Samenvatting
Doel: Inzicht verkrijgen in tuchtrechtelijke uitspraken tegen UWV-verzekeringsartsen.
Methode:Binnen het domein 'gezondheidszorg' werden op de website tuchtrecht.overheid.nl alle uitspraken bekeken die werden gedaan tussen 01-01-2010 en 31-12-2017. Alle uitspraken waarbij uit de tekst van de uitspraak duidelijk werd dat verweerder werkzaam was bij UWV als (verzekerings)arts, werden geïncludeerd. Van deze uitspraken werden diverse kenmerken geanalyseerd.
Resultaten: Er werden 103 uitspraken gevonden. In 55 zaken werd beroep aangetekend. Uiteindelijk waren na beroep 20 klachten gegrond. Bij 3 gegronde klachten werd geen maatregel opgelegd, 16 keer werd een arts gewaarschuwd en eenmaal werd een arts berispt.
Klagers hadden meestal meerdere grieven per klacht (gemiddeld 2,72), waarbij het vaakst geklaagd werd over de zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek en de inschatting die de verzekeringsarts had gemaakt. Dit waren ook de grieven die het vaakst leidden tot een gegronde klacht.
Conclusie:Gemiddeld worden ongeveer 2 UWV-(verzekerings)artsen per jaar geconfronteerd met een maatregel. Dit is frequenter dan gevonden werd bij eerdere onderzoeken over eerdere periodes. De kans op een tuchtklacht is met 103 uitspraken op ca. 1,6 miljoen sociaal medische beoordelingen in de onderzochte periode, erg klein.
Inleiding
In de periode 2010-2017 zijn ongeveer 1,6 miljoen sociaal-medische beoordelingen gedaan door UWV-(verzekerings)artsen.1 Elke rechtstreeks belanghebbende kan naar aanleiding van elk onderzoek of elke beoordeling door een verzekeringsarts een klacht indienen bij een regionaal tuchtcollege (RTC). Klagen kan tot 10 jaar na het voorval waarover wordt geklaagd.
Onder rechtstreeks belanghebbenden worden verstaan de cliënt zelf of diens ouders of andere familieleden, diens partner, diens wettelijk vertegenwoordiger(s) of een collega van een zorgverlener.2 Andere mogelijke klagers zijn de (hoofd)inspecteur voor de gezondheidszorg of een opdrachtgever of werkgever van de verweerder.3
Het medisch tuchtrecht heeft tot doel de kwaliteit van de beroepsbeoefening op peil te houden. Door de tuchtrechtspraak worden de normen van het professionele handelen verduidelijkt en aangescherpt. Daarnaast kunnen disfunctionerende beroepsbeoefenaren worden gecorrigeerd en zo nodig van de beroepsuitoefening worden uitgesloten.4 Individuele genoegdoening of straffen is uitdrukkelijk niet het primaire doel van het tuchtrecht. Desondanks overheerst voor verweerders vaak wel het gevoel van straf. De tuchtprocedure wordt door verweerders omschreven als een als zeer negatieve ervaring. Verweerders geven aan dat zij zich ‘aangevallen’, ‘machteloos’, ‘boos’ en ‘gecriminaliseerd’ voelen.5
Zij hebben het gevoel dat ze moeten boeten voor hun vergissing en maken de vergelijking met een strafrechtelijke vervolging.6-8 Sommige verweerders voelen zich gedurende de procedure ‘schuldig tot het tegendeel is bewezen’. De lange doorlooptijd van een tuchtzaak zorgt er bovendien voor dat verweerders lange tijd in onzekerheid leven.
