In alle definities van burn-out staat de mentale uitputtingstoestand centraal. Deze uitputting uit zich in gebrek aan handelingsvermogen (extreme vermoeidheid, 'ik kan niet meer') en handelingsbereidheid (mentale distantie, 'ik wil niet meer'). Burn-out is per definitie werkgerelateerd.1 Dit onderzoek richt zicht op burn-outklachten en verschillen in de mate van deze klachten tussen mannen en vrouwen.
Veel werkenden rapporteren burn-outklachten maar slechts een kleine groep krijgt de diagnose burn-out. Alleen in Nederland is burn-out een officiële diagnose die een bedrijfs- of verzekeringsarts kan vaststellen. Hoewel Nederlands onderzoek uit 2017 onder 72.000 werkenden liet zien dat vrouwen zich veel vaker ziekmelden dan mannen vanwege burn-out (15% versus 9%)2lijkt het verschil in burn-outklachten kleiner (in 2021 19% versus 16%).3 In dit artikel richten we ons alleen op burn-outklachten gemeten met vragenlijsten. Doorgaans worden hiermee gemeten: uitputting (gemeten als (emotionele) uitputting) en distantie (gemeten als depersonalisatie, ‘disengagement’ of mentale distantie). Drie eerdere meta-analyses gericht op gender en scores op burn-outvragenlijsten4-6geven geen eenduidig beeld. Vrouwen hebben in een meta-analyse uit 2010 hogere scores op uitputting en mannen op distantie.4 In meta-analyses onder leraren wordt geen verschil gevonden5 of dat vrouwen alleen een lagere score op persoonlijke bekwaamheid hadden, volgens ouder onderzoek ook een dimensie van burn-out, dan mannen.6
De meta-analyses hebben vier tekortkomingen. Twee van de drie richtten zich alleen op leraren.5-6 Ten tweede werd niet nagegaan of de steekproefomvang wel groot genoeg was om verschillen tussen mannen en vrouwen te onderzoeken. Ten derde keken de meta-analyses nauwelijks naar meetinstrument, land en publicatiedatum. García-Arroyo en collega’s4 analyseerden of land een rol speelt. Maar gendergelijkheid is in veel landen zoals Nederland7 toegenomen. Dus de onderzoeksperiode moet in de vergelijking betrokken worden.
Ten vierde werd niet gekeken naar vergelijkbaarheid tussen de mannen en vrouwen. Op groepsniveau verschillen werkende mannen immers aanzienlijk van werkende vrouwen. Vrouwen werken vaker in de sectoren onderwijs en gezondheidszorg, en vaker parttime.7 Voor een goede vergelijking tussen mannen en vrouwen is daarom een genderperspectief nodig. Dat is wat vroeger onderzoek naar sekseverschillen genoemd werd.8 Echter, de laatste decennia gebruiken we sekse alleen voor biologische kenmerken. Gender verwijst naar de biologische, psychologische, sociale en culturele kenmerken die met mannelijkheid en vrouwelijkheid (en alles daartussen) in verband worden gebracht.9 Onze onderzoeksvragen waren dus:
1. Bestaan er man-vrouwverschillen in de mate van burn-outklachten en in specifieke dimensies van burn-out?
2. Zijn de gevonden verschillen gerelateerd aan:
a. verschillen in gebruikte vragenlijsten voor burn-out,
b. land,
c. onderzoeksperiode of
d. sector?
Methode: literatuurstudie
Het onderzoek is uitgevoerd aan de hand van de PRISMA-richtlijnen (Preferred Reporting Items for Systematic Review and Meta-Analysis).10 De deelnemers aan de studies zijn werkenden. De interventie betreft de afname van een burn-outvragenlijst. De vergelijking betreft mannen versus vrouwen. De uitkomsten betreffen de mate van burn-out op de dimensies uitputting en distantie en de mate van burn-out gemeten met één vraag. Het design betreft een kwantitatieve studie. De inclusiecriteria voor de individuele studies waren:
1. Steekproefomvang > 1.000 (dit levert een minimale power van 80 procent bij een alpha van 0,05 en een aandeel mannen respectievelijk vrouwen tussen 40 en 60 procent).
