Bij nascholingen maakt deze opmerking me nooit populair: de hoge uurtarieven van bedrijfsartsen staan niet in verhouding tot de waarde die we leveren. En vervolgens krijg ik dezelfde drie tegenargumenten te horen. Schaarste betekent hogere prijzen. Onze bodemprijs is voor advocaten het juniortarief. Het wordt betaald, dus waarom niet.
Dat is wat mij betreft te vrijblijvend. Als prijs en directe waarde van een product te lang uiteenlopen, dan beweegt die markt richting disruptie. Met als gevolg marginalisering van de oude garde. Van jou en ook van mij. We are in this together.
Ik ben ervan overtuigd dat medewerker en werkgever beter af zijn mét een bedrijfsarts. Dus zal ik het intro herformuleren: we zijn ons tarief waard als we meer oplossingen creëren voor de dagelijkse problemen van werknemer en werkgever. Hoe? Er is een oude vriend die ons een nieuwe weg kan wijzen.
‘We zijn ons tarief waard als we meer oplossingen creëren’
Het is geen nieuws dat andere dingen dan ziekte meespelen bij verzuim. Toch blijkt het lastig dat bespreekbaar te maken. Door de claim-focus die volgt uit loondoorbetaling, gáát het snel over ziekte. Het medisch beroepsgeheim maakt het moeilijk om de regie terug te geven. Iedereen denkt te weten wat er speelt, niemand praat er open over. Geen wonder dat er dan om disruptie wordt gevraagd. Vaak gaat die disruptie over de as van niet-medische factoren. Verzuimduur voorspellen op basis van contextuele factoren. Een politieke discussie over loondoorbetaling, die gaat over terugkeer in werk, niet over medisch herstel. Taakherschikking die taakdelegatie van het podium verdringt.
Gelukkig neemt hier die oude vriend ons ter hand. Het was de BAR die ons weer aan elkaar voorstelde: good old ICF. Bijna 45 jaar oud, uit de tijd van schoudervullingen en punk. En een positief model, dat een mens ziet voorbij beperkingen. De basis van werkvermogen, positieve gezondheid en het hippe amplitie.
Maar ICF, dat doen we toch al? Nee. Een snelle realitycheck laat zien dat veel van ons werk draait om ziekte, klachten en beperkingen. We missen de helft van het model: omgeving en persoon als input voor participatie. Dat gaat verder dan het sec beoordelen van arbeidsomstandigheden en de werk-privébalans.
Besef hoe radicaal anders je de wereld benadert, als je het hele ICF-model gebruikt. Het betekent dat je de expertstoel deels vacant stelt voor manager en werknemer. In ICF-taal: het oordelen over beperkingen wordt minder belangrijk, begrijpen hoe de participatie eruit ziet des te meer. Het ICF bevrijdt jou van het Poortwachter-juk.
Maar de tijd dringt. Er wordt gezaagd aan onze stoelpoten: de invloed van context op participatie wordt langzaam losgeweekt van de medische situatie. Dus hijs ik het ICF-model weer op het schild. En zet de werknemer en manager erbij. Dan kunnen we als verbinders onze meerwaarde laten zien.
En misschien hoor ik bij de volgende nascholing wel het nieuwe argument: we zijn het waard.