Een tuchtklacht kan ook gevolgen hebben voor de professionaliteit. Verweerders kunnen naar aanleiding van een tuchtklacht defensiever gedrag gaan vertonen.9 Er ontstaat de neiging om meer aanvullend onderzoek te doen, risicovolle patiënten te vermijden en iedere patiënt te zien als potentiële nieuwe klager. Ook voor de verzekeringsarts is het krijgen van een tuchtklacht vaak een ingrijpende gebeurtenis10, met een negatieve invloed op het psychisch en professioneel functioneren van de individuele arts tijdens de procedure.11
Context
In het medisch tuchtrecht wordt een relatief open norm gehanteerd.12 Dat wil zeggen dat niet direct uit de wetstekst af te leiden is of een klacht gerechtvaardigd is of niet. Het tuchtcollege heeft daardoor per specifieke casus meer ruimte om de klacht te toetsen aan de actuele maatschappelijke en wetenschappelijke stand van zaken. Meer dan bijvoorbeeld de kantonrechter heeft bij het beoordelen van verkeersovertredingen. Als iemand door rood rijdt, begaat hij immers altijd een overtreding (gesloten norm). In de individuele patiëntenzorg hangt het maar net van de context af of met het handelen ook daadwerkelijk een norm wordt overschreden (kader Aderlaten).
Kader 1. Aderlaten
Aderlaten was in de middeleeuwen een geaccepteerde behandeling voor allerhande grote en kleine kwalen. Een aderlating voor hoofdpijn had een middeleeuwse chirurgijn als het medisch tuchtrecht toen had bestaan waarschijnlijk geen gegronde klacht opgeleverd. De patiënt een aderlating onthouden mogelijk juist wel.
In de moderne geneeskunde wordt aderlaten nog steeds ingezet als effectieve behandeling bij specifieke aandoeningen, maar bijvoorbeeld hoofdpijn is daar niet één van. Bovendien is nu de norm dat er gebruik wordt gemaakt van steriele instrumenten. Iets waar pas in de 19e eeuw enige belangstelling voor ontstond
Vanwege deze relatief open norm in het medisch tuchtrecht, is niet goed te voorspellen wat de uitkomst van een tuchtzaak zal zijn. Dit biedt de individuele verweerder potentieel meer (rechts)onzekerheid.
Er zijn vijf RTC’s, namelijk in Amsterdam, Eindhoven, Den Haag, Groningen en Zwolle. De woonplaats van de verweerder is bepalend voor de bevoegdheid van een RTC.
De procedure
De kosten van de medische tuchtrechtspraak worden betaald door het ministerie van VWS, behalve de kosten die klager en verweerder zelf maken voor eventuele juridische bijstand. Als de verweerder in dienst is van het UWV, en het voorval waarover wordt geklaagd in die hoedanigheid heeft plaatsgevonden, biedt en bekostigt de werkgever in beginsel alle benodigde juridische ondersteuning.
Omdat een beslissing van het tuchtcollege leerzaam kan zijn voor vakgenoten van de verweerder, kan het tuchtcollege besluiten om een beslissing geanonimiseerd te publiceren in de Staatcourant en/of aan te bieden aan vakbladen en tijdschriften. Alle uitspraken van de tuchtcolleges, gedaan na 01-01-2010, worden de dag na de uitspraak geanonimiseerd gepubliceerd op tuchtrecht.overheid.nl.
Doel van het onderzoek
Dit onderzoek heeft als doel om tuchtzaken tegen UWV-verzekeringsartsen waarin tussen 1 januari 2010 en 31 december 2017 uitspraak is gedaan in kaart te brengen. Daarbij is gezocht naar antwoord op de volgende vragen:
-
Hoe vaak werd uitspraak gedaan?
-
Hoeveel klagers hebben er geklaagd?
-
Waar waren de verweerders werkzaam?
-
Binnen welke wetskaders werd het meest geklaagd?
-
Wat was de aard van de klachten?
-
Hoe vaak heeft het RTC besloten tot zitting?
-
Wat was de doorlooptijd van voorval tot klacht, van klacht tot een uitspraak van een RTC en, in het geval er beroep werd aangetekend, tot een uitspraak van het centraal tuchtcollege (CTC)?
-
Hoe vaak werd beroep aangetekend?
-
Hoe vaak was een klacht gegrond?
-
Welke maatregelen werden opgelegd?
