‘Heb jij nog bijzondere productiebedrijven voor mij?’, vraagt de collega die stage bij ons gaat lopen. ‘Wat bedoel je precies? Veel productiebedrijven zijn interessant om naar toe te gaan,’ antwoord ik aarzelend. ‘Nou, bedrijven met zwaar werk, giftige stoffen en zo, en een hoog verzuim. Daar valt over te schrijven. Geen verzekeringsmaatschappijen. Die ken ik zo langzamerhand wel,’ klinkt het beslist. ‘Ja, zo’n bedrijf heb ik wel’ zeg ik. ‘En, wanneer ben je klaar met je opleiding tot verzekeringsarts?’ vraag ik nieuwsgierig. ‘Als de beoordeling van de stage en het verslag voldoende zijn, ben ik klaar. Een half jaar eerder dan gepland’ zegt mijn collega trots.
‘Wat rij jij rustig, zeg. Automaat? En je hoort geen motor lopen wanneer we stilstaan. Wat is dit voor aparte wagen?’ Het is een week later en we zijn op weg naar het ‘bijzondere productiebedrijf’. Lachend kijk ik de pronte collega aan. ‘Dit is een hybride. Die hebben een elektromotor en een benzinemotor. Wanneer je rustig rijdt zijn ze heel zuinig.’
Op de deur van de spreekkamer wordt zacht geklopt. De eerste medewerker voor het spreekuur meldt zich. Mijn collega doet snel de deur open. Verrast kijkt zij naar de vriendelijke reus die, met een lengte van 2 meter 5 en een BMI van 37, boven haar uittorent. Haar slanke hand verdwijnt volledig in de voorzichtig uitgestoken groezelige kolenschop van meneer K. Zijn medische voorgeschiedenis vermeldt: diabetes type 2, hypertensie, ernstig overgewicht, beginnende COPD, artrose van de linkerknie, roken en voor nu een longinfectie.
Tijdens het spreekuur spreekt de collega de verbaasd kijkende constructiebankwerker aan op zijn leefstijl en rookgewoontes. Ze zegt dat ‘zijn niet meewerken aan gezondheidsherstel negatieve gevolgen kan hebben voor een eventueel recht op een arbeidsongeschiktheiduitkering later’. Plotseling gaat haar mobiel. Nerveus neemt zij op en verlaat, zich verontschuldigend, de spreekkamer. Even valt er een stilte.
Dan kijkt meneer K. mij glimlachend aan. ‘Da’s een kwaaie’, hoor ik hem opgewekt zeggen. ‘Uw stage-collega leert nog, toch? Misschien eerst iets meer vragen en luisteren en dan pas wat vinden?’, vervolgt hij vriendelijk. De bankwerker vertelt dat hij na het vorige spreekuur is gestopt met roken. De adviezen van huisarts en mij, steun van echtgenote, ook gestopt, en de cursus ‘stop roken’ hadden geholpen. Verder was hij 10 kilo afgevallen. De laatste brief van de obesitasspecialist vermeldde een verdenking op een multifactoriële erfelijke aanleg in de familie voor obesitas. Onderzoek loopt en hij staat nu op de wachtlijst voor een maagverkleining. Omdat zijn longinfectie goed verbeterd is, spreken we af dat hij voorlopig op kantoor gaat werken in de werkvoorbereiding in plaats van als bankwerker in de productie. P&O is al akkoord. Tevreden verlaat meneer K. de spreekkamer.
Bij terugkeer van de collega ruik ik een sigarettenlucht. ‘Ben je buiten gaan roken na het telefoongesprek,’ vraag ik verbaasd. Ze knikt. ‘Dan spreken we het volgende af’, zeg ik rustig. ‘Je stopt met roken. Anders kan het consequenties hebben voor je stagebeoordeling’. Ongeloof en boosheid wisselen zich af in haar ogen. ‘Dat kun je niet maken’, krijg ik bits terug.
‘Nee, natuurlijk kan ik dit niet maken. Meneer K. was verbaasd nadat je hem toe had gesproken. “Da’s een kwaaie”, zei hij vrolijk over je. Maar hij snapt je wel. Met roken is ie al gestopt. En zijn ernstige overgewicht lijkt te maken te hebben met familiaire erfelijke factoren. Waarschijnlijk is fors overgewicht een ziekte waarbij verschillende oorzaken een belangrijke rol spelen.
Net als elke arts heb je als bedrijfsarts een voorbeeldfunctie. Zeker bij het geven van leefstijladviezen. Eerst vraag je naar klachten, behandelingen, het werk en de privésituatie. Daarna geef je pas adviezen, bijvoorbeeld over leefstijl.’
‘Mijn ex belde me onverwacht. Was een lastig gesprek. Ben een tijdje geleden weer begonnen met roken, ja. Nou, mooie ben jij zeg. Ik schrok echt van je opmerking over het roken en mijn stagebeoordeling. Maar je hebt een punt. Normaal ben ik niet zo’n kwaaie hoor,’ krijg ik met een grijns terug.
Zes weken later lees ik het stageverslag. De arbodienststage was interessant en leerzaam geweest. Ze had het nodige geleerd en de bedrijfsbezoeken en het spreekuren draaien waren haar goed bevallen. Met dank aan de ‘toch niet zo kwaaie’ stagebegeleider.
Tjalling Hon, bedrijfsarts niet-praktiserend