Omdat er steeds minder een gericht lichamelijk onderzoek door de bedrijfsarts zelf wordt verricht, ontstaat een gemiste kans op het vergaren van essentiële informatie die nodig is, of kan zijn, voor het optimaal begeleiden van een verzuimende werknemer. De auteur, bedrijfsarts Pierre Swerts, gaat uitgebreid in op het belang en de doel(en) van het lichamelijk onderzoek, verricht door de bedrijfsarts.
Tijdens de opleiding ‘geneeskunde’ wordt men primair opgeleid tot arts. Met de artsenbul op zak start de arts mogelijk op een x-moment met een specialisatie. Bedrijfsgeneeskunde bijvoorbeeld. De bedrijfsarts is de specialist. Als arts heb je de eed van Hippocrates afgelegd. Dit houdt in dat je mensen beter maakt en zeker niet ziek(er). De bedrijfsarts heeft een taak in de (preventieve) geneeskunde en ook een taak bij het beoordelen van ‘belasting/belastbaarheid’ van een (verzuimende) werknemer. Hij kan hierbij gebruik maken van zijn eerstelijnsbevoegdheden, zoals een huisarts deze ook heeft. De bedrijfsarts moet de conclusie trekken of er sprake is van ziekte en/of gebrek bij een arbeidsongeschiktheidsmelding, immers zonder ziekte en/of gebrek heeft men geen toegang tot de Wet verbetering poortwachter (WVP). De begeleiding van de cliënt is gericht op functionele verbetering met betrekking tot het verrichten van arbeid zonder dat het de gezondheid van de cliënt schaadt. In de praktijk doen bedrijfsartsen zelf steeds minder gericht lichamelijk onderzoek. Men neemt diagnosen van derden aan, neemt ze over of gaat sec uit van het ‘gedragsmodel’.
Bevoegdheden arts c.q. bedrijfsarts
Als arts heb je bepaalde bevoegdheden en als specialist daarbij specifieke bekwaamheden. Als bedrijfsarts ben je de specialist die belasting/belastbaarheid beoordeelt. Om dit laatste te kunnen beoordelen zal de arts feiten moeten verzamelen. Deze feiten kunnen bestaan uit de data die via een (gericht) lichamelijk onderzoek verzameld worden (zie voorbeeld 1 en 2, indien casus hierbij van toepassing is) naast andere aangeleverde gegevens.
Het ‘S.O.E.P.’-schema is praktisch nog altijd bruikbaar voor iedere (bedrijfs)arts, voor elke specialist: S = subjectief (anamnese), O = onderzoek/objectief, E = evaluatie/diagnose c.q. differentiaal diagnose (DD) c.q. visie op belasting/belastbaarheid en P = plan ((re-integratie)beleid, behandeling).
Doel lichamelijk onderzoek?
Via een gericht lichamelijk onderzoek komt de bedrijfsarts tot een (werk-) diagnose, maar zeker tot een differentiaal diagnose en/of re-integratieplan. Hiermee verifieert de bedrijfsarts de (subjectieve) anamnese en komt hij tot een objectieve diagnose en/of met een toetsbaar re-integratieplan.
Met de vergaarde data en conclusie kan de bedrijfsarts een onderbouwd beleid bepalen en kunnen de objectieve zaken in de tijd zowel kwalitatief als kwantitatief geëvalueerd worden.
Dit laatste geeft de bedrijfsarts zelf enige duidelijkheid en zekerheid, maar ook zeker de cliënt.
In de voortschrijdende tijd kan het lichamelijk onderzoek herhaald worden om zodoende progressie of achteruitgang in herstel te diagnosticeren. Voor zowel bedrijfsarts als cliënt is dit een hard en duidelijk gegeven voor een opnieuw onderbouwd re-integratiebeleid.
Door het als bedrijfsarts zelf regelmatig uitvoeren van een gericht lichamelijk onderzoek en vervolgens het resultaat ervan te evalueren, wordt de sensitiviteit van het onderzoek alleen maar groter. De bedrijfsarts schoolt zich hierdoor zelf bij c.q. houdt zijn kennis, vaardigheden en bekwaamheid op niveau.
