Overgangsklachten beïnvloeden het werkvermogen van vrouwen en worden vaak onderschat. In dit interview gaan we dieper in op het MenoPause Consortium en de duurzame inzetbaarheid van werkende vrouwen.
Sandra: ‘Toen de opdracht vanuit het Ministerie van Sociale Zaken kwam zijn we gestart met een kleine literatuurstudie. Daaruit bleek dat er vrij weinig data beschikbaar zijn over vrouwen, werk en menopauze. Vervolgens is een extra vragenlijst uitgezet op dit onderwerp onder werkende vrouwen tussen 40 en 67 jaar die deelnamen aan Lifelines: een langlopend cohortonderzoek dat sinds 2006 de gezondheid en het gezondheidsgedrag van 167.729 mensen in Noord-Nederland onderzoekt (lifelines.nl). Dit onderzoek in LifeLines (in 2021) is uitgevoerd onder 8425 werkende vrouwen in de overgang. Het onderzoek liet zien dat vrouwen met veel last van overgangsklachten vaker verzuimden, minder productief waren en een hogere herstelbehoefte hadden na het werk.1 In het najaar van 2024 is er opnieuw een vragenlijst uitgezet onder de vrouwelijke deelnemers van Lifelines tussen de 40 en 67 jaar. Dat onderzoek valt binnen het MenoPause Consortium en daarvoor is de vragenlijst aangevuld met extra vragen over bijvoorbeeld de psychosociale arbeidsbelasting.’
dr. Sandra van Oostrom is bewegingswetenschapper en epidemioloog en promoveerde in 2010 aan het Amsterdam UMC op het thema psychische klachten en werk. Momenteel werkt zij als projectleider bij het RIVM en richt zij zich op het bevorderen van gezondheid en inzetbaarheid van werkenden. In 2021-2022 deed zij onderzoek naar vrouwen in de overgang en werkuitkomsten (met financiering van het Ministerie van Sociale Zaken).
Karen: ‘Ook de afdeling Public and Occupational Health van Amsterdam UMC is betrokken bij dit onderwerp. Helaas staan vrouwen in de overgang in het algemeen, en zeker de meer kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt, nog niet goed op het netvlies van de preventieve arbozorg. Voor mij is dit een paar jaar geleden samengekomen in onderzoek. Zo werd vrouwen in lagerbetaalde functies via de werkgever een programma aangeboden met interventies gericht op de levensfase van de overgang. In het onderzoek stond de vraag centraal of het lukte het programma aan te passen aan de behoeften van deze groep en of implementatie bij de werkgever succesvol was. Daarna zijn we doorgegaan met meer onderzoek onder vrouwen met verschillende migratieachtergronden. Nu ben ik samen met Sandra aan de slag in het MenoPause Consortium.’
dr. Karen Nieuwenhuijsen is universitair hoofddocent bij de afdeling Public and Occupational Health van het Amsterdam UMC. Sinds haar promotie in 2004 onderzoekt Karen psychische klachten in relatie met werk. Zij ziet paralellen met het menopauze-onderzoek. Ook bij de overgang is de werkplek een plek waar moeilijk bereikbare groepen preventieve zorg kunnen krijgen. Karen Nieuwenhuijsen en Sandra van Oostrom zijn beide betrokken bij de ontwikkeling van een richtlijn over menopauze en werk vanuit de NVAB.
Bas Sorgdrager: ‘het MenoPause Consortium, leg ons dat eens uit?’
Sandra: ‘hiermee willen we bijdragen aan duurzame inzetbaarheid van vrouwen in de overgang. Het is een groot consortium van onderzoekers met allerlei achtergronden waaronder veel artsen (gynaecologen, internisten, cardiologen) en maatschappelijke organisaties. Ook de NVAB en vakbonden zijn bij het consortium aangesloten. We richten ons op drie hoofdhema’s: (1) mentale gezondheid en slaap, (2) somatische aandoeningen waaronder diabetes, osteoporose en hart- en vaatziekten, en (3) werk. Karen en ik trekken dat laatste onderdeel. We volgen daarbij een stapsgewijze benadering waarbij eerst in twee grote lopende Nederlandse studies (LifeLines, Helius) gekeken wordt welke factoren van invloed zijn op het werkfunctioneren van vrouwen in de overgang, waaronder de werkfactoren, sociale steun, taakeisen, regelmogelijkheden en leefstijl, onder meer bewegen en slaap. Ook worden meer sociale factoren meegenomen, zoals kostwinnerschap, mantelzorgtaken. We onderzoeken wat de rol is van deze verschillende factoren in de relatie tussen overgangsklachten en werkfunctioneren (‘presenteeism’, ziekteverzuim, werktevredenheid, en bijvoorbeeld pensioenverwachtingen). In de Randstad is er meer etnische diversiteit dan in de drie noordelijke provincies, om die reden zetten we de resultaten vanuit het LifeLines-cohort naast de Heliusstudie, wat een multi-etnisch cohort is.’
