Om het aantal langdurig arbeidsongeschikten in België te doen dalen, promoot de Belgische overheid een aanklampend beleid. Zowel werkgevers als werknemers worden daarbij op hun verantwoordelijkheden aangesproken. Ondernemingen met een bovengemiddeld aantal zieken dreigen een responsabiliseringsbijdrage te moeten ophoesten. Die boete kan oplopen tot 0,625 procent van de totale loonmassa. Werknemers van hun kant kunnen zich minder gemakkelijk onttrekken aan een periodieke opvolging, onder meer via het invullen van allerhande vragenlijsten en doktersbezoeken.
Voor één schakel in de keten is alles hetzelfde gebleven: de huisartsen. Huisartsen fungeren als poortwachters van het Belgisch gezondheidssysteem. Zij leveren het attest van arbeidsongeschiktheid af, waarna een werknemer voor de voorgeschreven duur afwezig kan blijven van het werk. Aan de hand daarvan kan een werknemer in een eerste fase aanspraak maken op een gewaarborgd loon ten laste van de werkgever, en vervolgens op uitkeringen ten laste van het ziekenfonds.
Huisartsen bepalen vrij de duur van de arbeidsongeschiktheid en verlengen die als ze dat nodig vinden. Hun therapeutische vrijheid is bijna onaantastbaar.
Dat we het oordeel of iemand in staat is het overeengekomen werk uit te voeren, toevertrouwen aan een persoon die nooit een voet heeft gezet op de werkplek lokt in België amper nog verbazing uit. Nochtans is dat uitgangspunt verre van vanzelfsprekend, zo leren buitenlandse voorbeelden.
De sleutelrol van de huisarts in het Belgische arbeidsongeschiktheidsbeleid doet ook nog om een andere reden de wenkbrauwen fronsen. Volgens het RIZIV (de Belgische tegenhanger van UWV, red.) zijn mensen met psychische stoornissen het vaakst langdurig ziek. Hun aandeel bedraagt 37 procent van alle langdurig zieken.
Als die stoornis hen belet te werken, kunnen ze zich uitsluitend tot een arts wenden om een arbeidsongeschiktheidsattest te verkrijgen. Wij verlangen van huisartsen dat zij achtereenvolgens een psychische stoornis zorgvuldig diagnosticeren, de impact ervan op het werk beoordelen en ook de tijd inschatten die nodig is voor het herstel. De huisarts kan de patiënt uiteraard doorverwijzen naar een psycholoog of er zelf contact mee opnemen, maar dat verloopt erg ad hoc en zeker niet structureel. Mogelijk verklaart dit het erg uiteenlopend voorschrijfgedrag in geval van psychische klachten, bijvoorbeeld in geval van een burn-out.
De huidige situatie is niet gezond. In de plaats van de huisarts moet de arbeidsarts een veel grote rol krijgen, al van bij het prille begin van de arbeidsongeschiktheid. De arbeidsarts is veel beter geplaatst om uit te maken wat nodig is voor een succesvolle re-integratie: een aanpassing van het takenpakket, een verminderd arbeidsregime… De meeste arbeidsartsen opereren vanuit een externe preventiedienst, waaraan doorgaans ook psychologen verbonden zijn. De tweedeling tussen lichamelijke en geestelijke gezondheidszorg wordt daar overbrugd.
Op de vraag of de arbeidsarts wel voldoende onafhankelijk is, kan geantwoord worden met een eenvoudige tegenvraag: hoe vrij is de huisarts tegenover de patiënt die voor hem zit en om een attest verzoekt?
Het bepalen of iemand arbeidsongeschikt is en voor welke periode moet daarom uit het takenpakket van de huisarts worden gelicht. De vrijgekomen ruimte kan dan aangewend worden om samen met de patiënt te zoeken naar de gepaste zorg.
Steven Renette is advocaat bij Mploy Advocaten sociaal recht. Hij neemt op geregelde basis deel aan het maatschappelijk debat over thema’s die met werk te maken hebben. Dit opiniestuk is gebaseerd op een bijdrage die hij schreef voor de krant De Tijd op 14 mei 2024.
Contact: steven.renette@mploy.be