Ook België kampt met toenemend verzuim. En net als in Nederland spelen ook bij onze zuiderburen psychische klachten en aandoeningen aan het bewegingsapparaat daarbij een belangrijke rol. Het Kenniscentrum Arbeidsongeschiktheid geeft op basis van wetenschappelijk onderzoek beleidsadviezen en ontwikkelt tools die de re-integratie naar werk bevorderen. "Bij de behandeling van patiënten is nog te weinig systematisch aandacht voor re-integratie" zegt dr. Saskia Decuman, ergotherapeut en hoofd van het Kenniscentrum.
De Belgische sociale zekerheid maakt een onderscheid tussen primaire arbeidsongeschiktheid en invaliditeit. Werknemers, werklozen, maar ook zelfstandigen die door een ziekte of een ongeval (geen beroepsziekte of arbeidsongeval) niet meer kunnen werken, komen voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering in aanmerking. Het eerste ziektejaar wordt primaire arbeidsongeschiktheid genoemd. Wie langer dan een jaar ziek is treedt in de invaliditeit. Het Rijksinstituut voor Ziekte- en InvaliditeitsVerzekering (RIZIV) is verantwoordelijk voor de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. Wat dat betreft is het vergelijkbaar met UWV.
Sinds 2013 heeft het RIVIZ een Kenniscentrum Arbeidsongeschiktheid. Het Kenniscentrum Arbeidsongeschiktheid werd destijds opgericht omdat re-integratie naar werk een onderbelicht thema was in de Belgische medisch-wetenschappelijke wereld. Dr. Saskia Decuman geeft sinds 2014 leiding aan dat kenniscentrum. Zij werd opgeleid als ergotherapeut, voltooide een master in de gezondheidsvoorlichting en -bevordering en promoveerde in de sociale gezondheidswetenschappen.
TBV interviewde Saskia Decuman om het Kenniscentrum Arbeidsongeschiktheid in de schijnwerpers te plaatsen.
In Nederland kennen wij het Kenniscentrum voor Verzekeringsgeneeskunde (KCVG). Kun je het Kenniscentrum Arbeidsongeschiktheid daarmee vergelijken?
De doelstellingen komen denk ik in grote lijnen met elkaar overeen. Het Kenniscentrum Arbeidsongeschiktheid verzamelt kennis en stelt deze ter beschikking aan onze stakeholders: medische directies van verzekeringsinstellingen, vakbonden, werkgeversvertegenwoordigingen, hulpverleners, de academische wereld en het beleid. Kennis verzamelen doen we op verschillende manieren. Allereerst door onderzoek te initiëren en te financieren, maar ook door onze expertise ter beschikking te stellen aan onderzoeken die door anderen gelanceerd of gefinancierd worden. Ons wordt in die gevallen bijvoorbeeld gevraagd om deel uit te maken van het begeleidingscomité of van de stuurgroep. Via deze weg kunnen wij ook de daar opgedane kennis weer verwerken in ons eigen materiaal.
Welke disciplines zijn binnen het Kenniscentrum Arbeidsongeschiktheid vertegenwoordigd?
Naast mijzelf als diensthoofd, werken er drie ergotherapeuten, twee psychologen en afhankelijk van het betreffende wetenschappelijke onderzoek ook artsen mee aan de begeleiding van het onderzoek. Dat zijn dan de arts-inspecteurs (verzekeringsartsen red.) die hier bij de dienst ‘evaluatie van arbeidsongeschiktheid’ op het RIZIV werkzaam zijn. Daarnaast worden, afhankelijk van de studie, ook de statisticus en/of datamanager van onze dienst betrokken.
Het gaat dus verder dan alleen geneeskunde?
Ja, absoluut. Omdat onze focus vooral op projecten rond re-integratie ligt, hebben we een multidisciplinaire invalshoek en benaderen wij de problematiek niet vanuit een strikt biomedisch model. Dat geldt voor zowel de wetenschappelijke onderzoeken die wij prioriteren, alsook voor de manier waarop wij de resultaten van die studies in de praktijk implementeren.
Kun je iets vertellen over de onderwerpkeuze?
Zoals gezegd initiëren wij zelf onderzoeken. Daarnaast ontvangen wij vanuit diverse sectoren en disciplines onderzoeksaanvragen. Uiteraard ook soms vanuit de beleidsmakers. Alle relevante ideeën nemen we op in het voorstel voor het jaarlijkse studieprogramma. Samen met onze stakeholders kiezen we de onderwerpen en het jaar waarin we deze zullen uitvoeren.
