Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Bedrijf- en verzekeringsartsen in opleiding presenteren hun onderzoek bij de NSPOH

Op dinsdag 10 mei 2022 presenteerden zes bedrijfsartsen en twee verzekeringsartsen in opleiding bij de NSPOH hun onderzoek. Het was een boeiende dag. Er was aandacht voor beroepsziekten, gezondheid onder defensiepersoneel en samenwerkingsvraagstukken.  

Een aios vergeleek de COVID-19 beroepsziektemeldingen bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB) in de tweede en derde infectiegolf met de meldingen tijdens de eerste golf. Opvallend was dat in de laatste twee golven meer beroepsziektemeldingen gedaan zijn, met een piek in december 2020. Het opsparen van meldingen tot het eind van het jaar kan deze piek zeer waarschijnlijk verklaren. Het overgrote deel van de meldingen betrof vrouwen, werkzaam in de zorg. In de tweede en derde golf was er een forse toename van meldingen vanuit het onderwijs.

Zonbescherming

Een andere aios deed kwalitatief onderzoek naar de percepties van dakdekkers over het gebruik van zonbeschermende maatregelen. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat de geïnterviewde dakdekkers veel nadelen ervaren van het gebruik van zonnebrand, zoals geur, plakkerigheid, onpraktisch in gebruik. Daarnaast is er een gebrek aan inzicht in urgentie en stimulans vanuit de omgeving. De nieuwe CAO voor dakdekkers, waarin de werkgever verplicht is bescherming te bieden aan werknemers, is een goede stap vooruit. De resultaten van dit onderzoek kunnen bijdragen aan het vergroten van het bewustzijn van het belang van zonbescherming en het stimuleren van gedragsverandering.

Decompressieziekte

Ten aanzien van decompressieziekte als beroepsziekte blijkt er sprake te zijn van een onderrapportage in de beroepsziektemeldingen. Ter onderbouwing van een meldingsrichtlijn is een scoping review uitgevoerd naar de risicofactoren die gerelateerd zijn met het optreden van beroepsgerelateerde decompressieziekte. Uit de voorlopige resultaten blijkt dat er veel risicofactoren zijn die samenhangen met decompressieziekte, zoals risicoberoepen (o.a. zorgmedewerkers in een hyperbare kamer), persoonsgebonden risicofactoren (o.a. hogere leeftijd) en werkgerelateerde risicofactoren (o.a. langere blootstelling).

Een ander onderzoek betrof de diffusiecapaciteit van de longen bij special forces duikers bij Defensie bij gebruik van 100% O2. Bij gebruik hiervan is er minder tot geen kans op decompressieziekte en is een lange duik mogelijk. Dit kan echter wel leiden tot zuurstoftoxiciteit, ofwel pulmonary oxygen toxicity (POT). Uit het onderzoek bleek dat er sprake is van een significante afname van de diffusiecapaciteit met het aantal duikjaren, maar dat deze afname niet klinisch relevant is. Verder werd een toename in alveolaire volume gezien, wat vaker te zien is bij sporters. Geconcludeerd wordt dat 100% O2 duiken binnen de huidige veiligheidslimieten veilig is, maar een late onset pathologie met dit onderzoek niet is uit te sluiten (zie voor meer informatie https://doi.org/10.3390/oxygen2020005).

Een andere aios werkzaam bij Defensie, deed onderzoek naar de meest belangrijke risicofactoren en beschermende factoren voor de gezondheid van leden van de Combat mediateams (CMT) bij Defensie. Uit de voorlopige resultaten blijkt dat niet alle respondenten zijn gescreend op mentale en fysieke gereedheid, maar dat het overgrote deel zich wel zal melden bij de Geneeskundige dienst als zij zich niet voorbereid voelen of klachten hebben.

Ervaringen met de RIV-toets

Verder werd een kwalitatief onderzoek gedaan naar het opnieuw zeer actuele wetsvoorstel voor de afschaffing van de RIV-toets dat al in 2020 door minister Koolmees is opgesteld. De aios die dit onderzoek deed, was benieuwd naar de mening van de bedrijfsartsen over het huidige werkproces, de geplande RIV-toets wijziging en de daarbij beoogde hulpmiddelen (zoals BAR). Uit de voorlopige resultaten kwam naar voren dat de toetsing in de huidige werkwijze door enkelen als prettig wordt ervaren, maar dat het huidige systeem verbetering nodig heeft. Samenwerking met de verzekeringsarts wordt nu als niet functioneel ervaren en daarin vindt men ontwikkeling gewenst. Ten aanzien van de beoogde verandering denkt men dat er niet veel zal veranderen in de werkwijze van de bedrijfsarts. Met invulling van de BAR bestond onder de geïnterviewde bedrijfsartsen nog geen ervaring.

Samenwerking binnen UWV

Daarnaast kwamen nog twee verzekeringsgeneeskundige thema’s aan bod. Het eerste betrof een onderzoek naar het overleg tussen arbeidsdeskundigen (AD) en verzekeringsartsen (VA) bij claimbeoordelingen binnen het UWV. Uit interviews bleek dat er niet altijd overleg plaats vindt tussen een VA en AD, ondanks dat er in het handboek van de functionele mogelijkhedenlijst (FML) wel enkele redenen worden benoemd die overleg noodzakelijk maken. Eén van de redenen voor de AD om wél te overleggen is het wegnemen van twijfels. Een reden om niet te overleggen is kennis die de AD heeft opgedaan uit een eerder overleg bij een andere casus. Verder kwam naar voren dat toelichtingen door de VA op de FML voor de AD niet altijd helder zijn.

Ten slotte nam een aios verzekeringsgeneeskunde de aanwezigen mee in haar onderzoek naar de ervaringen van verzekeringsartsen van UWV met het werken met een medisch secretaresse (MS). Hieruit kwam naar voren dat er een grote variatie is in taken die door de VA wordt toebedeeld aan de MS. Over het algemeen wordt de samenwerking als positief ervaren waarbij niet de productie, maar de kwaliteit en klanttevredenheid voorop blijkt te staan. Daarnaast werden door de geïnterviewden ook nadelen gezien in het werken met een MS, zoals de HR cyclus waar de taakgedelegeerde VA mee te maken heeft.

Ook vorig jaar werd een minisymposium gehouden waarop aios bedrijfs- en verzekeringsgeneeskunde hun onderzoeken presenteerden. Het verslag hiervan kun je hier terug te lezen.

Over de auteurs:

Kelly Houben is aios verzekeringsgeneeskunde bij de NSPOH, Rianne Honigh – de Vlaming is coördinator onderzoeksscholing bij de NSPOH. Contact en verdere informatie: r.honigh@nspoh.nl

 

 

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen
account, maak dan hieronder een account aan.
Lees ook de spelregels.