Waar binnen de curatieve geneeskunde prognose is gedefinieerd als herstel van ziekte, is prognose binnen de verzekeringsgeneeskunde gedefinieerd als verbetering, verslechtering of stabilisatie van functionele mogelijkheden.
Naast bijvoorbeeld de invloed op therapeutische beslissingen is prognose ook sociaaleconomisch van belang vanwege de binnen de Nederlandse wetgeving aanwezige relatie met duur en hoogte van een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Wereldwijd ervaren artsen problemen bij de beoordeling van de prognose en er is weinig bekend over het prognostische proces dat verzekeringsartsen doorlopen. Het doel van dit kwalitatief onderzoek was om het prognostisch beoordelingsproces door verzekeringsartsen te expliciteren.
Rekening houdende met voldoende spreiding qua werklocatie, geslacht, het aantal jaren werkervaring, leeftijd en type arbeidsongeschiktheidsbeoordeling (Ziektewet, WIA, Wajong) werden voor dit onderzoek 20 verzekeringsartsen uitgenodigd die werkzaam waren bij UWV in 3 verschillende regio’s. Met behulp van een semi-gestructureerde vragenlijst werden diepte-interviews afgenomen waarbij de vraagstelling gericht was op de volgens de verzekeringsartsen van belang geachte prognostische factoren, ervaren problemen, behoeften en oplossingen tijdens de prognosebeoordeling. Opgenomen interviews werden uitgetypt en geanalyseerd met MAXQDA-analysesoftware. Hierbij werden onderwerpen met gelijke karakteristieken gegroepeerd in overkoepelende categorieën en subcategorieën die correspondeerden met de onderzoeksvragen.
Meerdere thema’s
De gegevens uit de interviews werden gerangschikt in meerdere thema’s. Zo werd duidelijk dat verzekeringsartsen bij de prognosebeoordeling belang hechten aan het wegen van zowel medische als niet medische factoren. Als medische factoren werden genoemd aard en ernst van de aanwezige ziekte, behandelmogelijkheden, beloop van ziekte, informatie van behandelaars en prognostische evidence uit bijvoorbeeld richtlijnen of systematische reviews. Ook werden patiëntgerelateerde factoren zoals coping, herstelgedrag en werkperspectief belangrijk geacht. Het belang van patiëntgerelateerde factoren werd benadrukt wanneer verzekeringsartsen mogelijkheden zagen om deze te beïnvloeden met bijvoorbeeld counseling of gedragstherapie.
Eigen normen en waarden
Daarnaast waren verzekeringsartsen zich bewust van hun eigen normen en waarden, ervaren van empathie voor de patiënt en/of ethische aspecten tijdens het prognostisch beoordelingsproces. Ethische aspecten speelden bijvoorbeeld een rol bij communicatie over een slechte prognose vanwege de mogelijk negatieve impact op de patiënt. Ook wilden verzekeringsartsen patiënten hoop geven door bijvoorbeeld te focussen op de positieve effecten van werkparticipatie en daarmee het herstelgedrag positief beïnvloeden. Het wegen en vertalen van (evidence over) deze prognostische factoren naar de individuele patiënt werd als een complex probleem ervaren. Verzekeringsartsen hadden behoefte aan ondersteuning tijdens het prognostisch beoordelingsproces en gaven hiervoor verschillende oplossingen zoals training, helpdeskondersteuning of prognostische tools in de vorm van checklists, een online evidence portal en databases met prognostische informatie.
Conclusie
Hoewel in de literatuur vergelijkbare aspecten gewogen worden tijdens het prognostisch beoordelingsproces blijken artsen wel te verschillen in de mate waarin zij het belang van deze aspecten wegen. Meer consensus en eenduidigheid kan worden bereikt door gebruik te maken van de door de verzekeringsartsen aangegeven oplossingen om de interpretatie van prognostische gegevens te wegen en ondersteunen. Toekomstig onderzoek zou daarom gericht moeten zijn op ontwikkeling en evaluatie van training, richtlijnen en tools om prognose beoordeling te ondersteunen.
Oorspronkelijke publicatie: Kox RJ, Hoving JL, Verbeek JH, Schouten MJE, Hulshof CT, Wind H, Frings-Dresen MHW. Assessment of prognosis by physicians involved in work disability evaluation: A qualitative study. Plos One 2019:14(2): e0212276.