2. Het aandeel mannen respectievelijk vrouwen is tussen 40 en 60 procent.
3. De onderzoekpopulatie betreft werkenden (inclusief zelfstandigen).
4. Gebruik van gevalideerde vragenlijst voor burn-out (totaalscore) en/of de subdimensies uitputting en distantie.
5. Analyse van man-vrouwverschillen met een relevante statistische test (logistische of lineaire regressieanalyse, ANOVA, t- of chikwadraattest).
6. Gepubliceerd in een peer-reviewed tijdschrift in het Engels in de periode 1980-2021.
De zoekstrategie startte met het opstellen van een ‘search string‘ op basis van een oriënterende search in PubMed, Cinahl en PsycInfo. Sleutelwoorden waren ‘burnout’ OR ‘emotional exchaustion’ OR’ depersonalization’ AND ‘gender’ OR ‘sex.’ MeSH-terms en Cinahl-titels werden gebruikt waar mogelijk. De searches werden uitgevoerd op 25 februari 2021 en 22 maart 2021.
De data-extractie bestond uit: eerste auteur, jaar, populatie (steekproefomvang, percentage vrouwen, leeftijd), meetinstrument voor burn-out (dimensies), statistische verschillen in burn-out (dimensies), confounders, sector en land.
De methodologische kwaliteit werd door de twee auteurs onafhankelijk beoordeeld met de Quality Assessment Tool for Quantitative Studies developed by the Effective Public Health Practice Project (EPHPP).11 Op basis van vijf criteria werden de studies na consensus tussen de beoordelaars ingedeeld in ‘matig’ of ‘zwak’; ‘sterk’ kwam niet voor in onze selectie.
Resultaten: 27 artikelen geïncludeerd
In totaal werden 3.316 artikelen gevonden, waarvan 776 duplicaten werden verwijderd. Na screening van titel, samenvatting en vervolgens het totale artikel werden 106 artikelen verwijderd vanwege een te kleine steekproefomvang en 85 vanwege een te scheve man-vrouwverhouding. Uiteindelijk zijn 27 artikelen geïncludeerd die 44 testen van man-vrouwverschillen weergaven. Een overzicht van de kenmerken van de studies inclusief referenties is opvraagbaar bij de eerste auteur. Iets minder dan de helft van de artikelen (n=12) had een matige onderzoekskwaliteit, de rest (n=15) een zwakke door dwarsdoorsnedeonderzoek en een participatiegraad kleiner dan 40 procent.
Gebruikte vragenlijsten
De meerderheid gebruikte de Maslach Burnout Inventory-General Survey (MBI-GS) om burn-out te meten (n=20). Vier studies hanteerden de MBI Human Services Survey en drie de MBI bestaande uit maar één vraag (twee keer voor uitputting, een keer voor distantie). De overige vragenlijsten die gebruikt werden waren: Copenhagen Burnout Inventory (n=4); Oldenburg Inventory, Pines Burnout Measure, Shirom-Melamed Burnout Questionnaire, Mini Z 2.0 (allen n=1).
Herkomst: landen
De studies kwamen uit een grote diversiteit aan landen, met een oververtegenwoordiging van de Verenigde Staten (VS): VS (n=5); Zweden (n=2); China (n=3). De volgende landen waren met één studie vertegenwoordigd: Canada, Finland, Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Ierland, Hongkong, Zuid-Korea, Nieuw-Zeeland, Australië, Brazilië, Afrika en Syrië. Drie studies betroffen meer dan een land: Canada/Nederland; Nederland/Canada/VS; 11 landen uit verschillende delen van Europa en Turkije. Vanwege de grote diversiteit is vergeleken op basis van een combinatie van werelddeel en land.