Wij richten ons niet op een specifieke pathologie. Het is natuurlijk wel zo dat wij in onze arbeidsongeschiktheidscijfers, net als in andere Europese landen, heel sterk de problematiek van de psychische stoornissen en de musculoskeletale aandoeningen terugvinden. Uit het staafdiagram (zie op de volgende pagina) blijkt dat in België die twee pathologiegroepen een groot aandeel in de intredes in invaliditeit hebben (arbeidsongeschiktheid die meer dan 1 jaar duurt, red.). En je ziet dat het aandeel van psychische stoornissen en gedragsstoornissen en ziekten van bot-spierstelsel en bindweefsel in de periode 2009-2018 aan belang wint voor intredes in invaliditeit. Dat zijn dus belangrijk items. We hebben daarom verschillende projecten lopen die zich hierop focussen. We kijken echter even goed naar gemeenschappelijke kenmerken zoals pijn. Dat vertaalt zich in een viertal projecten rondom re-integratie van mensen met chronische pijn. Dit zijn projecten met een brede patiëntgroep.
Werkt het Kenniscentrum dan actief samen met pijncentra?
Bij de zorg voor personen op arbeidsongeschiktheid is nog onvoldoende systematische aandacht voor re-integratie. Zorgverleners zijn niet altijd proactief als het om werkhervatting gaat. De houding is vaak afwachtend. Wij werken nu met een aantal pijncentra samen die de patiënten multidisciplinair begeleiden en waarbij arbeidsgerichte revalidatie centraal staat. Er loopt ook een studie naar de multidisciplinaire begeleiding van kankerpatiënten. Wij vinden dat revalidatie zo arbeidsgericht mogelijk moet zijn. Dat betekent niet dat iedereen terug aan het werk moet, maar wel dat we aan dit onderwerp aandacht geven tijdens de revalidatie van de patiënten.
Het Kenniscentrum Arbeidsongeschiktheid bestudeert ICF?
Inderdaad, er is vanuit de behandelende sector veel behoefte aan onderzoek naar de implementatie en de toepassing van ICF. In welke mate gaat de zorgsector aan de slag met ICF en wat kunnen wij vanuit de sociale zekerheid daaruit leren? Hoe kunnen we er bijvoorbeeld voor zorgen dat de resultaten van zo’n assessment ook tot de adviserend arts (de verzekeringsarts die oordeelt over het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, red.) komen, zodat hij die resultaten aanvullend op zijn klinische onderzoeksgegevens kan gebruiken.
Dan heb je het over communicatie, dat dan ook een interessante rode draad is in veel wetenschappelijk onderzoek. Het is een flinke uitdaging om ervoor te zorgen dat de behandelende sector, de sociale zekerheid en de sector werk een goede communicatie met elkaar krijgen.
‘Revalidatie moet zo arbeidsgericht mogelijk zijn’
Hoe probeert het Kenniscentrum Arbeidsongeschiktheid deze interprofessionele samenwerking te bewerkstelligen?
Door de resultaten van wetenschappelijk onderzoek te vertalen naar beleidsadviezen en praktische tools. Een belangrijke doelgroep zijn de adviserend artsen, zij werken binnen de mutualiteiten (ziekenfondsen, red.) die de uitkeringen betalen en zijn verantwoordelijk voor de evaluatie van de arbeidsongeschiktheid in het eerste jaar. De adviserend artsen zijn onze bevoorrechte partners in alles wat wij doen rondom arbeidsongeschiktheid en re-integratie. Daarom is het belangrijk dat er voor hen praktische tools zijn om de arbeidsongeschiktheid te evalueren en om aan de patiënt voorstellen tot re-integratie te doen.
Kun je een voorbeeld geven van zo’n praktische tool voor adviserend artsen?
Op basis van een wetenschappelijk gevalideerd model is er een quickscan ontwikkeld voor arbeidsongeschikten. Dit is een vragenlijst die de arbeidsongeschikte patiënt aangeboden krijgt tijdens de 7de week arbeidsongeschiktheid. De score op de vragenlijst voorspelt de kans dat iemand na drie maanden en na zes maanden verzuim nog steeds arbeidsongeschiktheid zal zijn. Het is op 3 en 6 maanden arbeidsongeschiktheid omdat net dan de kans op spontane werkhervatting begint te dalen en er interventie nodig is. Het doel van de quickscan-vragenlijst is tweeledig. Aan de hand van de quickscan kan de adviserend arts de prognose naar werkhervatting inschatten: is dit een patiënt die wellicht spontaan zal hervatten, of is dit een patiënt die ondersteuning nodig heeft? Ten tweede helpt het invullen van de quickscan behalve de adviserend arts, ook de patiënt zelf. Het invullen ervan zorgt voor zelfreflectie bij de patiënt. De patiënt wordt bewust gemaakt van de elementen die een rol spelen in de afwezigheid van het werk.
Het Kenniscentrum heeft ook een samenwerking met Reumanet. Kun je daar iets over vertellen?
Reumanet (https://www.reumanet.be/) is een overkoepelende organisatie van reumapatiëntenverenigingen. Zij hebben al lange tijd veel aandacht voor arbeidsongeschiktheid en re-integratie. Eén van de medewerkers van Reumanet, een ervaringsdeskundige, heeft bij ons (het RIZIV, red.) de opleiding Disability Management gevolgd, het certificaat gehaald en aansluitend een studieaanvraag gedaan. Het onderzoek gaat over de toegevoegde waarde van een patiënt expert als een ‘in Disabilty Management gecertificeerde’ reumacoach. De samenwerking met Reumanet is een mooi voorbeeld van patiëntenparticipatie, iets dat ook op Europees niveau gestimuleerd wordt. Geen onderzoek over mensen zonder de mensen.
