Het zit Van Rooy niet lekker dat er naar schatting jaarlijks nog altijd drieduizend mensen overlijden aan werkgerelateerde blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Evenmin dat een substantieel deel van de werkzame bevolking ziek wordt van werk, niet zelden pas na de pensioengerechtigde leeftijd. ‘Ik denk dat we een maatschappelijke opdracht hebben om daar iets aan te doen’, stelt hij. De instelling van de leerstoel aan de Universiteit van Utrecht, mogelijk gemaakt door Arbo Unie, ziet hij als een flinke stap in de goede richting. ‘We kunnen er nu nog meer werk van maken opdat mensen op de werkvloer gezond blijven en na hun werkzame leven kunnen genieten van hun pensioen.’ Het belangrijkste doel van de leerstoel is een brug slaan tussen wetenschap en praktijk. ‘Die twee moeten van elkaars werelden kennisnemen en profiteren. De wetenschap kan kennisvragen en behoeftes ophalen uit de praktijk. De praktijk kan de bevindingen van de wetenschap toepassen. Op die manier kan met name preventie veel beter tot zijn recht komen. ‘
Integrale aanpak
Volgens de kersverse hoogleraar leidt de huidige aanpak namelijk niet tot de gewenste preventie. ‘Mensen worden immers nog steeds ziek van werk of overlijden ten gevolge daarvan. Om dat te voorkomen is het van belang een nieuwe integrale aanpak te ontwikkelen en implementeren.’ Daarbij is het volgens hem belangrijk om niet alleen de beroepsmatige blootstelling te betrekken. ‘Het gaat om het exposoom, de totale blootstelling die een mens in zijn leven meemaakt. Dus voeding, milieu, leefstijl en andere niet-genetische oorzaken van gezondheid en ziekte. Beroepsmatige blootstelling is een van de puzzelstukjes. Wij focussen ons op dat deel.
Het gaat om het exposoom, de totale blootstelling die een mens in zijn leven meemaakt
Hij is zeer enthousiast over de mogelijkheden die momenteel op verschillende plaatsen ontstaan. De Exposome Hub van Universiteit Utrecht bijvoorbeeld, brengt de duizenden chemicaliën en andere zaken waaraan mensen dagelijks worden blootgesteld, systematisch in kaart. Doel is te begrijpen wat ons wel en niet ziek maak en welke omgevingsfactoren schadelijk zijn. Veelbelovend is ook metalbolomics-onderzoek dat onder andere aan de universiteiten van Leiden en Utrecht plaatsvindt. Onderzoekers kunnen op grote schaal duizenden chemische stoffen gelijktijdig in bloed en urine meten en bijvoorbeeld naar chemische stoffen zoeken die de oorzaak kunnen zijn van gezondheidsklachten. Van Rooy: ‘Vergelijkbaar onderzoek gaan we nu samen met de universiteiten Utrecht en Leiden starten in de chemische industrie. We gaan stoffen waarmee deelnemende bedrijven werken inlezen in een database. Vervolgens kunnen we de gezondheid van de medewerkers bewaken door bloed- of urinemonsters af te nemen. Die onderzoeken we dan op stoffen of stofwisselingsproducten ten gevolge van blootstelling. Als je die vindt, kun je in een vroegtijdig stadium vaststellen dat werkenden de stof in hun lichaam opnemen en eventuele gezondheidseffecten kunnen optreden. Vroegtijdig ingrijpen is dan mogelijk. Deze ontwikkeling is dermate interessant en veelbelovend dat de bedrijfsgezondheidszorg daar intensief bij betrokken moet zijn.’
Gebrek aan inzicht
Want volgens Van Rooy ligt daar juist het kernprobleem in de huidige bedrijfsgezondheidszorg. Bedrijfsartsen zijn volgens hem onvoldoende in staat om te beoordelen of een ziekte van iemand mogelijk een relatie heeft met het werk. ‘Er is onder andere een gebrek aan inzicht op individuele blootstelling. Daarom pleiten wij ook voor een individueel blootstellingsdossier waarin is vastgelegd waaraan een medewerker in zijn/haar arbeidszaam leven wordt of werd blootgesteld. Dat dossier zou je parallel moeten laten lopen aan het medisch dossier en aan je arbeidshistorie. Als je die elementen hebt kun je al veel makkelijker relaties en verbanden leggen.’
