Hoe ga je als praktijkopleider en aios om met leren werken met taakdelegatie tijdens de opleiding? Zij-instromer in de opleiding tot verzekeringsarts Metha Maenhout en haar opleider Rokajja Asgarali zien vooral voordelen. 'Het is voor mij een goede les om dit al tijdens de opleiding te doen en het heeft mijn werk alleen maar leuker gemaakt.'
Metha Maenhout werkt sinds 2020 bij het UWV in Den Haag, ze is in 2021 gestart met haar vervolgopleiding tot verzekeringsarts bij de NSPOH. Eerder was ze radiotherapeut in het ziekenhuis. ‘Vanwege de werk-privé-balans ben ik overgestapt en het bevalt heel erg goed,’ vertelt ze tijdens een Zoommeeting. Haar praktijkopleider Rokajja Asgarali werkt op hetzelfde kantoor. Ook zij schuift aan bij dit Zoomgesprek. Ze zit op dezelfde gang als Maenhout. Ze werkt er sinds 2007 en is doorgegroeid tot een leidinggevende functie bij het opleidingsteam. ‘Het geeft me veel voldoening en energie. Ik voel me met name goed bij het uitdragen van de meerwaarde van het vakgebied, het bijdragen aan de ontwikkeling van nieuwe artsen en het werken in een ontwikkelgericht team.’
Asgarali houdt van reizen, vertelt ze. In haar vrije tijd is ze vaak bezig met vakanties en andere uitjes plannen. Ook Maenhout is zowel in als buiten haar werk erg actief, ze geeft naast haar baan en opleiding sporttrainingen bij de landelijke organisatie Mom in Balance. ‘Ik geef training voor zwangeren, net bevallen vrouwen of vrouwen die alweer alles kunnen. We sporten buiten, het is een soort bootcamp light tot echt weer volle bak gaan. Ik vind dat superleuk om te doen en haal er heel veel energie uit.’
Bruggetje snel gemaakt
Asgarali en Maenhout hebben taakdelegatie helemaal geïntegreerd in hun dagelijks werk en opleidingstraject. ‘Ik was al verzekeringsarts die werkt met taakdelegatie (VA-T) en betrokken bij het sollicitatieproces van de sociaal-medisch verpleegkundige. Die werd daarna aan mij als arts gekoppeld,’ vertelt Asgarali. ‘Het was nog coronatijd, dus alles ging telefonisch. In het begin zat ik erbij als ze telefoongesprekken voerde. Ik raakte al snel overtuigd van haar bekwaamheid, inzicht en communicatiestijl.’ Het team van UWV Den Haag startte in diezelfde tijd met caseload-werken, waarbij elk team een eigen postcodegebied heeft. ‘Tijdens het werken met die caseload en het volgen van cliënten zijn er heel veel momenten waarvoor direct contact met een arts niet per se nodig is. Daar merkte ik dat het fijn was om met gerichte vragen aan de sociaal-medisch verpleegkundige dingen te kunnen uitbesteden.’
Net op dat moment werd Maenhout bij Asgarali zij-instromer in opleiding tot verzekeringsarts. Ze voerden vanaf het begin wekelijkse gesprekken en daarbij ging het regelmatig over wat er nodig was om haar verder te helpen. ‘Zeker omdat Metha een zij-instromer was, waren er veel vaardigheden die ze al beheerste. Ik wilde weten waar zij zich op wilde concentreren en het bleek dat zij vooral veel vlieguren wilde maken.’ Daarnaast sprak Maenhout de wens uit om haar tijd efficiënt in te delen en zich vooral te richten op de inhoud van ons vak. ‘Dus toen was het bruggetje snel gemaakt,’ zegt Asgarali.
‘Door het inzetten van de SMV kan de verzekeringsarts een korter spreekuur voeren‘
Op het kantoor waar Maenhout en Asgarali werken, vindt taakdelegatie vooral plaats met een sociaal-medisch verpleegkundige (SMV) en een medisch secretaresse (MS). ‘De MS bereidt spreekuren voor, vat medische informatie samen en vraagt extra informatie op. Die heeft zelf nauwelijks contact met de cliënt,’ legt Maenhout uit. ‘Daarnaast heb je de SMV en diens rol is dat ze een stukje van het volgen van cliënten overneemt. Dit kan bijvoorbeeld de anamnese zijn. Ze doet geen lichamelijk onderzoek, dat ligt echt bij de arts.’ Door het inzetten van deze verpleegkundige kan de verzekeringsarts een korter spreekuur voeren met een klant of juist bepalen wanneer het nodig is om de cliënt zelf te spreken.
