In een film of roman over een advocatenkantoor is niet veel uitleg nodig over hoe het daar aan toegaat. Je verwacht een competitieve werkomgeving waarin lange dagen worden gemaakt, met een stevige hiërarchie, waar vooral door de top flink wordt verdiend. De oude garde houdt jonge collega’s voor dat hun tijd nog komt. Wie het best presteert, heeft kans om in de maatschap te komen. Maar iedereen weet dat dit voor de meesten niet is weggelegd.
Generatieverschillen
Maurits van der Graaf werkte als aios bedrijfsgeneeskunde voor advocaten- en notariskantoren en schreef een mooie beschouwing over zijn ervaringen. Zijn indrukken komen aardig overeen met het beeld hierboven.
Jonge juristen vinden hun werk inhoudelijk interessant, maar twijfelen of ze in dit wereldje willen blijven werken. Kunnen ze niet beter een baan kiezen die minder veeleisend is? Ze willen niet steeds beschikbaar zijn en voelen zich overvraagd. Hun werkgevers tonen daar niet veel begrip voor. Van der Graaf citeert een advocaat die meent dat jonge juristen niets gewend zijn: ‘Als ze een keer kritiek krijgen, melden ze zich ziek.’ Een notaris zegt vol verbazing: ‘Ze willen hun vakantiedagen echt opnemen en zijn ook nog eens onbereikbaar tijdens hun vakantie.’ Geef toe, veel gekker moet een jonge collega het niet maken.
Van der Graaf verbindt zijn observaties met de verschillen in waarden en drijfveren van opeenvolgende generaties: de naoorlogse generatie (baby boomers) en generatie X (1960-1980) waar de gevestigde advocaten en notarissen toebehoren, en de nieuwkomers uit generatie Y (millennials, 1980-2000). Hij adviseert werkgevers in de juridische wereld meer rekening te houden met deze verschillen.
Persoonlijke aandacht en respect
De manier waarop jonge juristen in hun werk staan lijkt sterk op hoe jonge artsen dat doen. Claudia Greijn interviewde 40 artsen geboren na 1980, die bedrijfsarts of verzekeringsarts willen worden. Een verschil is dat zij al gekozen hebben voor een werkomgeving waarin de hectiek en werkdruk minder hoog is. Zij blijken overwegend tevreden met deze keuze. Positief vinden ze dat ze nu meer tijd hebben per cliënt. Ze vinden het belangrijk om met plezier naar hun werk te gaan, maar willen ook voldoende ruimte voor hun privéleven. Dat lukt beter bij een arbodienst of UWV dan wanneer je in de curatieve zorg blijft werken.
Greijn vroeg haar gesprekspartners wat hun leidinggevende kan doen om hun werktevredenheid te bestendigen. Uit de reacties blijkt dat veel waarde wordt gehecht aan een open, niet-hiërarchische werksfeer waarin ze serieus worden genomen als professional. Ze willen bevestiging van hun leidinggevende voor hun inzet. Ook stellen ze het op prijs dat regelmatig naar hun wensen en verwachtingen wordt gevraagd en dat rekening wordt gehouden met individuele verschillen. Dat sluit aan bij wat Van der Graaf signaleerde in zijn contacten met jonge juristen. Natuurlijk hoopt iedere werkende op persoonlijke aandacht en respect, maar juist aan het begin van je loopbaan is dat extra belangrijk.
Preventief advies
Dit gaat niet altijd goed. Van der Graaf beschrijft een heidag van een advocatenkantoor waarop een van de partners een presentatie houdt over ‘de beperkte weerbaarheid van de jonge generatie’. Dat valt bij de jongere juristen verkeerd. Begrijpelijk, want het feit dat relatief veel twintigers en dertigers last hebben van uitputtingsklachten wordt zo toegeschreven aan hun kwetsbaarheid in plaats van aan de arbeidsomstandigheden en verdere context. Niet handig en ook niet juist.
Thijs Launspach geeft in ‘Werken met millennials’ aan dat het vaak om een combinatie van factoren gaat. Millennials bevinden zich in een drukke levens- en loopbaanfase waarin ze kinderen krijgen, een huis kopen, nieuwe werkervaringen opdoen, een vervolgopleiding volgen en nog veel meer. In hun opvoeding hebben ze meegekregen dat in principe alles mogelijk is. Ze leggen de lat dus hoog, ook omdat ze via sociale media volgen hoe leeftijdsgenoten het doen. In een baan waarin veel van je gevraagd wordt, gaat het dan gemakkelijk mis.
Het past bij de preventieve taak van de bedrijfsarts om leidinggevenden hier uitleg over te geven. Bedenk daarbij dat veel leidinggevenden in een managementpositie zijn gekomen omdat ze zelf langdurig kunnen buffelen en daar vaak ook plezier aan beleven. Dat draagt niet bij aan probleembesef. Ze moeten een flinke slag maken om te herkennen dat ’s middags op tijd naar huis gaan niet op een ‘negen tot vijf mentaliteit’ wijst, maar op het vermogen verstandige keuzes te maken en prioriteiten te stellen. Veel leidinggevenden zullen waardevolle informatie vinden in Launspach‘s boek over ‘leidinggeven aan een nieuwe generatie’. Dat geldt overigens ook voor bedrijfs- en verzekeringsartsen van iedere generatie.
Joost van der Gulden is hoofd van de SGBO en plaatsvervangend hoofdredacteur van TBV.
Contact: joost.vandergulden@radboudumc.nl