Wie ziek wordt door bijvoorbeeld een infectie, diabetes, reuma of MS, wordt ook vaak acuut moe. Bij het merendeel van de patiënten neemt die vermoeidheid weer af zodra ze hersteld zijn van de infectie of behandeld worden voor hun chronische aandoening. Een deel van de patiënten heeft minder geluk: de ziekte wordt optimaal behandeld, maar ze blijven toch ernstig moe, wat uiteraard een grote impact heeft op hun leven. ‘De medische behandeling richt zich meer op de ziekte zelf en veel minder op de chronische vermoeidheid die daarvan het gevolg kan zijn, stelt klinisch psycholoog Hans Knoop, die als hoogleraar medische psychologie verbonden is aan Amsterdam UMC. ‘Voor chronische vermoeidheid bestaan bovendien geen medicijnen.’Tegelijkertijd signaleert hij de neiging om vanuit elk medisch specialisme de vermoeidheid als op zichzelf staande klacht te zien. ‘Er wordt dan gesproken over bijvoorbeeld MS gerelateerde vermoeidheid, reuma moeheid of vermoeidheid na kanker.’
Soms zijn de klachten inderdaad specifiek aan een ziekte gerelateerd. Knoop noemt mensen die succesvol zijn behandeld tegen kanker. ‘Van hen is bekend dat ze vaak angst hebben dat de kanker terugkomt. Dat maakt ze gespannen en houdt de chronische vermoeidheid weer in stand. Door mensen op dat punt te helpen kun je de vermoeidheid verminderen.’ Maar veel vaker, zo blijkt uit zijn onderzoek, zijn de klachten generiek. ‘Er zijn niet honderd verschillende soorten vermoeidheid. Moe is moe, zou je kunnen stellen. Natuurlijk kun je gericht zoeken naar wat specifiek is voor een ziekte en hoe dat gerelateerd is aan die moeheid. De mate van glucoseontregeling bij diabetes bijvoorbeeld, of bij reuma de ontstekingsactiviteit. Maar dat levert in onze optiek heel weinig op omdat dat vooral samenhangt met acute vermoeidheid. Als mensen langer vermoeid zijn blijken die zaken niet of nauwelijks met elkaar samen te hangen. Dan zit de verklaring niet zozeer in de ziekte, maar veel meer in gedragsfactoren, waaronder leefstijl. Ik denk daarom dat het meer oplevert om te kijken naar de overeenkomsten tussen de verschillende ziektebeelden wat betreft vermoeidheid. Daar zitten de aanknopingspunten voor behandeling.’
Behandelen
Los van alle ziektebeelden, ziet Knoop bijvoorbeeld dat patiënten die weinig bewegen, slaapproblemen hebben of last hebben van somberheid vaak meer moe zijn. ‘De gedragsfactoren, dus de manier waarop mensen op hun vermoeidheid reageren, is daarbij mede bepalend.’ Behandelingen moeten in zijn optiek daar op gericht zijn. ‘Dat kunnen trainingen of oefentherapieën zijn om de conditie op te vijzelen en of gedragstherapie waardoor mensen anders met hun vermoeidheid omgaan. Je kunt met therapie bijvoorbeeld het slaap-waak ritme van patiënten verbeteren, proberen ze meer te laten bewegen, de activiteiten anders over de dag te verdelen of angstklachten te behandelen. Per persoon verschilt welke factoren relevant zijn, maar met een gerichte aanpak kun je bij een deel van de mensen de vermoeidheidsklachten verminderen.’
Mogelijkheden
Knoop wil artsen bewust maken van het feit dat er in veel gevallen iets aan chronische vermoeidheid gedaan kan worden. Hij benadrukt daarbij dat alleen ziektebehandeling niet voldoende is om mensen minder moe te maken. ‘Medicatie bij reuma bijvoorbeeld, remt de ontstekingsactiviteit en daarmee ook de vermoeidheid. Maar 40 procent van de reumapatiënten houdt vermoeidheidsklachten, ook wanneer er geen ontstekingsactiviteit is.
Als je alleen op de ziekte let, heb je geen aandacht voor dat probleem.’ In het verlengde hiervan wil hij bedrijfs- en verzekeringsartsen meegeven dat de specifieke ziekte nog niet zoveel zegt over hoe je met de vermoeidheidsklachten om moet gaan. ‘Verder spelen de gedragsfactoren een belangrijke rol bij chronische vermoeidheid. Dat biedt mogelijkheden om iets aan die vermoeidheid te doen en dus ook aan het arbeidsvermogen van werknemers.’
Hans Knoop spreekt op het aankomend TBV-congres dat op 16 maart 2022 in Veenendaal plaatsvindt. De titel van zijn voordracht:. Chronische vermoeidheid: is er 1 of zijn er velen?
|
Volledig mee eens. Het zou ook interessant kunnen zijn om vermoeidheidsklachten te demedicaliseren door geen behandeling te bieden maar begeleiding in een gezonde omgeving. De patiënt wordt dan niet behandeld maar de deelnemer wordt gestimuleerd om zijn of haar eigen regie te versterken. Dit vraagt om een andere aanpak waarbij maatschappelijke organisaties misschien ook een hele belangrijke rol kunnen vervullen. Daarnaast moet er aandacht zijn voor zingeving en perspectief en daar zie ik een belangrijke taak voor de bedrijfs- en verzekeringsarts!
Mooi pleidooi om de mens te behandelen, niet de patiënt – om met prof. Jim van Os te spreken. Zie: https://www.medischcontact.nl/nieuws/laatste-nieuws/artikel/behandel-de-mens-niet-de-patient.htm
Bedrijfsartsen hebben hier een rol, de verzekeringsarts kan in ieder geval uitleg geven. Doen!