De klacht in deze tuchtzaak gaat over een huisarts die als arboarts werkzaam is bij een gecertificeerde arbodienst. Klaagster verwijt de arts onder meer dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld door diagnoses te stellen en medicatiebeleid voor te stellen in plaats van klaagsters belastbaarheid te beoordelen. Tevens zou de supervisie niet op orde zijn.
De feiten
De beklaagde arts heeft langdurig als huisarts in een eigen praktijk gewerkt. Nadat beklaagde zijn huisartsenpraktijk heeft overgedragen, is hij vanaf april 2019 aan de slag gegaan als arboarts bij de gecertificeerde arbodienst die het ziekteverzuim van klaagster heeft begeleid. Na een inwerkperiode, waarbij hij met een bedrijfsarts een paar maanden heeft meegelopen, heeft hij onder supervisie een aantal consulten gedaan. Daarna deed beklaagde de consulten zelfstandig en besprak hij consulten na met een bedrijfsarts. In die tijd is hij opgeleid, al is dat volgens beklaagde een groot woord, en heeft hij informatie gekregen over de Wet verbetering poortwachter. Sinds die inwerkperiode werkt beklaagde zelfstandig en als hij ergens niet uitkomt kan hij dat voorleggen aan de bedrijfsarts. De procedure met betrekking tot de supervisie is niet vastgelegd. Een keer per twee of drie maanden is er een overleg van bedrijfsartsen en artsen in opleiding waar hij aan meedoet.
Na een ziekmelding in juni 2020 stelt de arts een probleemanalyse op. In de probleemanalyse van 7 juli 2020 staat bij ‘bedrijfsarts’ de voorletter en achternaam van beklaagde. Het spreekuurverslag van 7 juli 2020 is ondertekend met ‘arts’ en de naam van beklaagde. In beide documenten is geen naam van een supervisor vermeld. Op 8 juli 2020 ontving klaagster het spreekuurverslag per e-mailbericht van de arbodienst. Dit e-mailbericht is in kopie verstuurd naar klaagsters leidinggevende en de HR-medewerker bij de werkgever. In dit spreekuurverslag stond na weergave van het spreekuur vertrouwelijke en medische informatie over klaagster vanaf 2013. Dit waren in totaal negen pagina’s. Ook stond in dit document informatie die niet over klaagster ging, maar wel in haar dossier bij de arbodienst zat. Tijdens een later consult heeft de beklaagde arts over het medicatiebeleid opgemerkt dat klaagster een sterke pijnstiller (oxycodon) gebruikte met kans op verslaving bij langdurig gebruik en geadviseerd het medicijn af te bouwen op het moment dat de pijn afnam.
De klacht en het verweer
Klaagster verwijt de arbo-arts dat hij 1) onzorgvuldig heeft gehandeld tijdens de consulten, 2) zich heeft voorgedaan als bedrijfsarts en niet onder supervisie van een geregistreerde bedrijfsarts heeft gehandeld, 3) een datalek heeft veroorzaakt en 4) zijn beroepsgeheim heeft geschonden door het dossier met de werkgever van klaagster te bespreken.
De arbo-arts verweert zich en voert over de klachtonderdelen onder meer aan dat hij nadere informatie wilde opvragen van behandelaars en medisch specialisten om haar belastbaarheid te kunnen beoordelen. Klaagster heeft uiteindelijk geen toestemming gegeven voor het opvragen van nadere informatie bij behandelaars. Verder heeft beklaagde excuses aangeboden dat er een datalek heeft plaatsgevonden. Er zijn maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat een dergelijke situatie in de toekomst kan worden voorkomen.
Overwegingen
Klachtonderdelen 2, 3 en 4 staan niet ter discussie. Het regionaal tuchtcollege heeft de klachtonderdelen 2 en 3 gegrond verklaard en klachtonderdeel 4 ongegrond. Over klachtonderdeel 1, dat gaat over onzorgvuldig handelen, overweegt het regionaal tuchtcollege dat een arboarts een diagnose mag en kan stellen of ter discussie stellen en ook de werknemer kan doorverwijzen naar een specialist, zonder hiervoor de huisarts van betrokkene te raadplegen. Waar klaagster volgens het regionaal tuchtcollege met haar klacht wel een punt heeft, is dat beklaagde in zijn advisering over haar behandeling en de daarbij voorgeschreven medicatie (zoals oxycodon) te veel op de stoel van de behandelaar is gaan zitten en ten onrechte heeft geïntervenieerd in haar behandeling. De bedrijfsarts komt in dat verband een voorlichtende en geen sturende rol toe. Als arboarts had beklaagde haar belastbaarheid in werk moeten beoordelen.
