De vuurdoop om met het nieuwe toetsboek te gaan werken was bij de SGBO toebedeeld aan de bedrijfsartsen in opleiding van groep 51. Inmiddels ben ik als een van de aios van deze groep bij de spreekwoordelijke laatste loodjes van de opleiding aanbeland. Terugkijkend op de afgelopen (bijna) vier jaar vraag ik me af: ben ik door schade en schande wijs geworden of viel het allemaal wel mee? Een pleidooi voor slim(mer) plannen en meer ondernemend gedrag.
Ga er even voor zitten om goed te plannen
In het begin leek het toetsboek vooral heel erg veel te zijn. Veel tekst, veel opdrachten en veel toetsingen en daardoor wat weinig overzichtelijk. Hoewel aan dat laatste in de opleiding wel aandacht werd besteed, kwam het overzicht bij mij pas maanden later écht binnen, toen ik daar een keer goed voor ben gaan zitten. Het kan zinvol zijn dat samen met je praktijkopleider te doen, want voor hem of haar is het misschien wel net zo veel en net zo onoverzichtelijk. Helpend hierbij is om de structuur van de kritische beroepsactiviteiten (KBA’s) voor ogen te houden.
En waar dan te beginnen? Om het behapbaar te houden en niet alles tegelijk te willen doen, besloot ik om mijzelf telkens voor een bepaalde periode op maar één KBA tegelijk te richten. Logischerwijs begint dat met verzuimbegeleiding en arbeidsomstandighedenspreekuur. Dat zijn de activiteiten die we allemaal al veel doen in ons dagelijkse werk. Maar hoe zit dat met RI&E’s toetsen en opstellen, werkplekonderzoeken en keuringen doen? Activiteiten die, als ik om mij heen kijk, veel minder plaatsvinden dan spreekuur draaien. Even los van de discussie of wij vanuit preventief oogpunt meer activiteiten zouden moeten ondernemen dan enkel verzuimbegeleiding: Je zult deze vaardigheden in ieder geval als afgestudeerd bedrijfsarts moeten bezitten.
Regel dat je praktijkervaring op kunt doen
Mijn advies: kies dus per keer een (of twee) KBA’s uit en leg daar de volledige aandacht op. Neem bijvoorbeeld ‘RI&E toetsen en uitvoeren’. Bekijk wat er aan praktijkervaringen nodig is om genoeg input voor de bijbehorende opdrachten te hebben en – hier komt een belangrijk punt – regel vervolgens dat je die ervaringen ook kunt opdoen. Daarnaast, bij de toetsingen van de KPB’s en opdrachten duizelt het de praktijkopleiders weleens wat voor lijst met scoringscriteria er bijgevoegd is. Enigszins misleid en murw geslagen worden die dan van a tot z afgevinkt, terwijl het idee juist was dat de lijsten dienen als houvast voor veel belangrijkere gerichte narratieve feedback.
Vaak valt er wat te combineren
Aan praktijkervaring als het toetsen van een RI&E kunnen vaak ook meerdere andere toetsingen gekoppeld worden, zoals KPB’s over mondeling en/of schriftelijk advies geven. Wanneer je van tevoren goed bekijkt wat er aan praktijkervaring nodig is, kun je ook bedenken welke toetsingen allemaal aan die ervaring gekoppeld kunnen worden. Het lukt niet om dat ineens voor het gehele toetsboek te doen, vandaar mijn advies om je steeds maar op een (of enkele) elementen te richten.
Ondernemendheid is een onmisbare competentie
Terugkomend op het punt over regelen dat je de benodigde praktijkervaringen opdoet: Dit lijkt soms makkelijker gezegd dan gedaan. Hoewel in de opleidingsplannen van de arbodiensten wel degelijk toegezegd wordt dat er ruimte is voor dergelijke activiteiten, worden deze doorgaans niet op een presenteerblaadje aangereikt. Met andere woorden: dit vraagt om proactief handelen, ondernemendheid. Het lijkt soms alsof de omvang van het toetsboek de schuld krijgt als het eigenlijk schort aan de ondernemendheid van de aios. Terwijl dit júist ook een competentie is die nodig is om binnen een klantorganisatie dingen voor elkaar te krijgen. (Een brug te ver misschien, maar komen we mede daardoor niet aan preventieve taken toe?).
Het zou daarom goed zijn om in een vroeg stadium van de opleiding meer tijd te steken in de persoonlijke ontwikkeling op dit terrein. Sterker nog – en dit druist misschien tegen het bedrijfsartsentekort in – het zou zelfs een item kunnen zijn waarop in een sollicitatie voor de opleiding geselecteerd kan worden. In de andere medische vervolgopleidingen is dat heel gebruikelijk. Misschien hebben ‘wij’ niet de luxe om te kunnen kiezen. Dan is investeren in ontwikkeling van de aios op dit vlak mijns inziens een goede zaak, waarmee zowel de opleiding beter doorlopen kan worden als de kwaliteit van dienstverlening potentieel verhoogd wordt.
Kortom: Ja, het toetsboek is omvangrijk. Ja, misschien kan de bruikbaarheid wat verbeterd worden met enkele aanpassingen (hier is de betreffende commissie ook mee bezig). Nee, het is niet onoverkomelijk: Met slim plannen, wat meer ondernemendheid van de aios en door de toetsinstrumenten als praktijkopleider te gebruiken zoals ze bedoeld zijn is het allemaal meer dan goed te doen.
Boyd Thijssens is in opleiding tot bedrijfsarts en werkzaam bij De Nieuwe Arts
Contact: boyd.thijssens@gmail.com
Ook voor praktijkopleiders waardevolle tips van Boyd rondom de KBA/EPA’s. Denk dus ook aan de narratieve feedback!