Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

‘De afwisseling van werk en opleiden houdt me scherp’

Jozien Wijkhuijs
Het nijpende tekort aan bedrijfs- en verzekeringsartsen is inmiddels een bekend gegeven in heel het vakgebied. Gelukkig willen meer en meer artsen instromen in de opleiding, zowel direct vanuit de opleiding tot arts, als vanuit een andere specialisatie. Om al deze mensen op te leiden, zijn er natuurlijk opleiders nodig. Marieke Jacobs en Ufuk Demirtas kozen voor een functie als opleider, naast hun werk in de spreekkamer. ‘Ik vind dat mijn twee rollen elkaar versterken.'

 

https://static-content.springer.com/image/art%3A10.1007%2Fs12498-024-2513-7/MediaObjects/12498_2024_2513_Fig1_HTML.jpg
Ufuk Demirtas: bedrijfsarts en opleider bij NSPOH.
https://static-content.springer.com/image/art%3A10.1007%2Fs12498-024-2513-7/MediaObjects/12498_2024_2513_Fig2_HTML.jpg
Marieke Jacobs: bedrijfsarts en opleider bij SGBO.
Marieke Jacobs is instituutsopleider bij de SGBO en ook werkzaam als klinisch arbeidsgeneeskundige in het Radboudumc, bij de afdeling medische oncologie. Tijdens haar coschappen bij sociale geneeskunde werd het zaadje geplant voor haar verdere carrière. ‘Maar ik had ook nog een andere wens, dat was werken bij defensie. Dat heb ik eerst een tijd gedaan, daar kwam ik ook al veel in aanraking met bedrijfsgeneeskundig werk’, vertelt ze. Na haar tijd daar moest ze kiezen tussen de opleiding tot huisarts en die tot bedrijfsarts. ‘Toen is de weegschaal doorgeslagen naar de bedrijfsgeneeskundige kant, omdat ik het mooi vond om mensen te kunnen begeleiden in de bloei van hun leven en hun werkende bestaan.’
Bedrijfsarts Ufuk Demirtas was werkzaam in het ziekenhuis, als anios, maar merkte dat die functie niet bij hem paste. ‘Ik ben een familieman, ik had net een kind en miste veel omdat ik zo druk was. Ik wilde graag iets anders’, vertelt hij. ‘Toen ben ik me gaan oriënteren op allerlei functies. Een vriend die ik ken van de opleiding geneeskunde zei me toen dat bedrijfsgeneeskunde bij me zou passen.’
Aanvankelijk vond hij dit maar niets. ‘Ik wilde niet in een stoffige kantoorruimte mensen gaan zitten beoordelen, dacht ik toen. Maar hij overtuigde me dat het echt een ander vak was dan ik dacht.’ Demirtas besloot daarom toch wat onderzoek te doen en regelde uiteindelijk een meeloopdag bij een bedrijfsarts bij hem in de buurt. ‘En dat vond ik eigenlijk heel leuk. Toen heb ik om nog zo’n dag gevraagd, maar dan gelijk voor de volgende dag, zodat ze weinig konden regelen om het leuker te laten lijken,’ vertelt hij lachend. ‘We kregen die dag een vraag over werken aan een lopende band. Toen zei degene met wie ik meeliep: Dan gaan we toch gewoon even kijken? Dat vond ik geweldig, dat we zomaar de werkplek op konden lopen. Ik vond het heel interessant.’
Demirtas besloot om bij een arbodienst te gaan werken om te kijken hoe het beviel. Na drie maanden ervaring opdoen viel de beslissing om bedrijfsarts te worden. En weer een aantal maanden later ging Demirtas in opleiding als aios bij de NSPOH. ‘Ik vind het fijn om te weten hoe het bij mensen thuis gaat, hoe het op het werk is, om echt betrokken te zijn,’ zegt hij. ‘Dat vind ik in dit vak veel meer dan tijdens mijn werk in het ziekenhuis.’
‘Echt betrokken zijn bij mensen is fijn, in het ziekenhuis was dat veel minder’

Niet genoeg capaciteit

Inmiddels zijn zowel Jacobs als Demirtas enthousiaste bedrijfsartsen. Beiden zijn ook werkzaam bij een opleidingsinstituut, Jacobs bij de SGBO en Demirtas bij de NSPOH. ‘De komende tien jaar gaat 70 procent van de bedrijfsartsen, waaronder veel opleiders, afvloeien,’ vertelt Jacobs. ‘Er zijn gelukkig veel belangstellenden die de opleiding willen volgen, maar dat betekent ook dat we instituutsopleiders moeten hebben om ze op te leiden.’ Op die capaciteit loopt het nu spaak, stelt ze. ‘We willen meer opleiden dan we op dit moment aankunnen.’
Bij de NSPOH zijn er genoeg opleiders om op dezelfde manier verder te gaan, zegt Demirtas. ‘Maar als je grote kwaliteitsslagen wilt maken, heb je wel reserves nodig. Die hebben we momenteel niet.’ Een van de redenen die hij hiervoor ziet is dat de markt voor bedrijfsartsen al behoorlijk krap is. ‘Er is een grote vraag en een laag aanbod. Gezien deze krapte in de markt, moet je het doen vanwege je passie voor het onderwijzen en het begeleiden van nieuwe professionals, en niet vanwege de financiële beloning. De inkomsten als opleider en bedrijfsarts kunnen namelijk variëren.’

