Arbeidsgeneeskundige zorg voor werkenden in Nederland staat onder druk om vier redenen:
1.
Een groot aantal bedrijfsartsen gaat met pensioen of stopt om een andere reden en de nieuwe aanwas is zeer beperkt.
2.
Bedrijfsartsen houden zich vooral bezig met verzuimbegeleiding en staan vaak op grote afstand van werk en hebben daardoor beperkt kennis van de arbeidsomstandigheden.
3.
Arbeidsgeneeskundige zorg is beperkt beschikbaar. De bedrijfsarts is slechts bereikbaar voor werkenden in loondienst. In die bedrijven moet die zorg dan ook nog goed geregeld zijn. Er is een tweedeling zichtbaar: bedrijven die willen investeren in goede zorg voor hun werkenden en bedrijven die hier geen geld aan willen uitgeven.
4.
Continuïteit van de bedrijfsgeneeskundige zorg en het dossierbeheer raakt versnipperd. Dit effect wordt versterkt doordat werkers steeds vaker van werk veranderen terwijl bedrijven ook nog eens steeds vaker wisselen van arbodienstverlener (zie kader volgende bladzijde). De bedrijfsgeneeskundige dossiers raken incompleet, waardoor bijvoorbeeld de blootstelling aan risico’s die pas op zeer lange termijn tot uitdrukking komen uit het zicht verdwijnt.
Het roer moet om! Wij denken dat de rol en positie van de bedrijfsarts essentieel anders moet worden ingevuld. Zo doorgaan is het failliet van het vak.
Hoe dan?
In de ons omringende buitenlanden zijn veel voorbeelden van hoe het ook kan: doelgerichter en met minder kosten. Bedrijfsartsen moeten taken doen waarvoor specifieke arbeidsgeneeskundige kennis en vaardigheden nodig zijn. In vergelijking met die landen zijn er in Nederland relatief zeer veel bedrijfsartsen.
We doen een aantal voorstellen
-
Bedrijfsartsen moeten zich richten op het werkelijk bewaken en bevorderen van de gezondheid van alle werkenden (ook zonder dienstverband en ongeacht waar zij werken in de loop van hun arbeidzaam leven) en daarmee op hun duurzame inzetbaarheid. Omdat de titel ‘bedrijfsarts’ steeds vragen blijft opwerpen over de positie van deze arts: “is deze er voor het bedrijf of voor de werkende?”, moet deze gewijzigd worden in ‘arbeidsgeneeskundige’. Deze arbeidsgeneeskundige moet in een gezondheidscentrum of regionale arbodienst, losgekoppeld van bedrijven, meer continuïteit in de zorg voor alle werkenden gaan bieden. Daarnaast moet deze arbeidsgeneeskundige deel gaan uitmaken van de reguliere gezondheidszorg. Dat is bedoeld om alle steeds terugkerende twijfels over onafhankelijkheid weg te nemen. Het vertrouwen van werkenden en collega-artsen in deze arbeidsgeneeskundigen zal daarbij naar wij verwachten toenemen. Deze visie wordt door de Sociaal Economische Raad ondersteund in zijn advies van september 2014 over betere zorg voor werkenden.1
-
Deze arbeidsgeneeskundige moet zich niet alleen richten op algemene preventie, maar in hoofdzaak op specifieke beroepsrisico’s en het voorkomen of tijdig signaleren van beroepsziekten door regelmatig periodiek medisch onderzoek van werkenden. Bijkomend voordeel is dat het aantal arbeidsgeneeskundigen veel kleiner kan zijn dan nu. Voor wat betreft de verzuimbegeleiding, waaraan de huidige bedrijfsarts – ondanks het feit dat diens aandacht vooral op preventie gericht zou moeten zijn – het leeuwendeel van haar tijd besteedt, is het buitengewoon jammer dat noch de minister noch diens kwartiermaker naar het buitenland (bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk of België) heeft gekeken. In de ons omringende landen is de behandeling en controle niet gescheiden. Dit uitgangspunt is aan herwaardering toe en de scheiding kan naar ons idee worden opgeheven.