-
Hoe vaak week het CTC af van de uitspraak van een RTC?
Methode
Binnen het domein ‘gezondheidszorg’ werden op de website tuchtrecht.overheid.nl alle uitspraken bekeken die werden gedaan tussen 1 januari 2010 en 31 december 2017, op basis van de volgende zoektermen:
-
Arbeidsgeneeskundige
-
Arbeidsgeschikt
-
Arbeidsgeschiktheidsbeoordeling
-
Arbeidsongeschikt
-
Arbeidsongeschiktheidsbeoordeling
-
Arboarts
-
Belastbaarheid
-
Beoordeling
-
Deskundigenoordeel
-
Keuring
-
Keuringsarts
-
Uitkering
-
UWV
-
Verzekeringsarts
-
Verzekeringsgeneeskundige
-
Wajong
-
WAO
-
WAZ
-
WIA
-
Ziektewet
Vervolgens werden alle uitspraken geïncludeerd waarbij het uit de tekst van de uitspraak duidelijk werd dat verweerder werkzaam was bij UWV als (verzekerings)arts. In een aantal gevallen werd met bovenstaande zoekstrategie een uitspraak van het CTC gevonden, waarvan de originele uitspraak van het RTC ondanks het gericht aanpassen van de zoekstrategie onvindbaar bleef (n=36). Omdat de uitspraak van een RTC integraal wordt overgenomen in een uitspraak van het CTC, konden deze uitspraken van de RTC’s alsnog worden geïncludeerd.
Van de geïncludeerde uitspraken werden vervolgens de volgende kenmerken verzameld:
In de gevallen waarbij klacht in eerste instantie naar het verkeerde RTC was gestuurd, werd voor ‘datum klacht’ de datum aangehouden waarop het klaagschrift werd ontvangen door het juiste RTC. In de gevallen waarbij de klacht niet te herleiden was tot één specifieke datum of één specifiek voorval werd de laatste datum (spreekuurdatum of datum rapport) vóór het indienen van het klaagschrift aangehouden als ‘datum voorval’. Als alleen de maand of het jaartal van het voorval werd genoemd, werd de eerste dag van die maand of dat jaar aangehouden. Uitspraken waarin één cliënt over meerdere (verzekerings)artsen klaagde, bijvoorbeeld zowel de primaire arts als de B&B-arts, of zowel A(N)IOS als supervisor, werden als aparte uitspraken geregistreerd.
Klachtcategorieën
De klaagschriften van klagers worden niet volledig overgenomen in de uitspraken van de tuchtcolleges, maar zakelijk weergegeven. Dit weergeven gebeurt niet eenduidig. Soms is de weergave een korte zin, in andere uitspraken worden alle klachtonderdelen verkort opgesomd. Uit deze zakelijke weergave kon echter wel altijd de aard van de klacht of klachten opgemaakt worden.
De klachten werden na het doornemen van alle uitspraken door de onderzoeker onderverdeeld in de volgende klachtcategorieën (inclusief voorbeelden uit de uitspraken):
-
Bejegening/grensoverschrijdend gedrag
-
Denigrerend/respectloos/minachtend opstellen
-
Mishandeling (onnodig hardhandig lichamelijk onderzoek of seksuele intimidatie)
-
Onzorgvuldig medisch handelen
-
Geen of summier lichamelijk onderzoek
-
Geen contact opnemen met behandelaar
-
Kort spreekuur of geen vragen stellen of geen ruimte laten voor verhaal cliënt
-
Onvoldoende zorg
-
Niet aanzeggen of bespreken conclusie
-
Schade gedaan (financieel of aan de gezondheid)
-
Niet doorverwijzen/geen hulp bieden of steunen
-
Onwaarheden/onjuistheden rapportage
-
Feitelijke onjuistheden
-
Onvolledige/onjuiste weergave spreekuurcontact
-
Verkeerde diagnose, verkeerde inschatting belastbaarheid/prognose
-
Missen of negeren diagnose
-
Verkeerd inschatting prognose/ernst en omvang beperkingen
-
Schenden beroepsgeheim
-
Tijdens spreekuurcontact (in aanwezigheid derde)
-
In rapportage
-
Overig
-
Verkouden zijn
-
Oncollegialiteit naar behandelaren of bedrijfsarts
-
Wetstechnisch onjuist handelen
Soms werden klachten in containerbegrippen geformuleerd en niet nader omschreven (NNO). Deze containerklachten werden ondergebracht in een aparte categorie.