Warm bad

Na Jacobs keuze voor de bedrijfsgeneeskunde, ging ze, na ervaringen bij AMC en Arbounie, bij de Bedrijfspoli werken. Daar werd ze ook praktijkopleider. ‘Het werk hield me scherp. Je ziet mensen groeien en zich ontwikkelen tot volwaardige bedrijfsartsen, daar leer je zelf ook van,’ zegt ze. ‘In mijn rol als praktijkopleider kwam ik al vaak bij de SGBO, mede om zelf nascholing te volgen om die functie goed te kunnen uitvoeren.’ Ze kwam naar eigen zeggen dan ook in een warm bad terecht toen ze solliciteerde als instituutsopleider. ‘Toenmalig hoofd van de opleiding Joost van der Gulden vroeg me of ik iemand kende voor die functie. Ik wist eigenlijk gelijk dat ik dit zelf ook leuk zou vinden.’
Demirtas was altijd al bezig met educatie, ook voordat hij het vak van bedrijfsarts in ging. ‘Ik heb met jongeren gewerkt, als coach. Dat vond ik altijd al heel erg leuk,’ vertelt hij. Toen hij zelf aios was, werd hij bijvoorbeeld ook gevraagd om een lesdag in te richten voor tweedejaarsstudenten geneeskunde, als voorbereiding op de coschappen. Ook was hij op zoek naar iets extra’s, naast zijn werk als bedrijfsarts. ‘Ik heb een tijd overwogen om een promotietraject te doen, maar vond dat niet goed te combineren met het werk,’ zegt hij. ‘Toen vroeg de NSPOH me of ik geen opleider wilde worden en daar ben ik op ingegaan.’

Veilige en uitdagende leeromgeving

Op dit moment draait Demirtas al mee als opleider bij de NSPOH, maar officieel kan hij zich pas drie jaar na afronding van de opleiding tot bedrijfsarts als instituutsopleider registreren. ‘Ik doe dit werk nu bijna twee jaar, dus over een jaar is het zover,’ vertelt hij. ‘Ik ben dus wel al bezig en ontwikkel binnen de NSPOH mijn didactische vaardigheden. Ik krijg wat aanvullende cursussen, denk mee in de kwaliteit van de opleiding en begeleid aios onder supervisie van een collega.’
‘Mijn ervaring uit de praktijk neem ik mee in het onderwijs’
Naast dit werk als begeleider werkt hij ook aan het verbeteren van de opleiding. ‘Een deel van ons werk is het analyseren van feedback en het in de gaten houden of de lessen nog aansluiten op de huidige jonge artsen. Zijn de leeractiviteiten duidelijk, moet het curriculum worden aangepast, wat zijn de behoeftes?’
Jacobs is bij de SGBO verantwoordelijk voor de begeleiding van aios bij het cursorisch onderwijs, het bewaken van een veilige en uitdagende leeromgeving, en het toetsen en beoordelen, samen met een gedragswetenschappelijk docent. ‘Dat is het eerste. Verder houd ik me ook bezig met de ontwikkeling van het onderwijs, ben ook vaak aanwezig bij het onderwijs en ik ben module-coördinator van twee modules.’
Ook bij de SGBO zijn de instituutsopleiders en gedragswetenschappelijk docenten constant bezig met het vormgeven van het onderwijs en analyseren ervan. ‘Dat heeft bijvoorbeeld ook te maken met de nieuwe koers die de NVAB inzet, hoe kunnen we ons daarbij aansluiten? We anticiperen op ontwikkelingen en richtlijnen, dat betekent ook dat wijzelf als opleiders onze kennis goed moeten bijhouden.’
Ook buiten de SGBO houdt Jacobs zich bezig met het onderwijs van mensen die bedrijfsarts willen worden. ‘Als SGBO nemen we ook deel aan een aantal werkgroepen, bijvoorbeeld die voor de herziening van het Landelijk Opleidingsplan (LOP). Daar zit ik ook in, maar dat zou ook een andere instituutsopleider kunnen zijn.’ Dan zijn er nog ZonMw-projecten, het poortwachtersproces, er is altijd veel extra werk te doen. ‘En samen met mijn collega Karin Hosmus verzorg ik een basisleergang met de Radboudumc Health Academy, voor artsen die nog niet in opleiding zijn, dan geven we onderwijs in basisonderwerpen van de bedrijfsgeneeskunde.’