Onderzoeksperiode
De meerderheid van de studies was gepubliceerd in de periode 2010-2020 (n=22).
Sector
De meeste studies werden uitgevoerd in de medische sector (n=18), vooral bij artsen (n=9) en in mindere mate bij artsen in opleiding (n=5). Er was maar een studie onder verpleegkundigen. De onderwijssector (n=3), financiële sector (n=2) en maakindustrie (n=2) waren in mindere mate vertegenwoordigd. Drie studies betroffen de algemene beroepsbevolking.
Man-vrouwverschillen in burn-outklachten (onderzoeksvraag 1)
Er werden man-vrouwverschillen gevonden in de mate van burn-outklachten en in specifieke dimensies van burn-out in 24 artikelen en in drie niet. In totaal waren 44 testen uitgevoerd waarvan 32 significante verschillen aantoonden. In 48 procent van de testen scoorden vrouwen hoger op burn-out, in 25 procent mannen en 27 procent van de testen vonden we geen verschillen.
In 20 studies was uitputting getest. Dertien testen (65%) vonden hogere scores voor vrouwen, twee (10%) voor mannen en vijf testen (25%) vonden geen verschillen. Dit patroon was niet afhankelijk van de kwaliteit van de studie: in negen testen in studies van matige kwaliteit (de hoogste kwaliteit in ons onderzoek) werd bij zes (67%) gevonden dat vrouwen hoger scoorden op uitputting en in de overige 11 testen in studies van zwakke kwaliteit bij zeven (64%).
In dertien studies was distantie getest. Zes studies (46%) vonden hogere scores voor mannen, twee (15%) voor vrouwen en vijf (39%) vonden geen man-vrouwverschillen. Dit patroon was enigszins afhankelijk van de kwaliteit van de studie: de zes studies van matige kwaliteit (de hoogste kwaliteit in ons onderzoek) rapporteerden in vergelijking met de zeven studies van zwakke kwaliteit minder vaak een test waarin mannen hoger scoorden (n=2 (33%) versus n=4 (57%)). De studies van matige kwaliteit rapporteerden bovendien relatief vaker een test waarin geen man-vrou verschillen werden gevonden (n=4 (57%) versus n=1 (14%)).
In elf studies werd burn-out met een vraag gemeten. Zes studies vonden (55%) hogere scores voor vrouwen, drie (27%) voor mannen en in twee studies (18%) werden geen verschillen gevonden. Deze bevindingen waren bijna gelijk verdeeld over de studies van matige en die van zwakke kwaliteit.
Man-vrouwverschillen tussen landen of werelddelen (onderzoeksvraag 2b)
Dat vrouwen hoger scoorden op uitputting hing niet samen met het land c.q. werelddeel (figuur 1). Voor distantie was het beeld minder duidelijk (figuur 2). De studies met een vraag voor burn-out waarin de vrouwen hoger scoorden kwamen allemaal uit de VS (geen figuur).
Man-vrouwverschillen naar onderzoeksperiode (onderzoeksvraag 2c)
In het eerste decennium (1990-1999) werd een studie naar uitputting gepubliceerd, hierin scoorden mannen hoger dan vrouwen. In de daaropvolgende twee decennia scoorden vrouwen in de meerderheid van de studies op uitputting hoger dan mannen. Van de dertien studies naar distantie waren er vier gepubliceerd in 1990-2009 die allen hogere scores voor mannen lieten zien.In de negen studies naar distantie gepubliceerd in 2010-2020, vonden twee hogere scores voor vrouwen, twee hogere scores voor mannen en vijf studies geen verschillen. De studies met een vraag voor burn-out werden alleen in 2010-2020 gepubliceerd (geen figuur).
