Nee, deze column gaat niet over analfabeten, maar over bedrijfsartsen!
Het Philipsconcern, groot geworden met gloeilampen, zegde ooit de verlichting vaarwel en ging zich concentreren op electronica voor medische doeleinden. Nu, vele jaren verder, houd ik de adem in. Want er zijn problemen met de CPAP-apparaten. Slaapapneupatiënten zouden schadelijke schuimdeeltjes kunnen inademen. De kosten van de terugroepactie belopen vele miljoenen. Hoe moeten de patiënten nu verder zonder apparaat? Ademloos volg ik de ontwikkelingen. Het laatste nieuws is dat 4000 werknemers hun baan gaan verliezen. Harde tijden voor Philips.
Philips blijft me in allerlei opzichten en tijdvakken stof tot nadenken leveren. Al eerder heb ik Philips aangehaald in deze serie historische columns. Philips speelt een voortrekkersrol in de geschiedenis van de Nederlandse bedrijfsgezondheidszorg van voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Grote namen zijn Georg Burger, Max van Alphen de Veer, Henk Zuidema en Paul van Wely. Voor het schrijven van een boek ging ik op zoek naar de archieven van de Philips Medische Dienst. Die blijken er niet meer te zijn. De dienst is in de jaren negentig opgegaan in een fusiegedrocht dat Arbo Management Groep heette, en dat zelf later door andere commerciële monsters werd opgeslokt. De op geld beluste arbo-oligarchen waren niet geïnteresseerd in behoud van de archieven. Veel is verloren gegaan.
Via-via (wat is toeval toch belangrijk voor de wetenschap!) ben ik in het bezit gekomen van de Handleiding Medische Arbeidsgrafiek, eerste editie, augustus 1976. Het document is vervaardigd door de Philips Medische Dienst slash Bedrijfsgeneeskundige Dienst. Het is, zo stellen de schrijvers, ‘een hulpmiddel bij een juiste plaatsing van het personeel resp. bij een goede aanpassing van het werk en de werkomstandigheden aan de werkers’. Er zit een formulier bij dat mij doet denken aan het vroegere toto-formulier. Een kwestie van de kruisjes goed neerzetten.
Rechts staan 27 ‘werkkenmerken’ onder elkaar opgesomd. Staand / lopend / trap oplopend / zittend / met pedalen / enzovoort. Links staan vier kolommen. Bij elk werkkenmerk kun je een kruisje zetten in één van de vier kolommen, al naar gelang de duur van de blootstelling.
Kolom 1 is voor langer dan een half uur, kolom 2 voor niet langer dan een half uur, kolom 3 voor niet langer dan tien minuten, en kolom 4 voor niet langer dan drie minuten. Zo kon de personeelsdienst een functie snel beschrijven. De medische arbeidsgrafiek kreeg later ook buiten Philips een ruime toepassing.
En wat maakt dit verhaal nu toch een beetje spannend? De medische arbeidsgrafiek is oorspronkelijk bedoeld voor het beschrijven van functies. Vooral van functies in de productie. Maar al gauw bleek het formulier ook heel handig bij keuringen van werknemers. Je hoefde nu niet meer terug te vallen in de dichotomie geschikt of ongeschikt, maar je kon op het formulier de beperkingen aangeven. Zo bezien is de arbeidsgrafiek een voorloper van de FML en de BAR. Kolom één betekent nu ‘bij uitstek geschikt’, kolom twee ‘gewoon geschikt’, kolom drie ‘beperkt geschikt’ en kolom vier ‘ongeschikt’ voor het werkkenmerk in kwestie. Handig toch? Of ontbreekt er nog iets?