Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Arbeidsgerichte zorg vraagt om gedragsverandering

Diederik Wieman
Werk zou integraal onderdeel moeten zijn van de klinische behandeling. Toch is er in het ziekenhuis nog onvoldoende aandacht voor arbeidsgerichte zorg. Volgens gezondheidswetenschapper Maarten Butink is dat niet zozeer een kwestie van geld maar van mindset. ‘Het zit gewoon nog niet in het systeem van de medisch specialist.’
Maarten Butink tijdens zijn promotie aan de Universiteit Maastricht.

Hoe kun je arbeidsgerichte zorg in de reguliere klinische zorg integreren? Dat was een van de onderzoeksvragen die Maarten Butink in zijn proefschrift beantwoordde. Afgelopen najaar promoveerde de gezondheidswetenschapper aan Universiteit Maastricht. Hij deed een groot deel van zijn promotieonderzoek in het Maastricht UMC+, dat zich al langer richt op arbeidsgerichte zorg. Daar is de wens om (op wetenschappelijk bewijs gesteunde) arbeidsgerichte zorg voor patiënten met chronische aandoeningen sterker in de patiëntenzorg in te bedden. Op deze manier wil het ziekenhuis bijdragen aan duurzame arbeidsparticipatie van werknemers en zelfstandigen met chronische aandoeningen.

Inventarisatie

Butink deed voor zijn promotieonderzoek eerst uitgebreid literatuuronderzoek. ‘We willen er zo achter komen wat er internationaal op dit gebied al gebeurt. Welke interventies worden ingezet om arbeid te bevorderen? Doet de arts dat dan zelf of is er een verwijzing naar bijvoorbeeld de fysiotherapeut? Vinden er interventies op het werk plaats, is er psychologische hulp? En wat gebeurt vanuit het ziekenhuis?’ Uit de literatuurstudie kwam onder meer naar voren dat multidisciplinaire interventies, zoals fysiotherapie in combinatie met psychologische ondersteuning, effectief zijn. Maar ook dat een interventie het best werkt als die vanuit het ziekenhuis en eventueel op het werk wordt aangeboden. Butink: ‘Met die kennis op zak konden we al het een en ander.’  Ook werd met een Europese werkgroep gekeken naar bestaande literatuur en werden aanvullend enquêtes gehouden. Hieruit zijn aanbevelingen voor onder andere zorgverleners, patiënten en werkgevers ontwikkeld. Belangrijke bevinding daar was de bredere focus. ‘Dus richt je niet alleen op medicatie, maar investeer daarnaast ook in bijvoorbeeld coping interventies en in omgaan met stress en drukte op het werk.’ Volgens Butink blijkt ook dat werkgevers een grote rol hebben door actief beleid te voeren. Ook komt naar voren dat zorgverleners zelf het initiatief moeten nemen om het gesprek over werk met de patiënt aan te gaan.

Werkgevers hebben een grote rol door actief beleid te voeren

Inpassen

Met de bevindingen uit het literatuuronderzoek bekeek Butink hoe arbeidsgerichte zorg ingepast kon worden op de deelnemende poli’s van het MUMC+. Dat waren in eerste instantie de poliklinieken reumatologie, orthopedie en MDL. ‘We kwamen er al snel achter dat we bij de zorgverlener moesten beginnen. Immers, in veel professionele richtlijnen is al opgenomen dat de arts ook het werk moet bespreken tijdens een regulier consult. Maar dat gebeurt dus in de praktijk bijna niet. Arbeidsgerichte zorg gaat dus vooral om een gedragsverandering bij artsen en verpleegkundigen.’ Maar hoe bewerkstellig je die? Toen Butink zijn plannen ontvouwde, vonden de specialisten het idee super en waren ze enthousiast. ‘Maar toen we zeiden: nu gaan jullie aan de slag, was er toch wat koudwatervrees. Ook was er rolonduidelijkheid. Hoort dit wel bij mij en niet bij de bedrijfsarts? We hebben de artsen echt op het hart gedrukt om werk te bespreken. Ook als ze denken dat er niets aan de hand is.’ Aan de andere kant hebben patiënten ook hun aandeel. Want die zijn nog niet gewend om werk aan te kaarten bij de medisch specialist. “Kan ik het wel bespreken, want de dokter begint er ook niet over?” ‘We hebben daarom ook een brief gestuurd aan de patiënten waarin we ze aanmoedigden om werk tijdens het consult aan te kaarten.’

