Waarom is dit onderwerp belangrijk?
‘Het is een onderbelicht onderwerp in de arbeidsgeneeskundige zorg. Het is wel bekend dat de omgeving veel invloed kan hebben op hoe mensen met chronische ziekten en (terugkeer naar) werk omgaan. Maar er is tot nu toe vooral gekeken naar wat collega’s of leidinggevenden kunnen doen, en maar heel weinig naar de invloed van naasten uit de privéomgeving zoals partners, familieleden of vrienden. In eerder onderzoek waren al aanwijzingen gevonden dat de (persoonlijke) sociale context van een werkende met een chronische ziekte een belangrijke invloed hebben op diens arbeidsdeelname en dat cognities en gedrag van de partner een belangrijke rol kunnen spelen bij re-integratie. Dat is de basis geweest om een subsidieaanvraag te doen voor dit onderzoek bij instituut Gak.’
Wat is de achtergrond van dit onderzoek?
‘Het onderzoek was onderdeel van het landelijk onderzoeksprogramma “De chronisch zieke werkende centraal” dat zich richtte op de vraag op welke wijze bedrijfs- en verzekeringsartsen kunnen bijdragen om de chronisch zieke werkende in staat te stellen zo goed mogelijk zijn eigen rol in te vullen als het gaat om werkbehoud en terugkeer naar werk. In het onderzoeksprogramma is een brede definitie van chronische ziekte gebruikt, denk bijvoorbeeld aan werkenden met burn-out, chronische rugklachten, kanker en andere somatische of mentale aandoeningen die langere tijd duren of terugkerend zijn. Binnen dit oprogramma zijn verschillende onderzoeken gedaan. Bijvoorbeeld naar de rol van cognities en percepties van werkenden zelf en naar de rol van de werkomgeving in preventie van uitval en verzuim. Ons onderzoek richtte zich vooral op re-integratie en de invloed die naasten in de thuissituatie daarop kunnen hebben.’
Hoe hebben jullie dat aangepakt
‘We zijn begonnen met literatuuronderzoek. Daarbij hebben we gekeken naar wat er al bekend was over de invloed van naasten. Welke cognities en gedragingen van naasten kunnen een rol spelen bij werkuitkomsten zoals arbeidsparticipatie, verzuim of terugkeer naar werk? Vervolgens hebben we een vragenlijstonderzoek uitgevoerd bij bedrijfs- en verzekeringsartsen om erachter te komen of zij in hun huidige praktijk al aandacht hebben voor de invloed van naasten. In hoeverre vragen ze daarnaar? Wat doen ze er mee? Wat zijn de redenen om het wel of niet uit te vragen? Uit dat onderzoek kwam naar voren dat bedrijfs- en verzekeringsartsen meestal niet of nauwelijks aandacht besteden aan de invloed van naasten. Er wordt wel regelmatig gevraagd of een werknemer praktische steun ontvangt van naasten. Maar niet naar andere factoren die ook van invloed kunnen zijn, zoals emotionele steun of de houding en verwachtingen van naasten tegenover terugkeer naar werk.’
Waarom gebeurt dat niet?
‘Het is niet gebruikelijk en het wordt ook nog niet van de professionals verwacht. Vanuit de organisatie wordt niet gezegd dat het een belangrijk onderwerp is waar elke arts eigenlijk naar zou moeten vragen. We zagen ook dat niet alle professionals weten hoe ze het beste aandacht kunnen besteden aan de invloed van naasten. Zij hebben dit aspect onvoldoende in de vingers om zich er comfortabel bij te voelen. Uit het onderzoek blijkt ook dat artsen het niet in alle situaties relevant vinden om aandacht te besteden aan de invloed van naasten en dat tijdgebrek er ook voor kan zorgen dat ze dit niet doen.’
Is het inderdaad niet altijd nodig?
‘Ik denk dat het klopt dat het niet in alle situaties nodig is om naasten te betrekken. Maar het kan bijvoorbeeld wel belangrijk en waardevol zijn wanneer de werkende zelf moeite heeft om een gesprek te voeren met de professional. Een naaste kan dan heel erg tot steun zijn. Zowel emotioneel, om een werkende op zijn gemak te stellen. Maar ook praktisch, bijvoorbeeld bij het stellen van vragen en onthouden van informatie. Het kan heel handig als er een naaste bij het consult van de bedrijfsarts aanwezig is, net zoals dat al vaak gebeurt bij huisartsen en in de geestelijke gezondheidszorg. Het blijkt dat naasten beter in staat zijn om de werkende te ondersteunen bij het herstel en re-integratieproces, wanneer zij op de hoogte zijn van de plannen die zijn gemaakt. Waarom is het nou belangrijk om te bewegen bij chronische rugklachten bijvoorbeeld. Daarmee kan je voorkomen dat naasten overbeschermend reageren en verkeerde adviezen geven.’