Dat biedt voordelen voor de arts, zegt Asgarali. ‘Je kunt zo de monitoring of administratie bijvoorbeeld uitbesteden en je expertise als arts daar inzetten waar het echt nodig is.’ Binnen de opleiding van Maenhout was het logisch om ook haar te laten werken met taakdelegatie, zodat zij de vlieguren kon maken die ze wilde. Samen met de SMV ondersteunt ze namelijk meer cliënten dan alleen. ‘We hebben toen alles duidelijk afgestemd,’ zegt Asgarali. ‘Er is nu een goede verantwoordelijkheidsverdeling tussen ons drieën, die je ook altijd terugziet in onze rapportages.’
Waardevolle les
Wekelijks bespreekt het team waarin Maenhout en Asgarali werken cliënten in het multidisciplinair overleg. ‘Metha, de SMV en ik zijn daarbij,’ zegt Asgarali. ‘Alle nieuwe ziekmeldingen worden daar besproken en we stellen dan een plan op richting participatie. Uit dat overleg komt vaak al een voorstel voor inzet van de sociaal-medisch verpleegkundige.’ Asgarali is dus vanaf het begin betrokken bij alle dossiers die Maenhout samen met de SMV behandelt. Maenhout vult aan: ‘Ik heb altijd een gesprek met de sociaal-medisch verpleegkundige voordat ze contact gaat hebben met een cliënt. Als ze uiteindelijk de verslaglegging klaar heeft, ga ik aan de slag met de diagnose, de oordeelsvorming, de conclusie en de planning en krijgt Rokajja het ter contra-signering.’
Voor Maenhout, die natuurlijk nog in opleiding is, vormt deze manier van werken een waardevolle les, zegt ze. ‘Het ging eerst een beetje in tegen hoe ik zelf in elkaar zit. Ik ben best een beetje een controlfreak, maar doordat we duidelijke afspraken hadden en de SMV het gewoon heel goed doet, heeft het me weinig moeite gekost. Ik kon het snel loslaten, dat verbaasde me over mezelf.’ Volgens Asgarali komt dat ook door de insteek die ze samen hebben gekozen. ‘We hebben haar heel specifieke vragen voorgelegd en daarmee de dingen aan haar uitbesteed die we zelf ook gemakkelijker konden loslaten,’ zegt ze. Hier is Maenhout het mee eens: ‘Het ligt inderdaad ook aan waar je iemand inzet in het proces. De belastbaarheidsbeoordeling ligt echt bij de arts, maar onze SMV doet heel veel in de monitoring. Ik denk dat daar voor ons als UWV ook nog heel veel valt te winnen, omdat het heel efficiënt werkt en nu blijkt dat het bij ons erg gemakkelijk gaat.’
Maenhout raakt steeds meer gewend aan het samenwerken. ‘Ik denk nu steeds vaker: laat haar maar meer doen,’ zegt ze lachend. ‘Dat heeft Rokajja me ook wel geleerd. Soms zegt ze: Laat dit nou door je SMV doen, dat hoef je niet zelf te doen. Dat is een continu proces.’ Ze is blij dat dit al tijdens haar opleiding aan bod komt. ‘Ik kan er nu goed op reflecteren en kijken waar bij mij in het begin de weerstand zat om met taakdelegatie te werken. Het heeft mijn werk eigenlijk alleen maar leuker gemaakt.’
Modules
Er zijn wel voorwaarden verbonden aan deze manier van werken, stellen Maenhout en Asgarali. Het begint bij de opleiding van zowel de verzekeringsarts als van de sociaal-medisch verpleegkundige. Zoals gezegd hebben de opleider en aios in dit geval vooraf goed besproken wat er wel en niet gedelegeerd kan worden en wanneer dat gunstig is om te doen. Ook is er voor Maenhout nu al binnen een opleidingstraject de mogelijkheid om begeleid te oefenen met taakdelegatie.
Daarnaast is er natuurlijk een opleiding verbonden aan de functie van sociaal-medisch verpleegkundige. Asgarali: ‘Onze SMV maakte na haar opleiding gebruik van het belastbaarheidsgerichte interview, bijvoorbeeld. Dat zetten we dan ook in, zodat Metha kan inschatten of er mogelijke uitstroom is naar werk en of ze een EZWB-beoordeling kan doen.’ Ook zitten er modules in die opleiding over wanneer een SMV kan worden ingezet, over wets-techniek, hoe om te gaan met medische gegevens, rapporteren en systemen en communicatievaardigheden en gesprekstechniek. Dit is belangrijke informatie waar zowel de arts als de verpleegkundige van op de hoogte moet zijn. ‘Naast die opleiding is er ook vertrouwen nodig,’ zegt Asgarali. ‘De arts moet op basis van contacten van anderen toch een effectieve arts-cliënt-relatie opbouwen. Ook is het goed om als aios eerst zelf heldere rapportages op te stellen alvorens je aan taakdelegatie begint.’