Rollen versterken elkaar

Op dit moment combineert ze haar rol als opleider met haar werk als klinisch arbeidsgeneeskundige bij het Radboudumc, maar tot anderhalf jaar geleden combineerde ze het met werken bij een arbodienst. ‘Dat ging ook goed, je registratie komt niet in gevaar zolang je minimaal acht uur werkt in je specialisme,’ zegt ze. ‘Ik vind dat deze rollen elkaar versterken, daarnaast is het ook gewoon heel leuk. In mijn werk als bedrijfsarts zie ik mensen die ziek zijn en werken, of een opleiding doen, of in de ziektewet zitten. Uit die ervaring kan ik weer dingen meenemen in het onderwijs en de begeleiding van aios.’ Vanuit haar werk in het ziekenhuis geeft ze bijvoorbeeld ook onderwijs op het gebied van kanker en werk.
Ook Demirtas vindt de afwisseling tussen het werk in de spreekkamer en dat als opleider erg fijn. ‘Het houdt me scherp, de aios zien mij echt als expert, daar wil ik dan ook mijn best voor doen,’ zegt hij. ‘Ze zijn best kritisch, dat is een uitdaging. Als opleider hoor je gewoon op de hoogte te zijn van richtlijnaanpassingen. Soms krijg ik vragen waar ik geen antwoord op heb, dan ga ik me daarin verdiepen.’ Ook zoekt hij soms samen met een groep uit wat een mogelijke oplossing is voor een probleem. ‘Nu bijvoorbeeld, met de beslissing over de WIA die heel lang uitblijft: wat zijn dan de mogelijkheden, als een werkgever niet weet wat die ermee aan moet? Wat kan er wettelijk, wat kunnen we doen?’

Leren aanvoelen hoe groepsdynamiek werkt

Natuurlijk vraagt het ook iets van je, stelt Jacobs. ‘Je moet didactische vaardigheden ontwikkelen, leren aanvoelen hoe groepsdynamiek werkt en daarop leren anticiperen. Motiverende gespreksvoering is belangrijk, mensen kunnen uitdagen en stimuleren.’ Zijzelf doet dit door haar enthousiasme voor het vak zoveel mogelijk uit te dragen. ‘Ik probeer mezelf te zijn en te spiegelen, dat is mijn manier om dit te doen.’ Demirtas voegt hieraan toe dat het werk veel flexibiliteit en sociale vaardigheden vraagt. ‘Dat is werk dat erg bij mij past, ik vind het leuk om mezelf op deze manier ook te blijven ontwikkelen.’
Het blijft wel spannend, zegt hij. ‘Voor de groep staan is altijd weer even wennen, maar uiteindelijk vind ik het altijd heel leuk. Aan het eind van de dag geef ik dan een take home message mee, ik vind het belangrijk om aios ook aan het denken te zetten.’ Hij merkt ook het verschil in generatie. ‘Er worden andere eisen aan hen gesteld en ze stellen ook andere eisen aan zichzelf, het is echt al anders dan toen ik zelf aios was.’

De combinatie is soms een uitdaging, zegt Jacobs. ‘Je moet voor jezelf goed in de gaten houden wanneer je welk werk doet, soms sluipen dingen door elkaar heen, daar moet ik ook eerlijk over zijn.’ Ook bij moeilijke situaties in een groep, of als het niet goed gaat met een aios, kan dat zijn tol eisen. ‘Dat trek ik mezelf soms aan, ik ben heel betrokken en als het dan niet lukt om te helpen, is dat niet altijd even gemakkelijk.’

https://static-content.springer.com/image/art%3A10.1007%2Fs12498-024-2513-7/MediaObjects/12498_2024_2513_Fig3_HTML.jpg
Ondanks de uitdagingen zouden beide bedrijfsartsen het werken als instituutsopleider van harte aanraden. Voor Demirtas is het, naast de eerdergenoemde ontwikkeling van nieuwe vaardigheden en het jezelf scherp houden in je vak, ook belangrijk om iets voor de maatschappij te betekenen. ‘Ze worden niet jouw mini-bedrijfsartsen, maar krijgen wel iets van je mee.’ Het is een verdieping en verbreding van zijn eigen vak. ‘Het werk is echt anders dan wat ik in de spreekkamer doe, dat maakt het leuk. Ik ben zo ook academisch bezig, moet me verdiepen in onderwerpen die ik anders niet tegen zou komen.’ De ontwikkeling van kunstmatige intelligentie is daar een voorbeeld van. ‘Als ik gewoon alleen als bedrijfsarts zou werken, was ik daar niet mee in aanraking gekomen.’
Jacobs vindt het heel bijzonder om samen met de praktijkopleider en de aios de reis door de opleiding te maken. ‘Ik vind het leuk en bijzonder om dat te kunnen doen. Het geeft energie om te horen hoe zij tegen het vak aankijken, om weer de literatuur in te duiken, om weer na te denken over het vak. Hoe zit het ook alweer, waarom doen we dit?’ Ze vindt het mooi om met andere specialisten te werken die zich willen laten omscholen, maar ook zeker om te zien dat mensen direct uit de schoolbanken de weg naar sociale geneeskunde vinden. ‘Het maakt me gewoon trots, ik ben trots op het vak.’

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen
account, maak dan hieronder een account aan.
Lees ook de spelregels.