-
Containerklachten
-
Schenden van de beroepseed NNO
-
Onprofessioneel handelen NNO
-
Rapport voldoet niet aan de eisen NNO
Resultaten (tabel 1)
In de periode 01-01-2010 tot 31-12-2017 werden er 103 regionale tuchtrechtelijke uitspraken gevonden in zaken tegen (verzekerings)artsen werkzaam bij UWV. De klachten werden ingediend door 91 klagers. In 69 uitspraken betrof het een klacht tegen artsen werkzaam in het primaire proces, 34 keer werd er uitspraak gedaan in zaken tegen artsen werkzaam bij B&B.
Tabel 1 Kenmerken uitspraken regionale tuchtcolleges
Jaar
|
Uitspraken RTC
|
Aantal klagers
|
Gemiddeld aantal grieven
|
Wet
|
Aantal gegrond (na beroep)
|
Gemiddelde doorlooptijd RTC (dagen)
|
2010
|
18
|
17
|
2,61
|
DO(2)
Wajong(1)
WAO(7)
WIA(4)
ZW(3)
?(1)
|
1 (2)
|
364
|
2011
|
12
|
10
|
2,5
|
DO(1)
Wajong(1)
WAO(4)
WAZ(1)
WIA (1)
ZW(4)
|
0 (0)
|
423
|
2012
|
9
|
8
|
2,44
|
Wajong(1)
WAO(3)
WIA (2)
ZW(2)
?(1)
|
2 (3)
|
379
|
2013
|
2
|
2
|
2,5
|
WIA(2)
|
0 (0)
|
340
|
2014
|
18
|
14
|
2,78
|
DO(1)
WAO(3)
WIA(11) ZW(3)
|
2 (2)
|
326
|
2015
|
14
|
13
|
3,07
|
DO(1)
Wajong(1)
WIA(4) ZW(8)
|
4 (4)
|
323
|
2016
|
11
|
10
|
2,73
|
Wajong(1)
WIA(4)
ZW (6)
|
4 (4)
|
313
|
2017
|
19
|
17
|
3,16
|
DO(2)
WIA(13)
ZW(3)
?(1)
|
5 (5)
|
279
|
TOTAAL
|
103
|
91
|
2,72
|
DO(7)
Wajong(5)
WAO(17)
WAZ(1)
WIA(41)
ZW(29)
?(3)
|
18 (20)
|
343
|
De belangrijkste wetskaders waarbinnen werd geklaagd waren de WIA (39,8%) en de Ziektewet (ZW) (28,2%). In de 103 uitspraken werden 287 grieven genoteerd. Het meest werd geklaagd over onzorgvuldig medisch handelen en het verkeerd inschatten van de belastbaarheid, diagnose of prognose (tabel 2). Dit waren ook de grieven die het vaakst leidden tot een gegronde klacht (zie tabel 3). In 53 gevallen werd uitspraak gedaan na een zitting, 50 keer betrof het een raadkamerbesluit. In twee derde van de uitspraken werd een klacht ingediend binnen een jaar na het voorval waarover geklaagd werd, met een spreiding van 5 dagen tot bijna 7,5 jaar na dat voorval. Eenmaal werd een klacht na 11,5 jaar ingediend en daarom niet-ontvankelijk verklaard. De doorlooptijd van een zaak bij een RTC was gemiddeld 343 dagen, met een spreiding van 45 tot 760 dagen tussen het moment dat een klacht was ontvangen en een uitspraak werd gedaan door het RTC. Een beroepszaak had een gemiddelde doorlooptijd van 396 dagen, met een spreiding van 186 tot 681 dagen tussen de uitspraken van het RTC en het CTC.
