Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) rapporteert geregeld over relevante maatschappelijke trends en geeft dan een voorspelling voor verdere ontwikkelingen. De vraag wat ons te wachten staat tijdens en na een pandemie, laat zich lastig beantwoorden. Toch waagt het SCP een poging in het rapport De sociale staat van Nederland 2020 op hoofdlijnen (te vinden op www.scp.nl).
De SCP-onderzoekers beginnen met een terugblik naar eerdere crisissituaties, zoals de oliecrisis (1981-1982) en de economische crisis van 2008-2013. Wat gebeurde er toen met de economie en wat was de impact daarvan op hoe de meeste Nederlanders hun leven ervaren (kwaliteit van leven)? Dat leidt grofweg tot het volgende patroon. Het duurt steeds enige tijd voor een economische dip gevolgen heeft voor de kwaliteit van leven. Eenzelfde vertraging is te zien bij economisch herstel: pas na enkele jaren is de kwaliteit van leven terug op het oude niveau. De verklaring schuilt in het punt dat veel bedrijven het in aanvang volhouden, waardoor de maatschappelijke gevolgen (werkloosheid, schulden, stress) nog even uitblijven. Pas wanneer de economie is aangetrokken, neemt de werkgelegenheid geleidelijk weer toe. Een wetmatigheid hierbij is dat kwetsbare groepen het meest en het langst in de problemen komen. Een crisis draagt daardoor bij aan grotere sociaaleconomische verschillen. Zoals we weten leidt dat op zijn beurt tot grotere gezondheidsverschillen.
Gevolgen coronacrisis scheef verdeeld
Ten aanzien van de coronacrisis wordt een vergelijkbaar patroon verwacht. Opnieuw blijkt sprake van een zekere vertraging: na de eerste lockdown (zomer 2020) was de tevredenheid met het eigen leven en de eigen financiële situatie nog bijna even hoog als een jaar eerder. De financiële steunpakketten voor bedrijven en zzp’ers verzachten de krimp van de economie. Maar zeker nu opnieuw strengere maatregelen nodig zijn om besmetting te voorkomen, zal de werkgelegenheid onvermijdelijk krimpen. Het SCP verwacht dat specifieke groepen hier het meest last van zullen krijgen. Een gemeenschappelijk kenmerk is hun kwetsbare positie op de arbeidsmarkt.
Lageropgeleiden hebben meer kans om hun baan te verliezen dan hogeropgeleiden, net als in de vorige economische crisis. Ze hebben vaker een flexibel arbeidscontract en werken meer in sectoren die nu klappen krijgen. Dat geldt ook voor migranten met een niet-westerse achtergrond. Hoewel het opleidingsniveau in deze groep geleidelijk stijgt, behoort een relatief groot deel tot de lageropgeleiden.
Zelfstandigen en flexwerkers zijn er in soorten en maten. Bijvoorbeeld een vervangend huisarts heeft nu niet te klagen. Maar een ruim deel van de zzp’ers en flexwerkers is financieel kwetsbaar. Ze zullen hun werk eerder verliezen dan werknemers met een vast dienstverband. Ook mensen met langdurige lichamelijke of mentale beperkingen krijgen het naar verwachting moeilijk. Het SCP wijst erop dat hun kans om weer betaald werk te vinden als ze dat nu verliezen, sterk verminderd is door de afschaffing van de sociale werkvoorziening.
Never waste a good crisis
Net voor de coronacrisis wezen de Commissie Regulering van Werk (In wat voor land willen wij werken?) en de WRR (Het betere werk) er al op dat de verschillen tussen flex en vast te groot worden. Beide adviescolleges adviseren om de regels rondom werk en baanzekerheid bij te stellen. Als er ooit een moment is om deze aanbevelingen in beleid om te zetten is het nu!
Ridder J den, van Campen C van, Josten E, Boelhouwer J. De sociale staat van Nederland 2020 | op hoofdlijnen. Kwaliteit van leven in onzekere tijden. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, 2020.