Zorgpad

Er werd een zorgpad ontwikkeld waarin screening centraal staat. De specialist vraagt naar het werk van de patiënt en kan op basis van de bevindingen direct adviseren om contact te zoeken met bijvoorbeeld het bijstandsloket van de gemeente, de WMO of een andere expert zoals een fysiotherapeut of bedrijfsarts. Bij voorkeur kan de arts zelf ook al een en ander vanuit zijn eigen professie en klinisch redeneren oplossen of adviseren. Butink: ‘Het is een kwestie van vragen en de weg weten.’ (Zie ook het kaderartikel). Mocht de problematiek te complex zijn om tijdens het reguliere consult te bespreken, dan kan de patiënt binnen de DBC doorgestuurd worden naar een gespecialiseerde verpleegkundige. ‘Die heeft langer de tijd en kijkt breder dan het medisch perspectief. Wanneer de zorgvraag ook hiervoor te ingewikkeld is, kan de patiënt terecht op de poli Werk & Gezondheid, waar een revalidatiearts en een bedrijfsgeneeskundig verpleegkundige actief zijn.’ Na de invoering van het zorgpad is in bijna de helft van alle consulten werk daadwerkelijk besproken. De meeste vragen of problemen ten aanzien van werk konden worden opgelost door de arts of de verpleegkundige. Slechts een klein percentage kwam uiteindelijk terecht op de poli Werk & Gezondheid. ‘Deze hoeft daarom maar eens per twee weken een dagdeel open te zijn.’

Na de invoering van het zorgpad is in bijna de helft van alle consulten werk daadwerkelijk besproken


Voorkomen

Wat Butink wel opviel in de resultaten is dat van alle patiënten bij wie werk tijdens het consult aan de orde kwam, nog maar 60% betaald werk had. ‘Je zou kunnen concluderen dat je dus 40% van het potentieel mist, omdat die mensen al eerder in het proces zijn uitgevallen. Dat had je willen voorkomen en het onderschrijft eveneens dat de preventieve aandacht voor werk belangrijk is.’ In de ideale wereld wordt al meteen vanaf de diagnose met de patiënt meegedacht over (de gevolgen voor het) werk.  ‘Stel je diagnosticeert artrose bij een dakdekker. Dan weet je als medisch specialist dat deze persoon binnen afzienbare tijd waarschijnlijk het dak niet meer op kan. Je kunt de patiënt daarom meteen adviseren om eens met de bedrijfsarts te gaan praten. Of als het een zzp’er is; deze vragen na te denken over omscholing.’  Butink kreeg van een aantal artsen de vraag of dat nu wel hun taak was. Maar hij is er stellig in: ‘Juist artsen kunnen vanuit hun expertise inschatten wat het verloop en beloop van een aandoening is. Ze hoeven zich uiteraard niet te bemoeien arbeidsvermogen of loondoorbetaling, dat is het domein van bedrijfs- en verzekeringsartsen. Maar ze kunnen wel vroegtijdig signaleren en meedenken. Dat is de kern.’

Positief

Alhoewel er nog geen uitgebreide effectstudie is geweest, is Butink positief over de geboekte resultaten. ‘Uit een beperkte effectstudie blijkt dat patiënten het fijn vinden dat er tijd en aandacht voor werk was. Met name de tijd die de verpleegkundige aan hen besteedde werd hoog gewaardeerd. Mensen gaven aan zich meer fit en geschikt te voelen om  te werken. Vooral de lichamelijke fitheid voor werk nam toe.’

Geen KAG

Tot slot vertelt Butink nog waarom in het MUMC+ gekozen is voor deze aanpak niet voor het intensief betrekken van een bedrijfsarts of klinische arbeidsgeneeskundige bij arbeidsgerichte zorg. ‘De samenwerking met een bedrijfsarts is cruciaal, dus doorverwijzen naar de bedrijfsarts is belangrijk nadat de screening in het ziekenhuis heeft plaatsgevonden. Maar er is een grote groep zzp’ers en flexwerkers die geen toegang tot goede bedrijfsgezondheidszorg hebben. Voor deze steeds groter wordende groep is het belangrijk dat je vroegtijdig in het proces begeleidt en richting geeft. Bovendien ben je voor een bedrijfsarts afhankelijk van externe financiering. Stopt die, dan stopt ook de zorg. Daarom wilden wij de arbeidsgerelateerde zorg inbedden in de reguliere zorg. Nu hebben we maar een klein stukje financiering nodig voor de poli Werk & Gezondheid. Het MUMC+ heeft echter besloten deze extra kosten voor nu op zich te nemen.’

[Kader:]

Werk en Wijzer voor zorgverleners

Arbeidsgerichte zorg in het ziekenhuis begint bij vragen naar werk en de weg weten naar andere hulpverleners. Daarom heeft het MUMC+ samen met andere UMC’s de tool ‘Werk en Wijzer voor zorgverleners’ gemaakt. Het is een praktisch hulpmiddel voor zorgverleners in het ziekenhuis om patiënten met vragen rondom werk en inkomen het juiste pad te wijzen. Via een beslisboom biedt de Werk en Wijzer inzicht in welke doelgroep de patiënt zich bevindt. Op basis van de doelgroep kan de zorgverlener de patiënt gericht het pad wijzen naar de juiste deskundige en zelfs (waar mogelijk) de eerste adviezen meegeven. De tool is zonder meer ook praktisch hulpmiddel voor de bedrijfsarts. Download hier de tool.

 

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen
account, maak dan hieronder een account aan.
Lees ook de spelregels.