-
In de ons omringende landen onderscheidt men beroepsgebonden aandoeningen en aandoeningen die niet door het werk worden veroorzaakt. De betaling voor beide verschilt. Beroepsgebonden aandoeningen leiden tot een hogere uitkering dan niet-beroepsgebonden aandoeningen. De International Labour Organisation (ILO) stelt dat een voorziening geregeld moet zijn.2 In ons land wordt dit verschil niet gemaakt. Nu is er in ons land sprake van rechtsongelijkheid ten aanzien van loonbetaling bij ziekte. Met het terugkeren naar een risque professionnel stelsel zou Nederland weer voldoen aan het ILO-verdrag 121. Wij raden aan dit model nader te bestuderen en op een slimme manier met financiële prikkels om te gaan. In sectoren waar met een cao gewerkt wordt, wordt bij elke ziekteoorzaak het wettelijke loondoorbetalingspercentage van 70% aangevuld tot 100%. In sectoren zonder cao blijft dit beperkt tot 70%. Overwogen zou kunnen worden deze aanvulling tot 100% te reserveren voor arbeidsgebonden aandoeningen, zoals bij ambtenarenregelingen.
-
Bedrijfsartsen zijn nu vooral bezig met de gevolgen van ‘normale ziekten’ voor de inzetbaarheid en het organiseren van zorg voor werknemers. Door een andere organisatie van de sociale zekerheid in de ons omringende landen, waar men niet de ‘scheiding tussen behandeling en controle’ kent, heeft de bedrijfsarts (o.a. in het Verenigd Koninkrijk, België en de Duitse Bondsrepubliek) daar géén taken in de verzuimbegeleiding en besteedt de reguliere zorg standaard méér aandacht aan de factor arbeid. Dit achten wij met het oog op de toekomst voor ons land ook wenselijk. Met betrekkelijk weinig inspanning kunnen huisartsen, GZ-psychologen en andere medische specialisten deze zaken meenemen in hun dagelijkse praktijk. Deze werkwijze wordt bijvoorbeeld in het Verenigd Koninkrijk succesvol uitgevoerd door curatief werkende medici (zie https://www.gov.uk/government/collections/fit-note).
-
De arbeidsgeneeskunde moet dus deel gaan uitmaken van de reguliere gezondheidszorg. Dat betekent ook dat de zorg voor werkenden zal moeten worden betaald uit de kosten voor de reguliere gezondheidszorg. Andere vormen van financiering (met name in de Scandinavische landen door een fiscaal ingehouden bijdrage van werkgevers) kunnen worden overwogen.
Wetgever oorzaak en oplossing van het -probleem?
Artikel 14 Arbowet. Maatwerkregeling aanvullende deskundige bijstand bij specifieke taken op het gebied van preventie en bescherming. Als gevolg hiervan hebben arbodiensten afslankingsoperaties uitgevoerd. Ruim 23% van de bedrijfsartsen is momenteel vrijgevestigd. De recent geïntroduceerde mogelijkheid voor werkgevers om de verzuimbegeleiding deels in eigen beheer uit te voeren, zet de benodigde capaciteit aan bedrijfsartsen opnieuw onder druk. Aan de andere kant wordt door de kabinetsmaatregelen inzake arbeidsparticipatie en de beoogde verhoging van de pensioenleeftijd de inbreng van de bedrijfsarts op preventief gebied, maar ook op het gebied van complexe vraagstellingen, vaker benut (Capaciteitsorgaan, deelrapport sociaal geneeskundigen, januari 2011). De herziening Arbowet 2017 is wellicht een impuls om betere contracten voor bedrijfsartsen op te stellen.
Het lijkt ons wenselijk om op korte termijn met elkaar over deze bovengenoemde onderwerpen het gesprek aan te gaan. Wij zijn graag bereid daar verder aan bij te dragen.
Referenties
1.
Sociaal Economische Raad (SER). Betere zorg voor werkenden, een visie op de toekomst van de arbeidsgerelateerde zorg. September 2014.
2.
Waterman YRK. De aansprakelijkheid van de werkgever voor arbeidsongevallen en beroepsziekten. Een rechtsvergelijkend onderzoek. Academisch Proefschrift, Erasmus Universiteit Rotterdam, 2009.