‘Mentale problematiek bij vrouwen van 40-60 jaar? Denk aan overgangsklachten!’
Karen: ‘Het doel van het Helius-onderzoek is inzicht krijgen in de gezondheid van Amsterdammers met een verschillende afkomst en in de oorzaken van gezondheidsverschillen (‘Healthy living in urban setting’). Ons onderzoek gaat over vrouwen met een Ghanese, Marokkaanse, Turkse, Surinaamse en Nederlandse achtergrond.’
Bas: ‘Het triggert mij wat jullie aangeven over verschillende etnische achtergronden. Zijn er dan zoveel verschillen dat we dit moeten onderscheiden?’
Karen: ‘We hebben een focusgroepstudie verricht onder de groepen van de Helius-studie, met groepsinterviews met vrouwen met dezelfde etnische achtergrond. Het idee was vooraf dat er best wat verschillen zouden zijn zoals bij taboe op het ouder worden. We zagen ook veel overeenkomsten onder de diverse groepen, zoals vrouwen die veel uitputting ervaren, gemis aan flexibiliteit op de werkplek, en het behalen van de pensioenleeftijd. In de diverse groepen bestond er een verschil in het feit of het je lukt om te blijven werken. Dit had vooral te maken met sociale positie: vrouwen die vier dagen willen werken versus een andere groep die niet goed weet hoe ze dit vol moeten houden (‘het moet maar gewoon’). Het is een contrast in financiële situatie en mantelzorgtaken. Uiteindelijk zagen we veel overeenkomsten.’
Bas: ‘Het ‘levensfase’punt wat je eigenlijk benoemt: in hoeverre is afgenomen werkvermogen een gevolg van hormonale verandering of moeten we dat als meer ziekte-overstijgend zien (andere eisen op andere waarden die naar voren komen)? Hoe zien jullie dat verband tussen medische achtergrond (en overgangsklachten) en meer de sociale aspecten?’
Karen: ‘Ik zie het soms als een ‘perfect storm’. In een fase waarin er bij vrouwen zowel hormonaal als ook veel in de privésfeer aan de hand is. Het verband tussen menopauzegerelateerde klachten en werkfunctioneren is daarin aangetoond. Als je de klachten behandelt dan zie je ook het werkvermogen weer toenemen. De levensfase zorgt daarnaast ook voor extra uitdagingen.’
Bas: ‘Voor een bedrijfsarts is het interessant dat ze vroegtijdig een disbalans gaan herkennen. Voor verzekeringsartsen is het aanduiden van medisch objectiveerbare beperkingen van belang. Moniek: Wordt het vaak niet herkend door de bedrijfsarts/verzekeringsarts?’
Karen: ‘bij een groot deel van deze vrouwen is er duidelijk een fysiek substraat aantoonbaar. Je ziet dit niet in de arbeidsongeschiktheidcijfers terug. Wel is aangetoond dat hormonale veranderingen effect hebben op het werk. Vooral de medische kant van de overgang wordt nog vaak over het hoofd gezien. Er is een wat meer medische blik nodig, juist naast een preventieve blik. Voor de ‘diagnose’ waar men mee uitvalt zijn interventies mogelijk, bijvoorbeeld hormoonsuppletie. Maar als je niet weet dat het daarmee te maken heeft wordt het niet ingezet.’
Bas: ‘Hebben jullie het idee dat bedrijfsartsen/verzekeringsartsen onvoldoende signaleren en kennishiaten hebben? Wordt het onderschat door de beroepsgenoten?’
Sandra: ‘Uit het onderzoek van Marije Geukes (gynaecoloog) blijkt dat bedrijfsartsen meer kennis willen over de overgang (zie de proefschriftbespreking in dit nummer). Waar we binnen het MenoPause Consortium uiteindelijk naartoe willen werken is een werkgerichte preventieve interventie. Naast het cohortonderzoek (zie hierboven) organiseren we in de voorbereiding ook focusgroepen met vertegenwoordiging vanuit organisaties zoals hr-medewerkers en leidinggevenden. Daar zullen we vooral in gesprek gaan over belemmerende en/of succesfactoren voor de implementatie van zo’n interventie in een organisatie. Daarnaast interviewen we vrouwen zelf over onder meer de ondersteuningsbehoefte die zij hebben voor hun functioneren op het werk tijdens de overgang en hun eigen oplossingen.’
