Jaarlijks sterven wereldwijd 1,2 miljoen mensen aan een werkgerelateerd ongeval en overkomt 374 miljoen mensen een niet-fataal werkgerelateerd ongeval. Welke maatregelen zijn bewezen effectief om deze getallen omlaag te krijgen? Dat is de centrale vraag in deze review van reviews. De auteurs includeerden 25 systematische reviews verschenen tussen 2008 en 2018 in vier grote databases, ongeacht de soort werkplekinterventies. De uitkomstmaat was steeds werkgerelateerd en ten minste 50% van de deelnemers was in loondienst. Deze 25 reviews werden beoordeeld op het risico op bias en de kwaliteit van het bewijs werd beschreven.
12 systematische reviews beschreven de resultaten van verschillende (gecombineerde) interventies op (preventie van) klachten aan het houdings- en bewegingsapparaat. Krachttraining en fitness hebben een positief effect op dit soort klachten in het algemeen en ook specifiek op klachten van nek, schouder en rug bij sommige beroepen. De kwaliteit van het bewijs varieerde sterk afhankelijk van de uitkomst. Alleen voorlichting had geen effect en de effecten van (ergonomische) hulpmiddelen zijn wisselend, maar er lijkt een trend dat het een gunstig effect heeft op pijn in de nek-schouderregio. Het ergonomisch laten instellen van de werkplek door een fysio- of ergotherapeut leek niet effectief. Til- en transferhulpmiddelen in de zorg lijken wel enigszins effectief.
Op basis van 7 systematische reviews concludeerden de auteurs dat in de agrarische sector voorlichting niet effectief is voor de preventie van bedrijfsongevallen, financiële beloning (korting op verzekering) is dat op korte termijn wel, op langere termijn waarschijnlijk niet en wetgeving liet tegenstrijdige resultaten zien, afhankelijk van wat er via wetgeving werd geregeld. Ook in de bouwwereld leidde wet- en regelgeving tot tegenstrijdige resultaten. In de gezondheidszorg zijn onder andere gebruik van stompe hechtnaalden, veilige injectiemiddelen onderzocht met wederom wisselende of inconclusieve resultaten. Dubbele handschoenen lijken wel het risico op prikaccidenten te verminderen. Het gunstige effect op het risico van besmetting is van andere aangepaste persoonlijke beschermingsmiddelen vooralsnog niet aangetoond.
Voorlichting en training lijken enig positief effect te hebben op het gebruik van beschermingsmiddelen ter voorkoming van huid- en longaandoeningen (3 systematische reviews), 1 systematische review gaf aan dat het gehoorverlies gemiddeld 20dB verminderde bij gebruik van beschermingsmiddelen, ongeacht het soort bescherming. De wijze van implementatie (met meer of minder uitgebreide voorlichting, preventieprogramma’s en dergelijke) lijkt geen verschil te maken.
1 systematische review liet zien dat op termijn van 3-4 jaar wet- en regelgeving positieve effect lijkt te hebben, op kortere termijn niet. Werkgerelateerde interventies maken dat mensen die verzuimen eerder (deels) hervatten en de totale verzuimduur korter wordt, maar wel met vaker recidief van het verzuim. Verder lijken werkplekgerelateerde interventies wel effectief bij klachten van het houdings- en bewegingsapparaat, maar niet bij mensen met psychische klachten of kanker.
Kortom, er is al veel onderzoek gedaan naar werkgerelateerde interventies om beroepsziekten, ongevallen en ander werkgerelateerde gezondheidsschade te voorkomen. Desondanks is er maar mager bewijs over de effectiviteit van dergelijke interventies. De gevonden effecten zijn vaak tegenstrijdig, inconclusief en vaak gebaseerd op een zeer beperkt aantal originele studies (meestal RCT’s). Daarbij is de kwaliteit van bewijs laag tot zeer laag. Het beste bewijs is er voor enkele interventies ter voorkoming van klachten aan het houdings- en bewegingsapparaat, maar voor bijvoorbeeld psychische klachten is er nog nauwelijks iets. Over het algemeen lijken bedrijfsgebonden regelingen met verhoogd bewustzijn van veiligheidsrisico’s en daar actief beleid op voeren, wel effectief. Een mooie uitdaging voor bedrijfsartsen.
Evidence-based occupational health and safety interventions: a comprehensive overview of reviews. Teufer B, et al. BMJ Open 2019;9:e032528. Doi:10.1136/bmjopen-2019-032528