Er is onder andere een gebrek aan inzicht op individuele blootstelling
Sleutel tot preventie
Van Rooy vindt dat de bedrijfsarts zich structureel moet afvragen of ziekte of aandoening een relatie met het werk kan hebben. Dat vereist kennis. Je moet weten waar de werknemer aan is blootgesteld, wat die stoffen met de gezondheid doen, waar je terecht kunt voor klinisch onderzoek. ‘Je moet er regelmatig veel tijd en moeite instoppen. Vaak hoor ik van bedrijfsartsen dat ze geen tijd hebben. Ik vraag me dan altijd af: Geen tijd? Hoezo? Geen mentaliteit of geen prioriteit? Als je de relatie legt tussen ziekte en de oorzaak, dan heb je de sleutel tot preventie in handen voor al die andere mensen die in vergelijkbare omstandigheden werken. Dit is het bestaansrecht van de bedrijfsgezondheidszorg. Dat je de gezondheid van medewerkers beschermt en zo vroegtijdig mogelijk signaleert wanneer er iets misgaat. Het gaat daarbij vooral om een goed samenspel tussen met name arbeidshygiënisten en bedrijfsartsen. Die samenwerking is iets dat echt verbetering behoeft.’
Samenwerking
Het te lopen traject is evident voor Van Rooy. De arbeidshygiënist moet inzicht in blootstellingen realiseren en daar een strategie op ontwikkelen. Dus: risico’s uitsluiten of minimaliseren en de restrisico’s in kaart brengen, zoals blootstelling tijdens onderhoud of door spillage. ‘De bedrijfsarts kun je beschouwen als de doelman: deze komt in actie wanneer de aanvallers door de verdedigingslinie zijn gebroken. Het samenspel tussen bedrijfsarts en arbeidshygiënist maakt dat je echt aan gezondheidsbewaking doet. Zo kun je voorkomen dat mensen ziek worden door blootstelling op hun werk. En dan praten we nu alleen over gevaarlijke stoffen. Maar het kan ook blootstelling zijn aan lawaai, fysieke belasting of een slechte manager, waardoor mensen psychische klachten krijgen. Het kan van alles zijn. Maar het gaat steeds om de relatie leggen met de oorzaak, want dan heb je de mogelijkheid tot preventie in handen.’
Het samenspel tussen bedrijfsarts en arbeidshygiënist maakt dat je echt aan gezondheidsbewaking doet
Of dat in de praktijk voldoende gebeurt? Van Rooy zet er zijn vraagtekens bij. ‘In de huidige opleiding tot bedrijfsarts ligt het accent vooral op verzuim en veel te weinig op risico’s van beroepsmatige blootstellingen en preventie. Er gaat in mijn optiek dus veel te weinig aandacht uit naar de kerntaak van de bedrijfsgeneeskunde. Preventie wordt ondergesneeuwd door verzuim. Terwijl met name de bedrijfsarts en de arbeidshygiënist daarin een essentiële rol kunnen en moeten spelen in de gezondheidszorg in Nederland.’
Positief
Maar Van Rooy is optimistisch. De oprichting van expertisecentrum Lexces vindt hij een positieve ontwikkeling. En ook dat Arbo Unie het onderwerp omarmt door de leerstoel financieel mogelijk te maken. Hij hoopt dat het ertoe leidt dat bedrijfsartsen meer aandacht besteden aan voorkoming van beroepsziekten. Dat kunnen ze doen door samen met de arbeidshygiënist een actieve rol te spelen in vroegtijdige signalering en risicomanagement. ‘Het is een hele mooie rol voor de bedrijfsarts en daarom vind ik dit werk ook zo leuk. Als je het vak uitoefent op de manier waarop het bedoeld is, doet je werk er echt toe. Het geeft mij enorm veel voldoening als ik de relatie tussen gezondheid en blootstellingen kan vaststellen en daarmee kan voorkomen dat anderen ziek worden of het individu kan behoeden voor erger.’