Sinds de invoering van de Zorgverzekeringswet in 2006 rust een zware taak op de schouders van verzekeraars. Zij moeten met zorginstellingen en zorgverleners afspraken maken over complexe zaken als tarieven, volume en kwaliteit van de zorg. Uit het onderzoek blijkt dat veel burgers weinig vertrouwen in de rol en het optreden van verzekeraars hebben. Het percentage dat zegt hun rol en optreden te vertrouwen (institutioneel vertrouwen) schommelt rond de 30%. Dat is beduidend lager dan het vertrouwen in artsen en ziekenhuizen (80 à 90%). Het vertrouwen van zorgverleners in zorgverzekeraars is met minder dan 5% zelfs bedroevend laag.1
Maarse H, Jeurissen P. Low institutional trust in health insurers in Dutch health care (Health Policy 123 (2019);288-252)
Opzet van het artikel
Het artikel verkent kort vier modellen om het vertrouwensprobleem uit te leggen: het gebrek-aan-informatiemodel, het concurrentie-tegen-concurrentiemodel, het pro-beroepsmodel en het politieke-communicatiemodel. We hebben zelf geen empirisch onderzoek gedaan naar de validiteit van onze vier mogelijke verklaringen. Onze vier modellen zijn puur tentatief en dienen enkel als stimulans voor verder onderzoek naar het geringe institutionele vertrouwen in verzekeraars.
Resultaat
Er zijn verschillende verklaringen voor het geringe institutionele vertrouwen denkbaar. Een eerste verklaring is dat veel burgers weinig weet van de rol van verzekeraars in het nieuwe stelsel hebben. Onbekend maakt onbemind. Een tweede verklaring luidt dat veel burgers weinig van het nieuwe stelsel moeten hebben. Verzekeraars worden gezien als winstgedreven instellingen die ten koste van de patiënt op de zorg willen bezuinigen. De vier grote verzekeraars zouden bovendien heel machtig zijn en zorginstellingen en zorgverleners hun wil opleggen. Een derde verklaring sluit hierop aan. Verzekeraars zouden zich steeds meer met de relatie tussen arts en patiënt bemoeien, bijvoorbeeld door het stellen van allerlei administratieve eisen of het onthouden van een machtiging voor een specifieke ingreep. Deze kritiek vormde ook een kernpunt in het artsenmanifest Het roer moet om (2015). Een vierde verklaring betreft de slechte publiciteit die verzekeraars doorgaans in de media krijgen. Vertrouwen is uiteindelijk een kwestie van perceptie.
Bespreking
De werkelijkheid steekt ingewikkelder in elkaar. Zo is bij veel burgers kennelijk onbekend dat bijna alle verzekeraars op not-for-profit-basis werken en dat ze door de Nederlandse Bank worden verplicht om een omvangrijke reserve aan te houden (de solvabiliteitseis is opgetrokken naar gemiddeld zo’n 17%). Op de veronderstelde machtspositie valt ook het nodige af te dingen, in ieder geval in de verhouding tussen verzekeraar en ziekenhuis. De klacht van individuele hulpverleners dat zij slechts kunnen ’tekenen bij het kruisje’ is echter in veel gevallen begrijpelijk. De veronderstelde bemoeienis met de arts-patiëntrelatie levert ook veel stof tot discussie op. In de ogen van de verzekeraars is er niets mis mee om van zorgverleners te verlangen dat zij zich aan de professionele eisen van de beroepsgroep houden en dat ondermaats presterende instellingen niet worden gecontracteerd.
Conclusie
Ooit liet oud-minister Schippers zich ontvallen dat je in elk systeem een instantie nodigt hebt die de kosten in de gaten houdt. In het Nederlandse stelsel is deze ondankbare taak voor de zorgverzekeraars weggelegd. Of het institutionele vertrouwen zal toenemen, valt dus nog te bezien. De coalitie tussen arts en patiënt is tot dusver een onneembare vesting gebleken.
1.
Zie bijvoorbeeld Groenewegen P, et al. Trust in times of health reform. Health Policy: 2019;123:281-287.
Link naar de actualiteit
De rol van Zilveren Kruis bij het recente faillissement van het Slotervaart Ziekenhuis in Amsterdam illustreert de spagaat. Dat verzekeraars de stekker uit een al jaren financieel noodlijdend ziekenhuis trekken, is op zich begrijpelijk. In de ogen van veel burgers is een faillissement van een ziekenhuis echter onbestaanbaar. Overigens heeft Zilveren Kruis door de chaotische overdracht van patiënten wel een groot deel van de negatieve publiciteit over zichzelf afgeroepen. Hier geldt: eens maar nooit weer.