Anders dan het regionaal tuchtcollege verklaart het centraal tuchtcollege klachtonderdeel 1 ongegrond. Van onzorgvuldig handelen tijdens de consulten is naar het oordeel van het centraal tuchtcollege niets gebleken. De arboarts heeft tijdens de consulten aan klaagster gevraagd naar de behandeling(en) van klaagster en haar adviezen gegeven. Dat hij daarin te sturend is geweest en/of daarmee te veel op de stoel van de behandelaar is gaan zitten, is naar het oordeel van het centraal tuchtcollege op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet komen vast te staan. Het is te betreuren dat klaagster dit wel zo heeft ervaren. Het zou wellicht beter zijn geweest als de arboarts bij klaagster zou hebben geverifieerd hoe zij de consulten heeft ervaren en hoe zijn adviezen door haar werden ontvangen, maar het achterwege laten daarvan levert geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen op. Op dit punt wordt het beroep van de arboarts erkend.
Commentaar
Ter discussie in deze zaak is de klacht over de rol van de arboarts bij verzuimbegeleiding. De klaagster was van mening dat de arboarts te veel op de stoel van de behandelaar was gaan zitten. Het centraal tuchtcollege oordeelde hierover dat de klacht ongegrond was.
De richtlijnen van de NVAB geven veel ruimte aan de bedrijfsarts om een oordeel te vormen over de behandeling en daarover te adviseren. Afstemmen van beleid met behandelaren vormt een kern in alle richtlijnen, dit vanzelfsprekend in overleg met de betrokken werknemer. Onvoldoende communicatie in de spreekkamer kan aanleiding zijn tot onvrede bij de betrokken werknemer. De wensen en verwachtingen hierover verschillen per individu. Het is daarom verstandig om, zoals het centraal tuchtcollege opmerkt, te toetsen hoe het gesprek valt.
Leerpunt voor de arboartsen die een ruime ervaring hebben in de curatieve zorg, is dat zij zich bewust zijn van de specifieke taak die de bedrijfsarts heeft. Valkuil is een te beperkte taakopvatting, namelijk het volgen van de Wet verbetering poortwachter. Niet voor niets is er een medische vervolgopleiding arbeidsgeneeskunde. Weliswaar moeten zij een oordeel vormen over de gevolgde behandeling, maar in hun nieuwe functie staat de beoordeling van de arbeidsbelastbaarheid centraal. Om de arbeidsgeschiktheid vervolgens te kunnen vaststellen is inzicht in de kwaliteit van de arbeid noodzakelijk (arbeidsinhoud, arbeidsverhoudingen, arbeidsomstandigheden en arbeidsvoorwaarden). Een korte cursus ‘poortwachter’ zoals in deze tuchtzaak is hiervoor ontoereikend. De, notabene, gecertificeerde arbodienst zou beter moeten weten. Werkgever en werknemer zijn geholpen met een zorgvuldig en deskundig opgesteld oordeel en advies.
De maatregel
De klachtonderdelen 1, 2 en 3 zijn voor het regionaal tuchtcollege aanleiding om aan de arboarts de maatregel van een voorwaardelijke schorsing van 1 maand op te leggen, met daaraan als voorwaarde gekoppeld een bezoek van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en volledige medewerking ter toetsing van zijn praktijkvoering aan geldende wet- en regelgeving en normen en richtlijnen van de beroepsgroep (waaronder de aanwezigheid van supervisie). De arboarts en de IGJ hebben hiertegen beroep ingesteld. Het centraal tuchtcollege legt aan de arboarts de maatregel van berisping op.
De volledige tekst van deze uitspraak staat op tuchtrecht.overheid.nl. Zoek met zaaknummer: ECLI:NL:TGZCTG:2023:154. Reageren? Stuur een e-mail naar tbvredactie@bsl.nl.