Man-vrouw verschillen binnen sectoren (onderzoeksvraag 2d)
In 24 van de 27 studies was een specifieke sector onderzocht (figuur 3). In alle sectoren behalve de financiële sector hadden vrouwen hogere scores op uitputting. Met betrekking tot distantie werd alleen voor de medische sector en het onderwijs gevonden dat mannen hoger scoorden dan vrouwen. Onder de artsen in opleiding en werkenden in de maakindustrie scoorden vrouwen hoger op distantie of werden geen man-vrouw verschillen gevonden (figuur 3).
Aandachtspunten
Werkende vrouwen scoren internationaal hoger op klachten van uitputting, de kern van burn-outklachten, dan werkende mannen, ook binnen dezelfde sector.
Dit verschil blijft ook overeind als strenge eisen worden gesteld aan de onderzoeksmethodologie.
Mannen tonen burn-outklachten mogelijk meer door afstand van het werk te nemen dan door uitputting.
In dit onderzoek ontbraken data over de diagnose burn-out. Er zijn in ander onderzoek wel aanwijzingen dat in Nederland meer vrouwen zich ziekmelden vanwege een diagnose burn-out dan mannen.
Achterliggende verklaringen voor de verschillen in burn- out(klachten) zoals man-vrouwverschillen in werkkenmerken, persoonlijkheid, coping, parttime werken, zorgtaken en leeftijdsgebonden gevoeligheid konden in dit systematische literatuuronderzoek niet onderzocht worden. Maar ook hier zijn aanwijzingen voor in (internationaal) onderzoek.
Discussie en conclusie
Dit systematisch literatuuronderzoek uitgevoerd in de periode 1980-2021 leverde 27 artikelen op met 44 testen van man-vrouwverschillen in burn-out. Er kan geconcludeerd worden dat vrouwen meer burn-outklachten rapporteren dan mannen, behalve in de financiële sector. Dat is gebaseerd op onderzoek met vragenlijsten naar de kerndimensie van burn-out, uitputting. Hetzelfde wordt gevonden in de studies uit de VS waarin burn-outklachten met een vraag werden gemeten. Echter, mannen scoren in oudere studies van zwakkere kwaliteit juist meer klachten van distantie. Mannen en vrouwen uiten hun burn-outklachten wellicht anders: vrouwen uiten uitputting, mannen gaan afstand nemen van hun werk. Dit verschil in uiting van burn-out wordt vaker gevonden.6,12
Ons onderzoek kent beperkingen. Onze systematische literatuurstudie had geen betrekking op de diagnose burn-out, waarin de man-vrouwverschillen groter lijken dan bij burn-outklachten. Nederlandse huisartsen diagnosticeren twee keer zoveel vrouwen als overspannen (een voorstadium van burn-out) dan mannen,13 wat overeenkomt met de eerder genoemde zelfrapportage van verzuim wegens burn-out. Verder zijn alleen studies gevonden die oudere vragenlijsten voor burn-out gebruikten, vooral de MBI (in Nederland bekend als UBOS). Deze vragenlijsten meten meestal alleen de dimensies uitputting en distantie, maar geen totaalscore voor burn-outklachten. De Burnout Assessment Tool, waarin naast uitputting en distantie ook emotionele en cognitieve ontregeling zijn opgenomen, heeft een betere validiteit en hiermee kan ook een totaalscore voor burn-out berekend worden.1
Sterke punten in ons onderzoek waren de selectie van studies waarin de methodologie robuust genoeg was om man-vrouwverschillen te kunnen onderzoeken, dat vooral de MBI gebruikt is wat de vergelijkbaarheid tussen de studies versterkt, en dat alle studies voor de covid-19-pandemie (die mogelijk een effect op burn-out gehad zou kunnen hebben) zijn uitgevoerd.