Hoe kunnen artsen dit aanpakken?
‘Als onderdeel van mijn promotieonderzoek heb ik een e-learning cursus ontwikkeld genaamd “Het betrekken van naasten bij arbeidsre-integratie”. Met deze e-learning maken we advies en scholing over het betrekken van naasten in het re-integratieproces toegankelijk voor sociaal geneeskundigen. We geven informatie over de wijze waarop naasten het herstel- en arbeidsre-integratie beïnvloeden. Welk gedrag zien we daarbij. En wat voor cognitieve en interpersoonlijke processen spelen een rol. Maar ook hoe je als professional de invloed van naasten kan verkennen en hoe je hierop kan inspelen om herstel en re-integratie te bevorderen. De naaste kan meekomen naar een gesprek, maar de professional kan de naaste ook op een indirecte wijze betrekken. Bijvoorbeeld door de werkende te adviseren om bepaalde onderwerpen eens met een naaste te bespreken of door informatie mee te geven die de werkende samen met een naaste door kan nemen. De e-learning biedt verschillende handvatten hiervoor en wordt vergezeld door een aantal materialen die professionals in de praktijk kunnen gebruiken.’
En in welke aandoeningsgebieden heeft het betrekken van naasten het meeste effect?
‘Ik denk dat je meer naar situaties moet kijken dan naar aandoeningen. Het is vooral nuttig, en zo ervaren bedrijfs- en verzekeringsartsen het ook, wanneer er sprake is van complexe problematiek, mentale aandoeningen, stagnatie van het herstelproces of wanneer het verzuim langer duurt dan verwacht. Het kan ook zijn dat de werkende hele negatieve verwachtingen heeft over zijn of haar terugkeer naar werk, terwijl dat niet overeenkomt met de verwachtingen van de professionals. Dat zijn echt wel situaties waarin het waardevol kan zijn om als professional wat verder te kijken dan alleen naar de werkende. Waar komen die verwachtingen nou bijvoorbeeld vandaan? En welke processen kunnen daarbij een rol spelen? We zien dat ziektepercepties en verwachtingen over terugkeer naar werk bij partners sterk met elkaar overeenkomen en dat partners elkaar ook beïnvloeden. Dus als de professional zich alleen richt op de werkende, kan het maar zo zijn dat al het goede werk dat tijdens het spreekuur is verricht thuis weer ongedaan wordt gemaakt. Dan zegt de partner bijvoorbeeld: “wat de bedrijfsarts zegt klopt niet, ik zie dat jij nog helemaal niet aan het werk kan.” In dit soort situaties kan het naar ons idee heel goed werken om ook de naasten te betrekken. Als je bijvoorbeeld wil interveniëren op die verwachtingen over terugkeer naar werk.’
Wat vinden werkenden ervan wanneer naasten worden betrokken?
‘Over het algemeen staan ze daar positief tegenover. Wel gaven ze aan dat het altijd de keuze zijn moet van de werkende om wel of niet een naaste te betrekken. En het hangt ook heel erg af van de omstandigheden. Als een werkende het heel spannend vindt om bij de bedrijfsarts op een spreekuur te komen kan het steun bieden wanneer een naaste meekomt. Of als een werkende cognitieve beperkingen heeft en niet goed informatie kan verwerken. Wel zitten er haken en ogen aan. Want de aanwezigheid van een naaste bij een consult kan ook uitdagingen met zich meebrengen, bijvoorbeeld wanneer een naaste overbetrokken of overbeschermend is. Een naaste kan bijvoorbeeld heel erg over aanwezig zijn tijdens het gesprek waardoor de focus meer op de naaste kan komen te liggen dan op de werkende. Ook is het belangrijk dat de naaste niet wordt overbelast. Uiteindelijk moet het altijd gaan om de werkende en zijn of haar herstel, maar zonder de naaste daarbij tekort te doen.’
Wat voor conclusies kunnen we trekken uit jouw promotieonderzoek?
‘Ik denk dat een van de belangrijkste conclusies is dat naasten een belangrijke rol kunnen spelen bij herstel, werk en werkhervatting van werkenden met een chronische ziekte. En dat door hier aandacht aan te besteden, bedrijfs- en verzekeringsartsen deze werkenden beter kunnen ondersteunen bij herstel en re-integratie.’
En hoe moet het nu verder?
‘Uit onze groepsinterviews blijkt onder meer dat veel werkenden überhaupt niet weten dat het mogelijk is om een je partner of familielid te betrekken bij arbeidsgerelateerde zorg. Bij de huisarts of psycholoog is dat al veel meer ingebed en staat het dus ook veel beter op het netvlies van die patiënten. In dat opzicht hebben professionals een belangrijke rol. Zij moeten werkenden inlichten over deze mogelijkheden en wat het kan opleveren.’
Geïnteresseerd in het proefschrift van Nicole Snippen? Download het hier.