‘Dit is een koele spreekkamer. Is het goed dat ik eerst mijn jasje uit doe en ophang’. De bijzondere openingszinnen verbazen mij. Terwijl ik ja knik, wendt ze snel haar blik af en hangt zorgvuldig haar colbertje aan de kapstok. De felrode blossen in het bleke gezicht en de rode vlekken in haar hals vallen op. ‘Koorts, spanning of allebei?’, vraag ik mij onwillekeurig af. ‘Uw werklaptop heeft bijzondere specificaties. Speelt u er soms computergames op. Mag u dat wel, gamen op uw werklaptop?’ Opnieuw word ik verrast. Die stickertjes op de buitenkant van mijn nieuwe krachtpatser laptop met spraaksoftware, realiseer ik mij plotseling. Glimlachend schud ik mijn hoofd. Een vermoeden komt bij mij op.
‘Mijn leidinggevende raadde mij aan om een afspraak met u te maken,’ zegt ze. ‘Ze maakt zich zorgen om mij. Ja, ik vind het goed wanneer u haar belt voor overleg en informatie. Drie maanden geleden heb ik promotie gemaakt. Ik was ICT-specialist en ben projectleider ICT geworden. Sinds een maand word ik ingezet op verschillende projecten zoals data-analyse, invoeren van slimme meters en het ontwikkelen van slimme stroomnetwerken. Daarvoor werk ik nu samen met de operationele directeur. Maar dat gaat lastig. Bij de project presentaties zegt hij dat de uitvoering van de projecten veel sneller kan dan de berekeningen aangeven. En hij maakt grapjes over mij, die ik ongemakkelijk vind. Regelmatig snap ik ze niet. Vorige week werd hij boos toen ik hem na afloop van een presentatie vertelde dat zijn uitspraken over de uitvoering niet klopten. Mijn leidinggevende vertelde dat hij politiek onder druk staat. En mijn schoonouders hebben twee week geleden tegen mijn vriend gezegd dat ze mij te direct en soms bot vinden en ja, een beetje vreemd’.
Terwijl ze langs mij heen kijkt, raakt de gepijnigde uitdrukking op haar gezicht me. ‘Heeft u moeite om lichaamstaal te herkennen?’, vraag ik voorzichtig. ‘Ja,’ zegt ze, ‘en ik heb ook moeite met veel drukte en prikkels en grote groepen mensen. U denkt bij mij ergens aan, hè. Waar denkt u aan?’ Haar rake wedervraag overvalt me. Aarzelend zeg ik dat ik aan de mogelijkheid van een autismespectrum-aanleg denk. ‘Zo, nou, u bent een stuk sneller dan mijn psycholoog’, krijg ik met een trieste grimlach terug. ‘Maar, u heeft gelijk. Ik ben erop getest. Bij mannen noemden ze dat vroeger Asperger, toch’?
‘In ICT-werk en data-analyse is ze echt een kei. De omgang met mannen zoals onze operationele directeur maakt haar onzeker en steeds meer gespannen. Ze begint foutjes te maken. Ik wil haar niet stuk zien gaan’, klinkt het bezorgd door de telefoon wanneer ik de volgende dag haar leidinggevende bel. ‘Álleen ICT werk en één project tegelijk doen met mij in de aansturing. Word ik de buffer tussen haar en de operationele baas. Wat vindt u daarvan? Ja, goed. En voor nu minder uren draaien, zegt u. Gaan we doen. Ze voelt zich gehoord bij u’.
‘Vond het moeilijk om deze stap terug te doen. Maar ik werk sinds deze week weer volledig’, hoor ik bij het laatste spreekuurcontact. ‘Ik heb wat lekkers voor u meegenomen. Heel jammer dat u voor ons bedrijf stopt. Ik heb u dit niet eerder verteld. Maar ik ben in het verleden bij twee bedrijfsartsen geweest van andere organisaties. Zij hadden het totaal niet in de gaten. Dachten bij mij aan overspanning door onervarenheid en perfectionisme. Mijn moeder noemt mij heel lief “bijzonder en anders intelligent” en zegt dat ik op mijn vader lijk. Hij was ingenieur en kon gezichten moeilijker herkennen. Ik mis hem.’
‘Weet u, door mijn werk maak ik mij zorgen over de toekomst. De artificiële-intelligentie-software die wij trainen en gebruiken heeft vele terabytes aan data nodig. En dat kost heel veel energie. En die data moeten wel goed zijn. Want anders komen er onbetrouwbare resultaten uit. Wat Google doet met zijn AI-programma brainproject: van het hele internet overal gegevens delven, dat is gevaarlijk. Je weet dan niet meer wat de bronnen zijn. Die nieuwe generatieve AI kan zelfstandig nepteksten en nepbeelden maken. Zien er nu nog niet uit. Maar dat gaat veranderen.’
‘Gigo, garbage in garbage out’, antwoord ik nieuwsgierig. ‘Ja, dat klopt. Hm nou, grotendeels. Volgens mij vindt u dit erg interessante onderwerpen. Ik durfde het u niet eerder te vragen. Maar bent u een bedrijfsarts met autisme?’ ‘Niet echt,’ zeg ik vriendelijk. ‘Maar mogelijk wel een soort hybride.’
‘Ja, ik dacht al dat de hybride auto die beneden op de parkeerplaats staat van u kon zijn. Heb er ook een, maar dan kleiner. Dokter hybride. Dat klinkt als zo’n held uit de Marvel speelfilms. Ik weet niet of die strakke maillot pakken u wel staan’. De grote lach, die daarna voor het eerst tijdens onze gesprekken op haar gezicht verschijnt is hartverwarmend.
Tjalling Hon, bedrijfsarts niet-praktiserend