Ook binnen dezelfde sector rapporteren vrouwen dus nog steeds meer uitputting dan mannen. We konden met onze beperkte data niet verklaren waardoor dat kwam. Recent werd in een regeringsadvies geconcludeerd dat in Nederland de hogere uitputtingscores van vrouwen op bevolkingsniveau niet alleen samenhangen met sector (vrouwen zijn oververtegenwoordigd in onderwijs en (thuis)zorg), maar ook met het hebben van een parttime baan en zorgtaken.14 Gemiddeld werken Nederlandse vrouwen 10 uur per week minder en besteden ze 9 uur meer aan zorgtaken dan mannen.7 Daarnaast was leeftijd van belang: vrouwen van 25 tot 35 jaar hadden hogere scores op uitputting.14 Een recent literatuuronderzoek attendeert overigens ook op de rol van menopauze bij vrouwen van 45 jaar en ouder. Symptomen van de overgang lijken namelijk sterk op burn-outklachten: vermoeidheid, slaapstoornissen, concentratie- en geheugenverlies en emotionele instabiliteit.15
Mogelijk uiten vrouwen makkelijker klachten van uitputting dan mannen.14 Op basis van ons literatuuronderzoek is het echter moeilijk om hier een uitspraak over te doen: we vonden dat mannen juist vaker klachten van distantie, de tweede dimensie van burn-out, rapporteerden, al was dit bewijs wat zwakker. Naast sector, zijn parttime werken, zorgtaken en leeftijd, maar ook werkomstandigheden, persoonlijkheid en coping,14 aanvullende verklaringen voor man-vrouwverschillen in burn-out die we niet konden onderzoeken. Het is aan te bevelen om in onderzoek naar burn-out minimaal te stratificeren voor leeftijd en geslacht. Bedrijfsartsen, werkgevers en overheid moeten zorgen voor (organisatie)beleid om vrouwen te faciliteren in alle leeftijdsfasen in stressvolle beroepen te kunnen blijven werken.14,16 Bedrijfsartsen en leidinggevenden moeten alert zijn op vroege symptomen van burn-out, waarbij vrouwen mogelijk vaker uitputting uiten en mannen afstand nemen van hun werk. Verder zullen burn-outklachten op grotere schaal voorkomen waar meer vrouwen werken en zouden bedrijfsartsen daar inzet van preventieve interventies14 kunnen stimuleren. Ten slotte moeten bij individuele werkenden (m/v) altijd achterliggende verklaringen voor burn-outklachten verkend worden: parttime werken, zorgtaken, werkomstandigheden, persoonlijkheid en coping.14 Het genderspecifieke probleem is dat deze factoren vaker voorkomen bij vrouwen, waardoor zij vatbaarder zijn voor uitputting. Daarnaast zijn vrouwen van 25-35 jaar vatbaarder voor uitputting, terwijl bij vrouwen rond de 50 jaar aan overgangssymptomen gedacht moet worden. Een genderbenadering dus. Dit onderzoek is zonder specifieke projectfinanciering uitgevoerd in het kader van een uitwisseling tussen de master Work, Health & Career aan Universiteit Maastricht en de master in Global Health aan de Universiteit van Gotenborg, Zweden.
Referenties
1. Schaufeli WB, De Witte H, Desart S. Handleiding Burnout Assessment Tool (BAT) – Versie 2.0. Leuven, België: Intern rapport KU Leuven; 2020.
2. Van Muijen J, Melse E. Whitepaper Nationaal Salarisonderzoek 2017. Amsterdam: Intermediair; 2017.
4. Purvanova RK, Muros JP. Gender differences in burnout: A meta-analysis. J Vocat Behav 2010;77(2):168-185.
5. Yorulmaz Y , Altinkurt Y. The examination of teacher burnout in Turkey: A meta-analysis. Turkish Journal of Education 2018;7(1):34-54.
6. García-Arroyo JA, Osca Segovia A, Peiró JM. Meta-analytical review of teacher burnout across 36 societies: the role of national learning assessments and gender egalitarianism. Psychol Health 2019;34(6):733-753.
