Isabel Raemdonck, hoogleraar Volwasseneneducatie en leren, definieert zelfsturend leren als ‘een proces waarin de lerende zelf verantwoordelijk is voor en initiatief neemt tot het plannen, uitvoeren en evalueren van eigen leerprocessen’. Dat vraagt om inspanning en uiteenlopende kwaliteiten, met name ook als het gaat om leren op de werkplek.
Welke factoren beïnvloeden zelfsturend leren?
Raemdonck onderzocht in een ruim aantal arbeidsorganisaties welke individuele en omgevingsfactoren zelfsturend leren op het werk beïnvloeden. Ze toetste allereerst de hypothese dat een hoger opleidingsniveau gepaard gaat met meer zelfsturend leren. Dat blijkt niet het geval. Onder zowel laag- als hoogopgeleide werknemers vind je mensen die zelfsturend leren niet goed afgaat. Wat doet er wel toe? Bij hogere scores op ‘taakvariatie’ en ‘ontwikkelingsmogelijkheden’ in eigen werk zie je meer initiatief tot leren. Hetzelfde geldt voor ‘loopbaantevredenheid’ en ‘streven naar kenniswerk’. Zowel werk- als persoonsgebonden factoren spelen dus een rol.
Onderwijswetenschapper Niels van der Baan en collega’s vonden een vergelijkbaar patroon. Zij zagen dat werknemers in de zorg en financiële sector die hun werk als meer complex en uitdagend ervaren, meer worden geprikkeld om zich te blijven ontwikkelen. ‘Job control’ versterkt deze relatie. De auteurs leggen dat laatste als volgt uit: hoe meer vrijheid en autonomie werknemers ervaren, hoe meer mogelijkheden ze zien om leeractiviteiten te ondernemen en zich verder te ontwikkelen. En hoe meer ze ook geneigd zijn om die kansen te benutten.
Wat betekent dit voor het opleiden van aios?
Wat valt hieruit te leren voor de opleiding tot bedrijfs- of verzekeringsarts? Allereerst dat mensen een flinke variatie in zelfsturend leergedrag laten zien. Dat is ook bij aios herkenbaar.
Een interessante bevinding is dat de mate van zelfsturend leren niet alleen afhangt van persoonlijke competenties. Ook de werksetting (voor aios hun praktijkopleiding) blijkt van invloed. Naarmate die minder uitdagend en afwisselend is, worden taken sneller op routine afgewikkeld. Je leert daar weinig van en er is geen prikkel om je vak bij te houden. De leidinggevende zou werknemers die zelf onvoldoende gericht zijn op nieuwe werkervaringen daarom moeten uitdagen toch eens andere taken op te pakken, zo meent Van der Baan.
In onze vervolgopleidingen proberen we zelfsturend leren vooral te bevorderen door individuele leercompetenties te versterken. Zeker niet verkeerd, maar er is een tweede knop om aan te draaien. Ook het takenpakket van de aios en de mate van job control doen ertoe. Dat ligt eigenlijk wel voor de hand. Wanneer een aios vooral op routine werkt, krijgt hij al snel het idee het vak in de vingers te hebben. Dat stimuleert niet om individuele leervragen te formuleren. Een te smal takenpakket kan ook tot het gevoel leiden dat het theoretisch onderwijs niet aansluit bij ‘de praktijk’. Je komt in een opleiding, gericht op artsen die breed inzetbaar zijn, immers veel tegen waar je niks mee kunt als je zelf alleen verzuimbegeleiding doet.
Lijkt de praktijkopleiding te kaal, dan is het dus belangrijk om dit bespreekbaar te maken en samen met de aios naar een oplossing te zoeken. Vooral de praktijkopleider (die het beste bij die tweede knop kan) heeft hier een rol.
Joost van der Gulden is plaatsvervangend hoofdredacteur van TBV en opleidingsdirecteur Eerstelijnsvervolgopleidingen bij het Radboudumc.
Contact: joost.vandergulden@radboudumc.nl