Een arts werkzaam als bedrijfsarts is verwikkeld in een lastige verzuimbegeleiding. Daarbij is een vertrouwensbreuk ontstaan tussen klaagster en arts. De arts heeft een samenwerkingsovereenkomst met een superviserende bedrijfsarts. Het regionaal tuchtcollege oordeelt dat deze overeenkomst onvoldoende is toegepast. De superviserende bedrijfsarts die hiervoor verantwoordelijk is krijgt een berisping.
De feiten
De bedrijfsarts en de arts hebben een ‘Samenwerkingsovereenkomst bedrijfsarts en basisarts’ (hierna: de Samenwerkingsovereenkomst) getekend.1 In deze Samenwerkingsovereenkomst van 21 januari 2021 zijn werkafspraken vastgelegd. Daarin is bepaald dat de arts onder bepaalde omstandigheden te allen tijde de bedrijfsarts moet raadplegen, zoals bij vermoeden van werkgerelateerde klachten, bij een onduidelijke medische situatie en bij een vertrouwensbreuk met de cliënt. In de overeenkomst is voorts op basis van een bekwaamheidstoets door de bedrijfsarts een competentiematrix voor de arts opgenomen waaruit blijkt op welke (deel)gebieden de arts (on)voldoende bekwaam is. Daaruit blijkt dat de arts onder meer nog in opleiding is als het gaat om de probleemanalyse en het advies over het plan van aanpak. Verder blijkt uit deze competentiematrix dat de arts (nog) onvoldoende bekwaam is onder meer op het terrein van werkdruk/werkstress en arbeidsconflicten.
Klaagster in deze procedure is als assistentfiliaalmanager werkzaam. Zij heeft zich 19 november 2021 ziekgemeld met diverse klachten. Een week daarna is klaagster bij brief verzocht ‘om zich bij de bedrijfsarts te melden’.
Op 17 december 2021 komt klaagster voor consult bij de arts. Zij was niet tevreden met de consultvoering en verslagging waarin melding is gemaakt van een stroeve werkrelatie en die mediation voorstelt. Klaagster heeft geen vertrouwen in de arts en heeft om een second opinion gevraagd. Op 17 januari 2022 heeft een telefonisch gesprek plaatsgevonden tussen klaagster, arts en bedrijfsarts; hiervan is geen verslag gemaakt. Vervolgens is wel de second opinion geregeld. De second opinion-bedrijfsarts achtte mediation niet aangewezen, omdat zowel werkgever als klaagster hebben verklaard dat er geen sprake is van een arbeidsconflict.
De klacht
Klaagster verwijt de bedrijfsarts onder meer dat hij tekort is geschoten in de supervisie van de arts. Klaagster heeft ook een klacht ingediend tegen de arts. Het regionaal tuchtcollege heeft deze klacht als ongegrond beoordeeld (ECLI:NL:TGZRAMS:2022:157). Verder verwijt klaagster de bedrijfsarts dat hij geen verslaglegging heeft opgesteld van het gesprek van 17 januari 2022, en niet adequaat is opgetreden naar aanleiding van de achtergrond van de vertrouwenskwestie.
Overwegingen regionaal tuchtcollege: klacht tegen bedrijfsarts gegrond
De eerste drie maanden werden alle dossiers met de supervisor besproken, daarna gebeurde dat op verzoek van de arts. Verder werd periodiek, eenmaal per week, geëvalueerd en kreeg de arts meer bekwaamheden al naar gelang de inschatting van de supervisor. Vanaf de zomer van 2021 kon de arts zelfstandig spreekuur draaien en een probleemanalyse maken, aldus de bedrijfsarts. Dit is echter niet schriftelijk vastgelegd. De supervisie bestond vanaf dat moment uit telefoongesprekken over casuïstiek waarbij de verdieping werd gezocht. En minimaal eenmaal per jaar intervisie en intercollegiale toetsing. Van de supervisiegesprekken wordt geen verslag gemaakt, aldus de bedrijfsarts. Het college heeft niet kunnen vaststellen wat de gespreksstructuur en de inhoud van de supervisiegesprekken was. Desgevraagd heeft de bedrijfsarts ook niet kunnen toelichten waar de door hem genoemde ‘verdieping’ uit bestond. Voor wat betreft de frequentie van de gesprekken heeft de bedrijfsarts in zijn brief van 20 september 2022 aan het college verklaard dat ’tot op de dag van vandaag’ meerdere malen per week contact was met de arts in het kader van de supervisie.
De bedrijfsarts heeft ter zitting erkend dat hij geen verslag heeft gemaakt van het telefonisch overleg dat hij tezamen met de arts met klaagster heeft gevoerd op 17 januari 2022. Als reden daarvoor heeft hij opgegeven dat het telefoongesprek geen nieuwe informatie opleverde.
Het college acht het onzorgvuldig dat de bedrijfsarts tijdens het telefonisch overleg op 17 januari 2022 niet inhoudelijk op de kwestie is ingegaan en de inhoud van het gesprek in het dossier niet heeft vastgelegd. De bedrijfsarts heeft het college niet duidelijk kunnen maken of hij het belang van adequate toetsingsmomenten van de bekwaamheid van een arts die onder zijn supervisie werkt inziet. Evenmin heeft de bedrijfsarts het college duidelijk kunnen maken of hij het belang van aantoonbare supervisie inziet. Het college komt tot de conclusie dat de klacht tegen de bedrijfsarts gegrond is en oordeelt dat de maatregel van een berisping hiervoor passend is.
Leerpunt
Geconcludeerd kan worden dat je supervisie er niet zomaar even bijdoet.
1. Standpunt delegatie van taken door de bedrijfsarts en supervisie. NVAB 2022
Zaak A2022/5163. Kijk voor de volledige tekst van deze uitspraak op tuchtrecht.overheid.nl, en zoek met zaaknummer
Reageren? Stuur een mail naar tbvredactie@bsl.nl.