Bas: ‘Dit raakt ook kwetsbare groepen, hoe komt dat?’
Karen: ‘Veel van de mogelijkheden om ondanks klachten goed te kunnen blijven functioneren liggen in autonomie en regelmogelijkheden. Dingen die je vaker ziet bij goedbetaalde functies. Laagbetaalde functies zelf zijn niet zozeer het probleem, maar eerder de clustering van sociale positie in de maatschappij, maar ook niet de mogelijkheden hebben om oplossingen in werking te stellen. Die route is niet zo begaanbaar en dat maakt het kwetsbaar.’
Sandra: ‘Ik zou niet zozeer laagbetaald werk willen benadrukken, een derde van de vrouwen met overgangsklachten ervaart problemen met het werkfunctioneren. We gaan ook onderzoeken wat risicogroepen zijn. De overgang is voor vrouwen een levensfase waarin er bijvoorbeeld ook vaak mantelzorgtaken zijn die extra druk kunnen veroorzaken op het werk én op een goede werk-privébalans. Het kan dus ook andere groepen treffen.’
Bas: ‘In het beoordelingskader volgens het ICF-model zullen ook externe en persoonlijke factoren bepalend zijn voor inzetbaarheid, los van de interventies die gegeven kunnen worden?’
Karen: ‘De verschillende niveaus (hormonaal, leefstijl, persoonlijk/extern) waarop interventies mogelijk zijn komen zeker terug in de richtlijn, hetzij niet expliciet vanuit ICF-kader. In de richtlijn komen adviezen over de fysieke werkomgeving én daarnaast over mogelijkheden voor behandeling, zodat je als bedrijfsarts daarop kan wijzen en vrouwen ook met een arts over interventies kunnen spreken. We hopen in het voorjaar de praktijktesten voor de richtlijn te doen. Volgens planning zou de richtlijn in juni 2025 klaar moeten zijn.’
Moniek van Zitteren: ‘Zien jullie nog verwarring met psychische klachten?’
Karen: ‘Er is aandacht nodig voor de overlap met psychische klachten, bijvoorbeeld burn-out. Er is sprake van overlap en het is onmogelijk om alles helemaal uit elkaar te trekken. Mijn hoop is dat een waarschuwing over de mogelijke link met de overgang bij vrouwen in de overgangsleeftijd in de herziene richtlijn psychische klachten komt.’
Sandra: ‘In het onderzoek binnen de twee cohorten is de doelgroep vanaf 40 jaar tot de pensioenleeftijd. Het is een hele brede groep vrouwen die overgangsklachten kan ervaren.’Karen: ‘In de ideale wereld zouden we voor een preventief consult alle 40+vrouwen uitnodigen.’
‘Als we het gesprek over de beperkingen willen voeren moet het taboe doorbroken worden’
Bas: ‘Wordt het onderzoek ook gesubsidieerd?’
Sandra: ‘Jazeker, vanuit de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). De kennisagenda van NWO is gebaseerd op allerlei vragen die vanuit burgers en maatschappelijke organisaties zijn neergelegd. Een deel is dus gericht op vrouwspecifieke aandoeningen. Het MenoPause Consortium is in dat gat gesprongen, onder leiding van Peter Bisschop, hoogleraar klinische endocrinologie aan het Amsterdam UMC. Het komt dus voort uit de maatschappelijke vraag en urgentie. Daarnaast is deze vraag ook vanuit de arbeidsmarkt heel relevant. Een groot deel van de vrouwen in deze levensfase is werkzaam in de zorg en het onderwijs, waar ook een grote krapte is. De overgang heeft impact op duurzame inzetbaarheid van deze vrouwen. In die zin is het maatschappelijk enorm belangrijk om meer kennis te ontwikkelen op dit thema. Ook vanuit de politiek is er aandacht voor dit thema. Pia Dijkstra (voormalig minister Medische Zorg) heeft het belang van meer kennis over vrouwspecifieke aandoeningen erkend en geld vrijgemaakt, waar ZonMw een kennisprogramma voor opzet.’
Bas: ‘Is het proefschrift Marije Geukes aanleiding geweest voor het onderzoek?’