Het is van groot belang dat er voorafgaand aan de samenwerking een afsprakenset wordt vastgelegd. Volgens Maenhout hoeft echter niet alles van tevoren helemaal vast te liggen, als iedereen maar bereid is om samen te leren. ‘De SMV waarmee ik werk zegt nu al veel vaker dingen als: Ik denk dat ik nu even goed naar het dagverhaal moet kijken. We groeien in de praktijk ook in het samenwerken.’
Belangrijk daarbij is leren feedback geven en ontvangen. ‘Degene die voor jou in taakdelegatie werkt kan dingen anders doen dan jij ze wilt hebben. Dat moet je op een fatsoenlijke manier kunnen aangeven,’ stelt ze. ‘Andersom moet dat ook kunnen. De SMV hier vraagt zich ook weleens af waarom ik dingen in godsnaam doe zoals ik ze doe. Daar kunnen we het dan over hebben.’
Ook voor Asgarali is die communicatie en feedback van groot belang, zeker als het contact met de sociaal-medisch verpleegkundige door haar aios wordt gedaan. ‘Voor mij is het ook wel loslaten, ik zit op afstand, maar ben wel eindverantwoordelijk. We leren er samen van, ik zie op deze manier ook veel meer cliënten voorbijkomen.’ Maenhout en zij overleggen wekelijks en in dat overleg staan ze het meest stil bij de gemaakte rapporten en het onderdeel planning. ‘Wat ga je nu doen, wat is de juiste route voor deze client?’, vat Asgarali het samen.
Oog voor balans
Wat helpt, is dat Maenhout kan putten uit haar eerdere ervaring. ‘Ik heb nog niet eerder op deze manier gewerkt, maar had in de radiotherapie wel te maken met verpleegkundigen en coassistenten,’ zegt ze. ‘Dat is heel leerzaam geweest en het heeft een drempel voor me weggenomen. Ik zag al wat de opbrengst zou kunnen zijn.’
En die opbrengst voor de organisatie is groot, stelt het tweetal. ‘Ik denk dat je op een gegeven moment het werk wilt organiseren met oog voor balans tussen de cliëntenzorg en doelmatigheid binnen je organisatie,’ zegt Asgarali. ‘Op welke manier kun je, door samenwerking en delegatie, ieders expertise het beste inzetten? Voor een verzekeringsarts is het risico dat je anders vooral bezig bent met de belastbaarheidsbeoordeling en je andere vaardigheden minder kunt benutten.’
Bij het UWV in Den Haag gaat dit verder dan alleen samenwerken binnen taakdelegatie. ‘We zijn nu ook op andere manieren bezig met het uitbreiden van onze samenwerking. We hebben bijvoorbeeld een maandelijkse bijeenkomst met het UWV Werkbedrijf, om ook in de ziektewet al vroeg trajecten in te zetten met een coach of een maatschappelijk werker,’ zegt Asgarali. Maenhout vult aan: ‘Rokajja vraagt ons vaak wat ons nog kan helpen, wat ons leven als verzekeringsarts gemakkelijker kan maken. Het is fijn dat de focus binnen ons team daarop ligt, het maakt dat zaken gemakkelijker kunnen verlopen. Nu denken we bijvoorbeeld aan het aantrekken van een tolk.’
‘Niet alles hoeft vooraf helemaal vast te liggen, als iedereen maar bereid is samen te leren‘
Laten zien
Mede door het enthousiasme van aios als Maenhout groeit de aandacht voor taakdelegatie, ziet Asgarali. ‘Ze horen van elkaar hoe prettig het is. De laatste twee artsen die doorstroomden naar de medische vervolgopleiding en aios werden, vroegen direct wanneer ze konden beginnen met leren werken met taakdelegatie,’ vertelt ze. ‘Dat is het effect van het gewoon gaan doen en laten zien dat het werkt. Zo enthousiasmeer je anderen ook.’
Ook aios bij andere praktijkopleiders gaan er steeds meer mee aan de slag, ziet ze. ‘Kortom’, zegt Asgarali: ‘waar wil jij als arts je expertise inzetten? Heb je baat bij administratieve ondersteuning door een medisch secretaresse of wil je je meer richten op begeleiding in de Ziektewet. Je kunt hier samen met de sociaal-medisch verpleegkundige de regie in pakken en meer cliënten ondersteunen. Wij ervaren het als meer plezier in ons werk.’ Maenhout sluit zich hierbij aan. ‘Het voelt echt als een vliegwiel,’ zegt ze. ‘Je gaat nog harder. Dat geeft veel plezier.’