Tabel 2 Klachtcategorieën (in 103 uitspraken)
Aard
|
%(n)
|
Onzorgvuldig medisch handelen
|
22,6 (65)
|
Verkeerde diagnose/inschatting
|
20,2 (58)
|
Onvoldoende zorg
|
10,5 (30)
|
Bejegening/grensoverschrijdend gedrag
|
10,1 (29)
|
Onwaarheden/onjuistheden rapport
|
7,7 (22)
|
Schenden beroepsgeheim
|
3,5 (10)
|
Containerklacht
|
11,1 (32)
|
Overige
|
14,3 (41)
|
Totaal
|
100 (287)
|
Na toetsing door de RTC’s waren 18 klachten gegrond: er werd 2 keer geen maatregel opgelegd voor een gegronde klacht en 16 keer kreeg een arts een waarschuwing. In 55 van de 103 uitspraken werd beroep aangetekend tegen een uitspraak van een RTC, in vrijwel alle gevallen door de klager in eerste aanleg.
Tabel 3 Gegronde klachtcategorieën (in 20 uitspraken)
Aard
|
%(n)
|
Onzorgvuldig medisch handelen
|
42,3 (11)
|
Verkeerde diagnose/inschatting
|
26,9 (7)
|
Schenden beroepsgeheim
|
7,7 (2)
|
Onvoldoende zorg
|
3,9 (1)
|
Bejegening/grensoverschrijdend gedrag
|
3,9 (1)
|
Onwaarheden/onjuistheden rapport
|
3,8 (1)
|
Containerklacht
|
3,8 (1)
|
Overige
|
7,7 (2)
|
Totaal
|
100 (26)
|
In 3 gevallen week het CTC af van de uitspraak van een RTC. In 1 uitspraak werd door zowel de verweerder als de klager in eerste aanleg beroep aangetekend, waarna een eerdere waarschuwing werd verzwaard naar een berisping. In 2 beroepszaken, aangetekend door klagers in eerste aanleg, kwam het CTC alsnog tot een gegrondverklaring van de klacht en werd vervolgens 1 keer geen maatregel opgelegd en kwam het 1 keer tot een waarschuwing. In de overige 52 beroepszaken werd de eerdere uitspraak van het RTC, door het CTC gehandhaafd.
Bejegening
Slechts in 1 geval werd de klacht op dit onderdeel gegrond verklaard, waarbij de kwetsende tekst op schrift was gesteld (TGZRZWO:2015:24). In alle andere uitspraken overweegt het tuchtcollege als volgt: ‘In gevallen, waarin de lezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen aannemelijk is, kan een verwijt dat gebaseerd is op de lezing van klager in beginsel niet gegrond worden bevonden. Dit berust niet hierop dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van de arts, maar op de omstandigheid dat, om de arts een tuchtrechtelijk verwijt te maken, hetgeen waarover wordt geklaagd feitelijk moet vaststaan’.
Discussie
Dit onderzoek had als doel om tuchtzaken tegen UWV-verzekeringsartsen waarin tussen 1 januari 2010 en 31 december 2017 uitspraak is gedaan in kaart te brengen. In deze periode werden 103 uitspraken gevonden die waren gedaan door de regionale tuchtcolleges, waarbij er in 20 zaken uiteindelijk sprake was van een gegronde klacht en er 17 keer een maatregel werd opgelegd.
Dit betekent dat gemiddeld ongeveer 2 UWV-(verzekerings)artsen per jaar worden geconfronteerd met een maatregel. Dit is frequenter dan gevonden werd bij eerdere onderzoeken over de periodes 1990 tot en met 199913 en mei 2004 tot en met oktober 2007.14 Daaruit bleek dat gemiddeld 1 UWV-(verzekerings)arts per jaar een maatregel kreeg.
