoemd.’