Voorbeeld 1: Door gericht lichamelijk onderzoek uit te voeren bij een cliënt met ‘schouderklachten’, kan men differentiëren of er sprake is van spier- of peesletsel, een slijmbeursontsteking of mogelijk een kapselscheur. Bij de genoemde voorbeelden is er een verschillende hersteltijd van de aandoening en moet belasting/belastbaarheid per diagnose anders ingeschat worden om duurzaam herstel te bereiken. ‘Schouderklachten’ is dus geen eenheidsworst.
Voorbeeld 2: Bij een cliënt met moeheidsklachten, hoesten en sputum opgeven moeten de longen geausculteerd worden. Diagnosticeert de bedrijfsarts een VAG (vesiculair ademgeruis) met een normaal expirium zonder bijgeluiden, dan hoeft hij zich niet direct zorgen te maken dat er sprake is van bijvoorbeeld een pneumonie. Vindt de bedrijfsarts afwijkingen dan kan hij onder meer overwegen om de cliënt te verwijzen of om bijvoorbeeld zelf een antibioticumkuur uit te schrijven.
Subjectieve meerwaarde van lichamelijk onderzoek
Zowel voor de bedrijfsarts als de cliënt geeft de uitkomst van het lichamelijk onderzoek enige ‘richting’ en zekerheid. Daarnaast kan de cliënt met een specifieke, onderbouwde diagnose teruggaan naar zijn huisarts of medisch specialist om eventueel de behandeling aan te scherpen.
Een andere meerwaarde van het lichamelijk onderzoek is het feit dat cliënten sneller, gemakkelijker, praten over hun klachten. Het is immers bekend en gewenst dat patiënten sneller vertrouwd raken met een arts, hulpverlener als er gericht lichamelijk onderzoek verricht wordt of behandeld (zoals bij onder meer fysiotherapeuten). De cliënt voelt zich in voorkomende gevallen zeker ook serieuzer genomen door de bedrijfsarts.
Second opinion
In veel gevallen ziet de cliënt de uitkomst van het lichamelijk onderzoek als een bevestiging van zijn klacht en aandoening door een andere arts. Dit kan dan als een second opinion gezien worden. Dit schept verder ook extra vertrouwen tijdens de behandeling en begeleiding.
‘Lichamelijk onderzoek heeft meerwaarde, ook voor de bedrijfsarts zelf’
Medicaliseren of juist niet?
In de wandelgangen wordt regelmatig gezegd dat de bedrijfsarts medicaliseert. Met medicaliseren wordt dan bedoeld dat sec de diagnose de impact van het re-integratievermogen bepaalt. Dat de bedrijfsarts medicaliseert door een diagnose te stellen is onjuist. Door het verrichten van een gericht en goed lichamelijk onderzoek kan er door de bedrijfsarts eerder en duidelijker een behandelplan in de breedste betekenis van het begrip opgesteld worden. De bedrijfsarts demedicaliseert dan juist.
Onderbouwing bij geschillen
Bij vragen, geschillen, kan de bedrijfsarts die zelf een lichamelijk onderzoek heeft verricht en vervolgens een diagnose of differentiaal diagnose heeft gesteld, gericht zijn resultaat onderbouwen. De uitkomsten van zijn onderzoek zijn zeker (ook) bekwaam. Dit laatste staat los van een eventueel ingezette behandeling. Het is dan wel zaak dat de bedrijfsarts zijn bevindingen goed documenteert in zijn dossier mede door het gegeven dat zijn bevindingen ook wel eens opgevraagd kunnen worden (bij vragen, geschillen, bijvoorbeeld bij een tuchtzaak). De bedrijfsarts stelt zich door deze wijze van handelen toetsbaar op.
Verhoogt geloofwaardigheid
Het door de bedrijfsarts verrichte lichamelijk onderzoek heeft voor meer partijen een meerwaarde en niet op de laatste plaats voor de bedrijfsarts zelf. De bedrijfsarts onderschrijft hiermee dat de door hem als arts opgedane kennis en vaardigheden van wezenlijk belang zijn om zijn werk als bedrijfsarts adequaat uit te voeren. De bedrijfsarts laat hierdoor duidelijk zien dat hij arts is met de daaraan verbonden bevoegd- en bekwaamheden. Door deze manier van werken is het vak van bedrijfsarts (nog) boeiender. Het verhoogt ook de geloofwaardigheid van zijn advies aan cliënt en aan derden.
▶ drs. Pierre M.J. Swerts is bedrijfsarts, Beegden |