Het meest werd geklaagd over onzorgvuldig medisch handelen en het maken van een verkeerde inschatting van de belastbaarheid, prognose of diagnose. Dit waren ook de grieven die het vaakst leidden tot een gegronde klacht.
Daarbij moet opgemerkt worden dat als er sprake was van een gegronde klacht over het maken van een verkeerde inschatting, er in meer dan de helft van de gevallen tegelijkertijd sprake was van een gegronde klacht over de zorgvuldigheid van het medisch handelen. Mogelijk houden deze twee grieven verband: op het moment dat het onderzoek onvoldoende zorgvuldig wordt verricht, is het risico op een onjuiste inschatting immers groter.
Dat de meeste klachten onzorgvuldig medisch handelen betroffen, komt overeen met eerder onderzoek.
Beperkingen van dit onderzoek
Niet alle uitspraken van de RTC’s uit de periode 1 januari 2010 en 31 december 2017 werden met de gebruikte zoekstrategie gevonden. Dat blijkt uit het feit dat er 36 uitspraken van de RTC’s moesten worden gedestilleerd uit uitspraken van het CTC. Omdat deze uitspraken ook niet met een gerichte, aangepaste zoekstrategie boven water kwamen, is het aannemelijk dat er méér voor dit onderzoek relevante uitspraken zijn gedaan door de RTC’s en het CTC, dan in dit onderzoek zijn geïncludeerd.
Om in te kunnen schatten hoe incompleet de dataset is, werd gekeken naar de jaarverslagen van de tuchtcolleges van 2010 tot en met 2017. Uit deze jaarverslagen bleek dat er 2,68 keer zoveel klaagschriften tegen artsen (inclusief AIOS) binnen het specialisme Arbeid en gezondheid – verzekeringsgeneeskunde door de RTC’s waren afgehandeld in de periode 2010 t/m 2017, dan de 103 uitspraken die bij dit onderzoek werden gevonden. Hierbij moet opgemerkt worden dat ‘afgehandeld’ ook kan betekenen dat een klacht is ingetrokken en dus niet heeft geleid tot een uitspraak.
Daarnaast zijn er ook verzekeringsartsen werkzaam buiten het UWV, zoals bijvoorbeeld bij verzekeraars, de IND of als zelfstandige. Uitspraken gedaan in zaken tegen deze collega’s zijn niet geïncludeerd in dit onderzoek, maar worden in de jaarverslagen van de tuchtcolleges wel geteld onder de noemer specialist Arbeid en gezondheid – verzekeringsgeneeskunde. Anderzijds werken er bij het UWV ook artsen, die onder geen enkel of onder een ander specialisme zijn geregistreerd. Uitspraken gedaan in zaken tegen hen zijn juist wel geïncludeerd in dit onderzoek, waar het tuchtcollege deze collega’s niet zal hebben geteld onder de noemer specialist Arbeid en gezondheid – verzekeringsgeneeskunde’. Zodoende blijft onduidelijk hoeveel relevante uitspraken er precies missen, maar lijkt de hoeveelheid gevonden uitspraken wel grofweg van dezelfde orde van grootte als in de jaarverslagen van de tuchtcolleges wordt weergegeven. Een andere beperking van dit onderzoek is dat de klachten door één onderzoeker zijn onderverdeeld in klachtcategorieën. Het was sterker geweest als over deze indeling met een tweede en eventueel derde beoordelaar consensus was bereikt.
Conclusie
De kans op een tuchtklacht na een sociaalmedische beoordeling blijkt klein, ook al zouden de gegevens die ten grondslag liggen aan dit onderzoek niet compleet zijn. Als er eenmaal een tuchtklacht is ingediend en deze gedurende de procedure niet wordt ingetrokken, wordt uiteindelijk 80% ongegrond verklaard. Over de zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek en de inschatting van de belastbaarheid, diagnose of prognose wordt het meest geklaagd. Dit zijn ook de aspecten die het vaakst tot een gegrondverklaring van de klacht en een maatregel leidden.