Karen: ‘Het onderzoek van Marije Geukes is een van de eersten die eraan gedacht heeft om arbeid op de kaart te zetten. Haar copromotor, dr. Henk Oosterhof (gynaecoloog), verricht ook onderzoek naar duurzame inzetbaarheid van vrouwelijke werknemers met speciale aandacht voor werk en overgang. Het is een mooi voorbeeld hoe kliniek en arbeidsgeneeskunde elkaar kunnen vinden.’ Sandra: ‘Op dit moment is het proefschrift van Marije Geukes één van de weinige wetenschappelijke studies in Nederland die is gedaan. Het bevat een aantal artikelen onder specifieke populaties, zoals vrouwen die een overgangskliniek bezochten en vrouwen die werken in de zorgsector. In ons nieuwe onderzoek kiezen we nu voor bredere populaties werkende vrouwen, zoals in LifeLines en Helius.’
Bas: ‘Hoe wordt aangekeken tegen een verminderde belastbaarheid?’
Bas: ‘Als iemand bijvoorbeeld niet meer belastbaar is voor 32 uur, maar wel 20 uur geeft dat knelling op het socialezekerheidsstelsel. We willen deze groep graag begeleiden naar een goede werk-privébalans.’
Karen: ‘Dat is juist één van de dingen die we graag willen voorkomen. Om die reden gaan we ook een interventiestudie doen om te kijken of we vrouwen kunnen behouden voor de arbeidsmarkt. Opvallend in onze interviewstudie was dat vrouwen de ‘oplossing’ zoeken in minder uren werken. Het is een soort noodoplossing – wat eigenlijk een laatste redmiddel zou moeten zijn – zolang we niet hebben gekeken naar structurele oplossingen of vrouwen hetzelfde aantal uren kunnen blijven werken. Eigenlijk is het triest dat vrouwen minder uren gaan werken, terwijl er nog niets aan het werk is gedaan en steun nog niet is aangeboden.’ Bas: ‘We zien dit vaak in productiewerk bij afname van productiviteit. De werkgever heeft niet zoveel zin om daar flexibel mee om te gaan?’
Karen: ‘Als bedrijfsarts is het ook gevaarlijk om dan te zeggen dat iemand maar minder moet gaan werken. In een groep schoonmakers die we hebben gesproken met redelijk vast werk blijkt dat zij zelf juist goede ideeën over oplossingen hebben, maar vaak een baas niet altijd meegaat in de uitvoering.’
Bas: ‘Een creatieve invulling van de werkorganisatie zou dus meer voor de hand liggen.’
Bas: ‘Zijn hr-managers en arbeidsdeskundigen ook een deel van de doelgroep?’
Karen/Sandra: ‘Jazeker!’
Bas: ‘Zijn er ook mogelijkheden aan de preventieve kant?’
Sandra: ‘Een belangrijke eerste stap is herkenning, erkenning en het bespreekbaar maken van de overgang op de werkvloer. Van de 8425 vrouwen in de overgang zegt 35 procent dat overgangsklachten hun functioneren op het werk hebben beperkt. Van deze vrouwen besprak ongeveer de helft hun klachten op het werk (48%). In de meeste gevallen worden klachten besproken met collega’s (57%) en daarna met de leidinggevende (32%). 10 procent besprak dit met een onafhankelijk persoon op het werk, zoals een arbodeskundige, bedrijfsmaatschappelijk werker of vertrouwenspersoon. Van de vrouwen in de overgang met klachten die het functioneren op het werk beperken geeft 52 procent aan hun klachten niet op het werk te hebben besproken. Zie ook het artikel op TBV-Online.1‘
Moniek: ‘Is er wat bekend over zzp-ers?’
Sandra: ‘In het algemeen is er een kennislacune met betrekking tot het onderwerp overgang en werk. Als het om specifieke groepen gaat, zoals zzp’ers, is er nog minder kennis omdat daar nog onvoldoende onderzoek naar is gedaan.’
Karen: ‘Helaas hebben we nog geen zzp-ers kunnen betrekken, maar zouden daar graag aan mee willen werken.’
Moniek: ‘Hebben jullie nog een praktische boodschap voor de lezer van TBV?’
Karen en Sandra: ‘Wees er als bedrijfsarts van bewust dat de overgang een rol kan spelen bij een breed scala aan klachten, waaronder ook juist psychische klachten. Door op tijd de link te leggen met de overgang kan je de preventieve en behandelingsmogelijkheden optimaal benutten. Ook verzekeringsartsen die arbeidsongeschiktheidsbeoordelingen doen kunnen alert zijn op ziekteverzuimtrajecten waar de overgang onderliggend een rol speelt maar waar dat nog niet onderkend is om zo vrouwen optimaal te kunnen begeleiden en adviseren.’
Referentie
1. Loef B, Proper K, Hooftman W et al.: Werkende vrouwen in de overgang: klachten en functioneren in het werk. TBV Online, november 2022: tbv-online.nl/werkende-vrouwen-in-de-overgang-klachten-en-functioneren-in-het-werk.