7. Sociaal Cultureel Planbureau. Een week in kaart editie 2. Den Haag: SCP, 2019, digitaal.scp.nl/eenweekinkaart2). Geraadpleegd op: 16 augustus 2023.
8. Lagro-Janssen T, Noordenbos G. Sekseverschillen in ziekte en gezondheid. Nijmegen: SUN. 1997.
9. Connell R. Gender, health and theory: conceptualizing the issue, in local and world perspective. Soc Sci Med 2012; 74(11):1675-83.
10. Moher D, Liberati A, Tetzlaff, J et al. Preferred reporting items for systematic reviews and meta-analyses: the PRISMA statement. Ann Int Med 2009;151(4):264-269.
11. Armijo-Olivo S, Stiles CR, Hagen NA et al. Assessment of study quality for systematic reviews: a comparison of the Cochrane Collaboration Risk of Bias Tool and the Effective Public Health Practice Project Quality Assessment Tool: methodological research. J Eval Clin Pract 2012;18(1):12-18.
12. Houkes I, Winants Y, Twellaar M et al. Development of burnout over time and the causal order of the three dimensions of burnout among male and female GPs. A three-wave panel study. BMC Public Health 2011;11(1):1-13.
13. RIVM. Overspannenheid en burn-out | Leeftijd en geslacht. Bilthoven: RIVM 2022, vzinfo.nl/overspannenheid-en-burn-out/leeftijd-en-geslacht. Geraadpleegd op: 16 augustus 2023.
14. Houtman IL, Kraan KO, Rosenkrantz N et al. Oorzaken, gevolgen en risicogroepen van burn-out: Eindrapport. Hoofddorp: TNO 2020.
15. Verdonk P, Bendien E, Appelman Y. Menopause and work: A narrative literature review about menopause, work and health. Work 2022;72(2):483-96.
16. Hasan TF, Turnbull MT, Vatz KA et al. Burnout and attrition: expanding the gender gap in neurology? Neurology 2019;93(23):1002-8.
Samenvatting
Introductie: Resultaten van onderzoek naar gender en burn-out zijn inconsistent, wat verklaard kan worden door methodologische tekortkomingen. Het doel was na te gaan of er man-vrouwverschillen zijn in burn-outscores op vragenlijsten afgenomen bij werkenden, en of deze samenhangen met het meetinstrument, land, de onderzoeksperiode en sector.
Methode: Een systematische literatuurstudie werd uitgevoerd in PubMed, CINAHL en PsycInfo voor de periode 1980 tot maart 2020, inclusief een beoordeling van methodologische kwaliteit.
Resultaten: Van 3.316 artikelen, werden 27 geïncludeerd. De methodologische kwaliteit was matig tot zwak. Vrouwen hadden hogere niveaus van uitputting in vergelijking met mannen, wat niet gerelateerd was aan land, onderzoeksperiode of sector. Mannen scoorden hoger op distantie, maar de resultaten waren inconsistent ten aanzien van onderzoeksperiode en sector. De Maslach Burnout Inventory was het meestgebruikte instrument.
Discussie: De resultaten komen overeen met eerder onderzoek waarin vrouwen meer uitputting, het belangrijkste kenmerk van burn-out, rapporteerden dan mannen. Mannen rapporteren meer distantie, maar het bewijs hiervoor is zwak. Man-vrouwverschillen in werkkenmerken, privéleven en biologische leeftijd spelen mogelijk mee. Bij klachten van uitputting en distantie kunnen deze achterliggende factoren uitgevraagd en aangepakt worden om de ontwikkeling van een burn-out te voorkomen.
▶ Angelique de Rijk is verbonden aan de vakgroep Sociale Geneeskunde, Faculty of Health, Medicine and Life Sciences, Primary Care and Public Health Research Institute (CAPHRI), Maastricht University, Maastrichtangelique.derijk@maastrichtuniversity.nl
▶ Camilla Blomdal is verbonden aan de Sahlgrenska Academy, University of Gothenborg, Göteborg