Een tandarts heeft rugklachten en kan als gevolg daarvan zijn werk niet meer doen. De tandarts is verzekerd voor arbeidsongeschiktheid en vraagt de verzekeraar om een uitkering. In dat kader doet de verzekeringsarts, verweerder in deze zaak, een verzekeringsgeneeskundig onderzoek en brengt daarvan rapport uit. De tandarts is van mening dat de verzekeringsarts een onvolledig onderzoek heeft uitgevoerd, een verkeerde diagnose stelde en een onjuist rapport heeft uitgebracht. Hij denkt dat hij als gevolg hiervan gezondheidsschade heeft opgelopen, een reden om een tuchtzaak te beginnen.
De tandarts stelt dat hij (mogelijk) gezondheidsschade heeft opgelopen als gevolg van het langer doorwerken dan verantwoord was, en daarmee door fysieke grenzen is heengegaan. Dit langer doorwerken is in zijn visie veroorzaakt door de ondeskundigheid van de verzekeringsarts, omdat hij mede op basis van het rapport van de verzekeringsarts vooralsnog geen volledige uitkering heeft ontvangen en dus moest doorwerken om in zijn levensonderhoud te voorzien. De klacht bij het regionaal tuchtcollege houdt in dat de verzekeringsarts wordt verweten dat hij:
a. de diagnose van specialisten (grotendeels) negeert en een eigen diagnose stelt;
b. heeft verzuimd zijn concept-rapportage aan klager voor te leggen;
c. een onjuist rapport heeft uitgebracht;
d. een te summier onderzoek heeft uitgevoerd waardoor hij problemen heeft gemist;
e. ten onrechte heeft nagelaten om extra informatie op te vragen;
f. door zijn nalaten mogelijk gezondheidsschade heeft veroorzaakt bij klager;
g. heeft gedoogd dat zijn onjuiste rapport is opgenomen in het dossier van de verzekeraar.
Het verweer van de verzekeringsarts houdt in dat hij is uitgegaan van de hem toegezonden stukken en er was geen enkele indicatie dat zijn dossier onvolledig was en er nog andere (meer recente) stukken bestudeerd moesten worden. Klager heeft hem daar ook niet op gewezen.
Oordeel van het tuchtcollege
Klager verwijt de verzekeringsarts dat deze zich beperkt tot de diagnose lumbago met uitstraling en dat hij de diagnoses van de neuroloog, anesthesioloog en pijnspecialist negeert die wel het hele scala aan slijtageprocessen (zichtbaar op de MRI en röntgenfoto’s) beschrijven. De verzekeringsarts komt tot een eigen diagnose, namelijk ‘lage rugpijn en lumbosacraal radiculair syndroom’ en die diagnose is onjuist, aldus klager. Het college stelt op grond van de overgelegde stukken vast dat de verzekeringsarts bij zijn rapportage is uitgegaan van de rapportages van de door klager geraadpleegde specialisten. In zijn rapport is geen andere en/of aanvullende diagnose gesteld. Klager heeft zijn stelling dat de verzekeringsarts de diagnoses van de specialisten (deels) terzijde heeft geschoven, niet of althans onvoldoende onderbouwd. Zo verwijst de verzekeringsarts in zijn rapportage nadrukkelijk naar de rapportages van deze specialisten. Evenmin ziet het college dat de verzekeringsarts deze informatie anders of onjuist heeft geïnterpreteerd. De klacht van de tandarts is ongegrond.
Over het onjuiste rapport: Anders dan klager stelt was de verzekeringsarts niet gehouden om een (volledige) FML uit te voeren. Dat het UWV in soortgelijke omstandigheden een volledige FML opmaakt, maakt niet dat bij een privaatrechtelijke verzekering eenzelfde verplichting geldt. Desgevraagd heeft de verzekeringsarts toegelicht dat hij weliswaar de hele lijst heeft doorgelopen, maar zich in zijn rapportage heeft beperkt tot het enkel vermelden van de items waarvoor hij beperkingen heeft toegekend. Dit zijn frequent reiken en buigen, duwen/trekken, tillen/dragen, frequent lichte voorwerpen hanteren, frequent zware lasten hanteren, zitten zonder steun en zitten tijdens werk, staan tijdens werk, gebogen of getordeerd actief zijn, het hoofd in een bepaalde stand houden. Langer staan of gebogen/getordeerd werken afwisselend met lopen of zitten.
Het college kan klager niet volgen dat hij gezondheidsschade heeft opgelopen door het langer doorwerken dan verantwoord was. Klager heeft, hoewel daartoe nadrukkelijk uitgenodigd ter zitting, dit standpunt niet nader onderbouwd door een beschrijving (of indicatie) te geven van de aard en omvang van de gestelde (mogelijke) gezondheidsschade, en het al dan niet aanwezige causale verband met het handelen van de verzekeringsarts.
Het college merkt in dat verband nog op dat het in het tuchtrecht gaat om de vraag of de beroepsbeoefenaar heeft gehandeld conform de redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot. Het uiteindelijk gevolg van het verweten handelen is daarbij niet van belang. Dat betekent dat de vraag of er causaal verband bestaat tussen de gezondheidsschade bij klager en het handelen van de medisch adviseur daarom onbeantwoord kan blijven.
Mogelijkheid tot inzage
De verzekeringsarts heeft een verzekeringsgeneeskundig onderzoek uitgevoerd. Hij heeft verzuimd om zijn conceptrapport aan klager voor te leggen (klacht b).
Dit inzagerecht houdt in dat de persoon op wie het onderzoek betrekking heeft in de gelegenheid wordt gesteld aan te geven of hij de uitslag en de gevolgtrekking van het onderzoek wenst te vernemen.
De verzekeringsarts heeft toegegeven dat hij op dit onderdeel onjuist heeft gehandeld. Dit klachtonderdeel is wel gegrond met als maatregel een waarschuwing.
Kijk voor de volledige tekst van deze uitspraak op ECLI:NL:TGZRAMS:2024: 219. Wilt u reageren? Stuur een e-mail naar TBVredactie@bsl.nl.