Hierbij moet worden opgemerkt dat in het medisch tuchtrecht een relatief open norm wordt gehanteerd, wat wil zeggen dat niet direct uit de wetstekst is af te leiden of er een wettelijke norm is overschreden. Het is daarom onmogelijk om, ook na dit onderzoek, veel concretere aanbevelingen te doen dan ‘doe uw onderzoek zorgvuldig’ (waarbij de benodigde mate van zorgvuldigheid afhangt van de context), ‘onderbouw wat u stelt’ en ‘schrijf geen zaken op die u niet hebt gedaan’ (waarbij een waarschuwing voor het gebruik van standaardteksten op zijn plaats is; TGZRSGR:2016:5 & TGZREIN:2017:48). Hoewel weinig concreet, zijn dit eenvoudig te onthouden handvatten voor de dagelijkse praktijk.
Dankwoord
Mijn dank gaat uit naar Joep van Eekelen, verzekeringsarts en lid-beroepsgenoot van het regionaal tuchtcollege in Den Haag, en Martijn Haentjens, verzekeringsarts voor hun begeleiding en feedback. Daarnaast bedank ik Anaika Schippers-Juergens, verzekeringsarts en jurist, voor de koffie-afspraak en het meedenken in de oriënterende fase van dit onderzoek.
Schaden
Is een beoordeling die leidt tot het stoppen van een uitkering, ‘schade doen’? Hierover zegt het college het volgende: ‘Het uiteindelijke gevolg van het verweten handelen is niet van belang (bij het toetsen van het handelen). Dat betekent dat de vraag of er een causaal verband heeft bestaan tussen het handelen van de arts en de eventuele psychische/financiële schade van klager onbeantwoord kan blijven (nog los van het feit dat klager niet heeft aangeven waar deze schade uit zou bestaan en in hoeverre dit zou zijn veroorzaakt door het handelen van verweerder)’. (EIN 09201b, 2010).).
Literatuur
1.
Jaarverslagen UWV 2010-2017.
2.
https://www.tuchtcollege-gezondheidszorg.nl/documenten/vragen-en-antwoorden/wie-kan-er-een-klacht-indienen.
4.
Kamerstuk 34629 nr. 3, 15-12-2016.
5.
Zorgverleners en burgers over het openbaar maken van door de tuchtrechter opgelegde berispingen en geld boetes – Nivel, juli 2017.
6.
Alhafaji Y, Frederiks B, Legemate J. Ervaringen van klagers en aangeklaagde artsen met het tuchtrecht. Vlaams tijdschrift voor Mediation en conflictmanagement 2009;13:3:18-42.
7.
Sturen op verantwoord functioneren en omgaan met verminderd functioneren van zorgverleners – IQ Healthcare, Nijmegen 2016.
8.
Verhoef LM, Weenink J-W, Winters S, Robben PBM, Westert GP, Kool RB. The disciplined healthcare professional: a qualitative interview study on the impact of the disciplinairy process and imposed measures in the Netherlands. BMJ Open 2015;5:e009275 doi:10.1136/bmjopen-2015-009275.
9.
Bourne et al. The impact of complaints procedures on the welfare, health and clinical practise of 7926 doctors in the UK; a cross sectional survey. BMJ Open 2015;5:e006687 doi:10.1136/mbjopen-2014-006687.
10.
Willems P. Tuchtrechter: bescherm (ook) de bedrijfs- en verzekeringsarts! Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde 2017;25:383-385
11.
Jacobi C. AIOS verzekeringsgeneeskunde in onderzoek, Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde 2017;25.
12.
Schippers-Juergens AB. Het rechtskarakter van de normen voor tuchtrechtelijke toetsing van het handelen of nalaten van een BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaar. Masterscriptie rechtsgeleerdheid Open Universiteit, maart 2017.
13.
Augustuszoon I, Westerbeek CML. Verzekeringsartsen en medische tuchtzaken. NSOH Scriptie, augustus 2002.
14.
Özkan I, Werff TJH van der. Tuchtzaken tegen verzekeringsartsen 2004-2007. Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde 2009;17:60-65.