Zijn er ook projecten met betrekking tot re-integratie bij psychische stoornissen?
Er is een onderzoekstraject gestart naar de toepassing van IPS (Individual Placement and Support: https://www.inami.fgov.be/nl/publicaties/jv2017/themas/Paginas/ips.aspx) IPS is een methode om mensen met een ernstige psychische aandoening die willen werken daarbij te helpen. Het is in de Verenigde Staten ontwikkeld en heeft zijn meerwaarde bewezen: wanneer je mensen met een ernstige psychische stoornis zo snel mogelijk plaatst in een reguliere werkomgeving en ze daarbij goed begeleidt, is de kans op betaald werk groot.
Wij zijn ons ervan bewust dat wij nu een studie steunen naar een methode die in het buitenland al zijn nut heeft bewezen. Waarom moet deze studie in België dan toch nog gebeuren? Wel, omdat het succes van IPS-trajecten samenhangt met het stelsel van de sociale zekerheid en de ruimere context waarin het model wordt geïmplementeerd.
Gaat IPS dan niet samen met het Belgische sociale zekerheidsstelsel?
Zo sterk zou ik het niet stellen, maar de implementatie van enkele basisprincipes van de IPS is toch wel een uitdaging. Zeker voor het beleid. IPS schrijft bijvoorbeeld voor dat je onbeperkte steun aanbiedt, ook na de re-integratie. Bij werkhervatting of re-integratie is de patiënt niet langer arbeidsongeschikt en krijgt hij geen arbeidsongeschiktheidsuitkering meer. Dus de vraag zou zich kunnen stellen wie dan nog deze steun dient te betalen? Is dit nog een opdracht van de sociale zekerheid?
Of eerder de sector zorg? Een ander aspect is dat zowel tijdens de primaire arbeidsongeschiktheid als invaliditeit op diverse momenten de ongeschiktheid kan worden geëvalueerd en stopgezet kan worden. Met als gevolg dat het uitbetalen van de uitkering stopt. Wat dan met de IPS-begeleiding? In bepaalde andere landen waar IPS werd getest en met goede resultaten, betrof het verzekerden in een statuut van definitieve ongeschiktheid. Dat zijn maar enkele van de uitdagingen waarmee we geconfronteerd worden om dat IPS-model correct te kunnen implementeren in België. Daarom is het heel belangrijk om een pilotproject te doen om te zien hoe we daar vorm aan kunnen geven.
‘Geen onderzoek over mensen zonder de mensen’
Eerder spraken we al over het Nederlandse Kenniscentrum voor Verzekeringsgeneeskunde. Is er een samenwerking tussen beide organisaties?
Nee, op dit moment niet. Wel hebben wij het KCVG onlangs uitgenodigd en dat was een zeer interessante bijeenkomst. Ik denk ook zeker dat het goed is dat wij de samenwerking opzoeken. Er zijn nog geen concrete acties, maar het staat hoog op onze to do list. Een eyeopener van de bijeenkomst was dat in Nederland ook wetenschappelijk onderzoek wordt gedaan door adviserend artsen die in de praktijk actief zijn, terwijl in België het meeste onderzoek wordt gedaan vanuit de academische wereld. Ik denk dat het goed is wanneer wetenschappelijk onderzoek vanuit de praktijk wordt gedaan. Toevallig zijn nu ook in België twee adviserend artsen die de opleiding verzekeringsgeneeskunde volgen gestart met een masterproefstudie. Het gaat over arbeidsongeschikten over wie de adviserend arts oordeelt dat ze niet langer aan de wettelijke criteria beantwoorden om een arbeidsongeschiktheids- of invaliditeitsuitkering te krijgen. Voor de adviserend arts is het dossier dan afgesloten. Wat gebeurt er werkelijk met deze patiënten? Hervatten ze het werk echt of komen ze in de werkloosheidsuitkering. En waarom? Een interessant onderzoek, omdat we in België weinig zicht hebben op wat er met mensen gebeurt die weer arbeidsgeschikt zijn bevonden.
Ten slotte: ken je TBV en wat zou je de lezers willen meegeven?
Ik heb al een aantal edities gelezen en denk dat het een hele goede manier is om binnen de verzekeringsgeneeskunde te communiceren. Het is ook voor België, een meerwaarde voor ons domein. En niet te vergeten ook vanuit Nederland zijn onderzoeksvoorstellen welkom. Een kort mailtje met een samenvatting volstaat en dan maken we een afspraak.
Een andere tip die ik de lezers wil meegeven is het tweejaarlijkse congres International Forum on Disability Management dat wij in december 2020 in Brussel organiseren. Ik wil de lezers aanmoedigen om abstracten in te dienen en het congres te bezoeken. Er komt een brede waaier aan topics voorbij omdat we zoveel mogelijk mensen de mogelijkheid willen geven om onderzoeken te presenteren. https://www.ifdm2020.org/